De komende jaren wordt het pensioenstelsel grondig vernieuwd. Daarbij wordt het steeds belangrijker om te weten of je zelf actie moet ondernemen om een goed pensioen op te bouwen. Dit geldt in het bijzonder voor zelfstandigen die niet automatisch zijn aangesloten bij een pensioenfonds. Maar ook voor werknemers die mogelijk blindelings vertrouwen op hun pensioenfonds is het zinnig om zich op gezette tijden te verdiepen in hun pensioen om op latere leeftijd niet bedrogen uit te komen. Maar hoe staat het met de basale pensioenkennis in Nederland? De NIDI-Netspar Pensioenmonitor geeft uitsluitsel. In februari 2021 hebben we 2.745 respondenten gevraagd naar hun pensioenkennis en in welke mate zij de discussie rond het nieuwe pensioenstelsel volgen. De term AOW is ruim bekend: slechts 9 procent van de respondenten weet niet wat dit betekent. Maar het wordt al moeilijker als het om ‘aanvullend pensioen’ gaat: 20 procent kent dit begrip niet. Ook het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) dat vele pensioendeelnemers toch jaarlijks moeten krijgen, is een begrip dat 32 procent van de deelnemers niets zegt. Slechts een op de drie pensioendeelnemers kan de term UPO naar eigen zeggen vrij precies duiden.
Is dit erg? Dat hangt ervan af. Niet iedereen hoeft bekend te zijn met het vakjargon van de pensioenindustrie. Maar het wordt anders als die pensioenkennis scheef verdeeld is. Je hoopt uiteraard dat zeker wie in een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt verkeert, zoals laagopgeleiden, zzp’ers en parttimers iets weet over het pensioen. Dit geldt des te meer omdat een mogelijk pensioentekort zich later in de arbeidsloopbaan moeilijk laat corrigeren. Daarnaast is het in je eigen belang dat je vanaf het moment dat je (verplicht) voor je pensioen spaart je iets weet over het geld dat namens jou wordt beheerd door de pensioenfondsen. De figuur laat zien hoe sterk die interesse verschilt naar geslacht en leeftijd.
Opvallend is dat jongeren (15-24 jaar, ongeveer generatie Z) en oudere jongeren (25-34 jaar, millennials) de discussies rond het nieuwe pensioenstelsel eigenlijk totaal niet volgen; pas bij de oudere leeftijdsgroepen (vanaf 55 jaar) zien we enige interesse. Over de gehele linie zijn vrouwen veel minder in het pensioendebat geïnteresseerd dan mannen. Gezien het gestegen onderwijsniveau en de toegenomen arbeidsdeelname van vrouwen zou je, zeker voor de jongere generaties, meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen verwachten. Deze gelijkheid is in de jongste leeftijdsgroep groter, maar kenmerkt zich door een grote desinteresse: 83 procent van de jonge vrouwen volgt het debat totaal niet en nauwelijks één procent van hen volgt het debat ‘redelijk tot zeer goed’. De jongere mannen hebben iets minder desinteresse (78%) en van hen geeft vijf procent aan dat ze het debat erg goed volgen. De cijfers laten zien dat de belangstelling voor pensioen toeneemt naarmate men ouder wordt, maar het beeld is toch dat pensioen niet alleen voor de meeste jongeren een ver-van-mijn-bed-show is, maar ook dat pensioen voor alle generaties nog steeds overwegend een mannending is.
Harry van Dalen, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen en Tilburg University, e-mail: dalen@nidi.nl
Kène Henkens, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit van Amsterdam, e-mail: henkens@nidi.nl