HANNA VAN SOLINGE
Eind augustus kondigde de Russische president Poetin in een tv-toespraak zijn definitieve plannen voor een grondige hervorming van het Russische pensioenstelsel aan. De pensioenleeftijd gaat fors omhoog: voor vrouwen van 55 naar 60 en voor mannen van 60 naar 65 jaar. De hervormingen zijn zeer impopulair en brachten duizenden Russen op de been. Een belangrijk argument van tegenstanders is de lage levensverwachting in Rusland. Men is woedend omdat de nieuwe pensioenleeftijd haast gelijk zou zijn aan de levensverwachting. Uit de meest recente cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) blijkt dat de levensverwachting bij geboorte – beter bekend als de gemiddelde levensverwachting – voor mannen 66,4 jaar en voor vrouwen 77,2 jaar is in Rusland. Op basis van deze cijfers kon men in Nederlandse kranten alarmerende krantenkoppen tegenkomen, zoals ‘Van het werk naar het graf’ en ‘Russische man geniet straks 1,5 jaar van pensioen’. De zaak ligt echter wel wat genuanceerder.
In vergelijking met andere Europese landen heeft Rusland inderdaad een lage levensverwachting. Dit wordt onder andere toegeschreven aan het hoge alcoholgebruik, vooral van mannen. Het gaat daarbij niet alleen om alcoholvergiftigingen en leveraandoeningen, maar ook om zelfmoorden, ongelukken en vechtpartijen waarbij drank in het spel is. Hierdoor is de sterfte onder mannen vanaf ongeveer hun 20ste levensjaar flink hoger dan in andere landen. Een aanzienlijk deel van de Russen haalt de pensioenleeftijd niet, en dat aandeel is stukken hoger dan in de andere Europese landen (zie figuur 1).
Van de Russische mannen overlijdt 30 procent voordat men de 60-64 jarige leeftijd heeft bereikt. Nergens anders in Europa is dat percentage zo hoog. In Nederland, en in koplopers Zwitserland, Zweden en Noorwegen ligt die kans op of onder de 7 procent. De situatie van de Russische vrouwen is iets rooskleuriger: 12 procent haalt de nieuwe pensioenleeftijd niet. Maar ook zij scoren in vergelijking met de overige Europese landen slecht. Degenen die de pensioenleeftijd wél bereiken – 70 procent van de mannen en 88 procent van de vrouwen – kunnen naar verwachting toch nog wel wat jaartjes van hun pensioen genieten: gemiddeld nog 16,1 (mannen) en 21,8 jaar (vrouwen). Ook hier heeft Rusland een plaats onderaan de Europese ladder (figuur 2).
Echter, de verschillen met andere Oost-Europese landen zijn niet erg groot. Het beeld dat bijna niemand in Rusland straks nog pensioen krijgt klopt dus niet. Dat neemt niet weg dat de verhoging van de pensioenleeftijd veel mensen pijn zal doen. Anders dan in bijvoorbeeld Nederland, valt van het gemiddelde staatspensioen in Rusland (omgerekend zo’n 200 euro per maand) niet te leven. Omdat slechts weinigen een aanvullend pensioen hebben, moeten veel mensen daarnaast nog tot hoge leeftijd blijven werken. Met het loon van dat soort baantjes én het staatspensioen bij elkaar, kunnen mensen vaak net het hoofd boven water houden. En dan is het begrijpelijk dat men massaal de straat op gaat.
Hanna van Solinge, NIDI, e-mail: solinge@nidi.nl