‘Snowflakes’ worden ze in debatten in de media graag denigrerend genoemd, jonge Nederlanders die zich beklagen over hun huidige maatschappelijke positie en hun mogelijkheden om op eigen benen te gaan staan. Anderzijds wordt diezelfde jonge generatie regelmatig een gebrek aan realiteitszin verweten. Jongeren zouden lijden aan het ‘Peter- Pan-syndroom’ en volwassen keuzes het liefst zo lang mogelijk uitstellen. Hoe zit het nu werkelijk? Stellen jongeren zich aan? Daar waar het hun werkzame leven betreft tonen gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat er wel degelijk iets aan de hand is.
De Nederlandse arbeidsmarkt is de afgelopen decennia in rap tempo ‘geflexibiliseerd’. Tegenwoordig heeft één op de vijf werknemers in Nederland een flexibele arbeidsrelatie met zijn of haar werkgever. Er is volgens het CBS sprake van een flexibele arbeidsrelatie wanneer de overeenkomst tussen werknemer en werkgever minder baan- en inkomenszekerheid biedt dan eentje op basis van een ‘vast’ contract. De term ‘flexwerker’ verwijst dus naar een tamelijk heterogene groep werknemers die ofwel werkzaam zijn op basis van een tijdelijk dienstverband (bepaalde duur), als oproep- of uitzendkracht of op basis van een dienstverband zonder gegarandeerde uren (het 0-uren contract). In Nederland zijn het vooral werknemers onder de 35 jaar die werkzaam zijn op basis van een flexibele arbeidsovereenkomst.
Intrede op de arbeidsmarkt was natuurlijk altijd al een spannende en onzekere periode in de levensloop. En in de meeste gevallen volgt na een periode van flexibele arbeidsrelaties meer financiële stabiliteit in de vorm van een vast dienstverband. Maar bij jongere generaties gebeurt dit wel pas op latere leeftijd dan bij de (wat) oudere generaties (zie de figuur). Een aanzienlijk deel van hen werkt tot laat in de twintig in een flexibel dienstverband. Daarbij lijkt voor een bepaalde groep werknemers, met name zij die routinematig of lager geschoold werk uitvoeren, een flexibel dienstverband de nieuwe norm te worden.
In het publieke debat wordt de groei in het aandeel jonge flexwerkers soms verklaard vanuit het idee dat jonge werknemers behoefte hebben aan een andersoortige relatie met hun werkgever. Voor flexibele werknemers ouder dan 25 lijkt dit argument echter niet op te gaan. Uit vragenlijstgegevens van TNO blijkt dat slechts Jonge werknemers in een flexibele arbeidsmarkt De start van het werkzame leven verandert. Jonge werknemers hebben tot op latere leeftijd een flexibele arbeidsrelatie met hun werkgever. Hierdoor genieten zij aan het begin van hun volwassen leven minder baan- en inkomenszekerheid dan voorgaande generaties. een klein deel van de flexwerkers tussen de 25-45 jaar flexibiliteit prefereert boven een vast contract. Flexwerk heeft voor werknemers een aantal belangrijke nadelen. Zo ontvangen flexibel aangestelde werknemers gemiddeld minder loon en blijft de groei van dit loon achter bij dat van vaste krachten. Daarnaast is het voor flexwerkers moeilijker om door te groeien vanuit hun huidige functie en wordt er doorgaans minder in hen geïnvesteerd als het gaat om training en opleiding. Daar waar het hun werkzame leven betreft maken die ‘zeurende sneeuwvlokjes’ dus eigenlijk wel een goed onderbouwd punt.
Lin Rouvroye, NIDI-KNAW en Rijksuniversiteit Groningen, e-mail : rouvroye@nidi.nl
Literatuur
- Schippers, J. (2019), Jongeren en de arbeidsmarkt van (over)morgen. Arnhem: NSvP.