Foto: Peter van der Sijde / Beeldbank RUG

Studiekeuzes van jongeren met een migratieachtergrond

FRANK VAN TUBERGEN | 26 augustus 2022 | DEMOS jaargang 38, nummer 7 - July/august 2022
In de afgelopen jaren is veel onderzoek gedaan naar de onderwijsachterstanden van jongeren met een migratieachtergrond. Weinig is echter bekend over hun opleidingsrichting. Zijn er verschillen tussen jongeren met en zonder migratieachtergrond in hun studiekeuze? En zijn hun studiekeuzes veranderd in de tijd?

Na het behalen van hun middelbareschooldiploma, kiezen veel jongeren voor een vervolgopleiding. Wat ze kunnen kiezen, hangt af van hun vooropleiding. Wie in Nederland een vmboopleiding heeft afgerond, kan doorstromen naar het mbo. De havisten kunnen de overstap maken naar het hbo (of mbo). En wie een vwo-diploma heeft behaald mag naar de universiteit. Maar afgezien daarvan, valt er genoeg te kiezen. Wie voor het mbo gaat, kan bijvoorbeeld een opleiding volgen tot kapper, financieel medewerker, wijkverpleegkundige of glaszetter. Er zijn hboopleidingen in onder meer fysiotherapie, ICT, journalistiek, basisonderwijs, en werktuigbouwkunde. En op de universiteiten lopen de studies uiteen van natuurkunde tot archeologie; van tandheelkunde tot sociologie – er is keuze uit tientallen verschillende studies.

Uit eerder onderzoek is naar voren gekomen dat er sterke verschillen zijn tussen jongens en meisjes in hun studiekeuze. In Nederland kiezen jongens veel vaker voor een technische studie dan meisjes, zowel op het mbo, hbo als op de universiteit. Meisjes zijn grotendeels afwezig bij opleidingen als mbo-metaalbewerking, hbowerktuigbouwkunde en informatica. De afgelopen decennia is de ondervertegenwoordiging van meisjes in de technische opleidingen wel iets afgenomen.

Etnische verschillen in studiekeuzes

Opvallend weinig onderzoek is gedaan naar etnische verschillen in studiekeuzes. Dat is opmerkelijk, omdat jongeren met een migratieachtergrond een steeds groter deel vormen van de populatie in Nederland. Maken zij andere keuzes dan jongeren zonder een migratieachtergrond?

Om een antwoord te krijgen op die vraag, is in een nieuwe studie onderzocht wat de studiekeuzes zijn van mensen met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond. Omdat de meeste immigranten hun opleiding hebben afgerond als zij aankomen in Nederland, is gekeken naar de ‘tweede generatie’: mensen die in Nederland zijn geboren, maar waarvan ten minste één ouder is geboren in het buitenland. De tweede generatie heeft dus in potentie de kans om hetzelfde onderwijstraject te doorlopen als mensen zonder een migratieachtergrond.

Studiekeuzes van vrouwen

In figuur 1 staan de bevindingen voor vrouwen en mannen. Opvallend is, ten eerste, dat vrouwen uit de tweede generatie veel vaker kiezen voor een opleiding in het profiel ‘recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening’ dan vrouwen zonder migratieachtergrond. Onder tweede generatie Turkse en Marokkaanse vrouwen kiest 43 procent daarvoor; onder Surinaamse en Antilliaanse meisjes is dat 36 procent. Slechts 25 procent van de vrouwen zonder migratieachtergrond maakt die keuze.

Figuur 1. Opleidingsrichtingen van vrouwen en mannen in Nederland naar migratieherkomst*, 2003-2018

Een ander belangrijk verschil is dat vrouwen uit de tweede generatie minder vaak kiezen voor een opleiding in het onderwijs. Van de Turkse en Marokkaanse vrouwen maakt 9 procent die keuze, van de Surinaamse en Antilliaanse vrouwen is dat slechts 7 procent. Dat is aanmerkelijk lager dan de 12 procent van de vrouwen zonder migratieachtergrond. En, ten slotte, ook in de technische studies zijn minder vrouwen uit de tweede generatie te vinden dan vrouwen zonder migratie achtergrond. Met name vrouwen van Turkse of Marokkaanse afkomst zijn ondervertegenwoordigd.

Wat is het beeld voor mannen?

Figuur 1 laat zien dat, ook onder mannen, degenen met een migratieachtergrond vaker kiezen voor een opleiding in het cluster ‘recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening.’ Van de tweede generatie Turkse en Marokkaanse mannen kiest 41 procent een opleiding in dat profiel; onder mannen met een Surinaamse of Antilliaanse afkomst is dat 33 procent. Ter vergelijking: onder mannen zonder migratieachtergrond is dat slechts 25 procent.

Ook bij mannen zien we dat de tweede generatie minder vaak een opleiding in het onderwijs kiest. En ook de bètastudies en technische opleidingen zijn onder mannen met een migratieachtergrond aanzienlijk minder populair (circa 32 procent kiest daarvoor) dan bij mannen zonder migratieachtergrond (44 procent).

Veranderde studievoorkeuren?

Het is mogelijk dat de studievoorkeuren zijn verschoven in de tijd. Om dit te onderzoeken, is een vergelijking gemaakt tussen twee geboortecohorten: vrouwen en mannen geboren in de periode 1970-1979, en vrouwen en mannen geboren in de periode 1980-1989. In figuur 2 staan de resultaten gepresenteerd voor drie studieprofielen. Opvallend is de dalende populariteit van de richting ‘recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening’ onder vrouwen zonder migratieachtergrond. Uit deze groep koos 30 procent voor die richting wanneer zij zijn geboren in de jaren 70, terwijl onder het jongere geboortecohort dit is gedaald tot 22 procent. Bij vrouwen uit de tweede generatie blijft deze richting onverminderd populair.

Figuur 2. Opleidingsrichtingen van vrouwen en mannen in Nederland naar migratieherkomst* en geboortecohort

Een andere verschuiving betreft de keuze voor technische studies. Vrouwen, en dan vooral degenen van de tweede generatie, kiezen minder vaak voor deze richting. Vergelijkingen tussen geboortecohorten laat zien dat deze impopulariteit toeneemt. Onder tweede generatie vrouwen met een Turkse of Marokkaanse herkomst daalde het percentage dat een technische studie afrondde van zes procent (geboortecohort 1970-79) naar drie procent (geboortecohort 1980-89). Onder Surinaamse en Antilliaanse vrouwen nam dit percentage af van zeven procent naar vijf procent.

Zijn de studievoorkeuren van mannen verschoven tussen geboortecohorten? Net als onder vrouwen, blijkt ook bij mannen zonder migratieachtergrond de belangstelling voor het profiel ‘recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening’ af te nemen – van 28 procent met een diploma in die richting (cohort 1970-79) naar 24 procent (cohort 1980-89). Bij tweede generatie Turkse mannen nam de interesse voor deze richting juist toe: van 37 naar 44 procent.

Opvallend is verder dat mannen uit de tweede generatie technische studies steeds vaker links laten liggen. Onder de Turkse en Marokkaanse mannen uit het geboortecohort 1970-79 koos 35 procent voor dit profiel, in de generatie geboren in de jaren 1980-89 was dit nog maar 30 procent. Ook onder Surinaamse en Antilliaanse jongeren is er sprake van afnemende belangstelling, terwijl onder jongeren zonder migratieachtergrond technische richtingen even populair blijven.

Wat is de verklaring?

Het is mogelijk dat deze verschillen in studiekeuzes tot stand komen doordat mensen met en zonder migratieachtergrond op verschillende niveaus een opleiding volgen. Zo zijn jongeren met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond oververtegenwoordigd in het mbo en ondervertegenwoordigd op de universiteit. Echter, uit een nadere analyse, waarin rekening is gehouden met opleidingsniveau, alsook geboortecohort en jaar van onderzoek, blijkt dat de eerder geconstateerde verschillen in studiekeuzes daardoor niet verklaard kunnen worden. Op elk niveau (mbo, hbo, universiteit) kiezen mannen en vrouwen met een migratieachtergrond vaker voor studies in het profiel ‘recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening’, en minder vaak ‘onderwijs’ en ‘bèta, techniek en landbouw.’

Hoe vallen deze verschillen dan wel te verklaren? Dat is gissen. In de literatuur worden verschillende redenen genoemd die jongeren geven in hun keuze voor een studie. Eén daarvan is het materiële beroepsperspectief: studies die opleiden tot een baan waarin veel geld valt te verdienen, of die veel aanzien en prestige genieten, worden als aantrekkelijker ervaren. Maar dat economische motief is niet voor alle jongeren in gelijke mate van belang. Uit eerder onderzoek komt naar voren dat dat vooral speelt voor jongeren met een lagere sociaaleconomische achtergrond. Mogelijk is dit een verklaring voor het feit dat de tweedegeneratie oververtegenwoordigd is in het profiel ‘recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening’, aangezien deze vaker opleiden tot banen met een goed inkomen en een hoog prestige.

Seksesegregatie in studiekeuzes

Een andere hypothese uit de literatuur is dat jongeren studierichtingen kiezen op grond van sekserollen. Jongens kiezen voor technische studies, meisjes voor opleidingen in het profiel gezondheid en welzijn. Als deze keuzes inderdaad zijn ingegeven door traditionele opvattingen over man-vrouw rollen, dan zou een logische verwachting zijn dat deze seksesegregatie in studiekeuzes nog sterker is onder jongeren met een migratieachtergrond. Immers, uit eerdere studies blijkt dat deze jongeren conservatievere waarden hebben met betrekking tot genderrollen.

Om die hypothese te onderzoeken, is gekeken naar de seksesegregatie in studierichtingen naar migratieachtergrond. In figuur 3 staan de resultaten, uitgedrukt in de zogenaamde ‘dissimilariteitsindex’. Deze index drukt uit hoeveel procent van een bepaalde groep (mannen en/of vrouwen) een andere studierichting zou moeten kiezen, alvorens de verhouding man/vrouw over alle opleidingen gelijk zou worden. Een score van 0 procent betekent dus dat de man/vrouw verhouding volledig in balans is over alle opleidingen. Een score van 100 duidt op complete seksesegregatie in studierichtingen.

Figuur 3. Seksesegregatie in opleidingsrichting, naar migratieachtergrond* en onderwijsniveau (dissimilariteitsindex, 0-100)

Figuur 3 laat zien dat onder mannen zonder een migratieachtergrond maar liefst 37 procent een andere keuze zou moeten maken om de genderbalans gelijk te krijgen. Een verrassende bevinding is dat dit percentage lager ligt bij jongeren met een Turkse of Marokkaanse achtergrond (32 procent) en het laagst bij jongeren met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond (28 procent). Kortom, er is minder seksesegregatie in studiekeuzes onder jongeren uit de tweede generatie dan onder jongeren zonder migratieachtergrond. Dit patroon blijkt op alle niveaus (mbo, hbo, universiteit) op te gaan.

Conclusie

Concluderend, uit deze studie blijkt dat er niet alleen sprake is van sekseverschillen in studiekeuzes. Ook migratieachtergrond blijkt een rol te spelen. Jongeren die in Nederland zijn geboren, en waarvan de ouders afkomstig zijn uit Turkije, Marokko, Suriname of Antillen, kiezen vaker voor opleidingen uit het profiel ‘recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening’, en minder vaak voor ‘onderwijs’ en ‘bèta, techniek en landbouw.’ Opvallend is dat de verschillen tussen de opleidingskeuze van jongens en meisjes uit deze groepen minder groot zijn dan tussen die van jongens en meisjes zonder migratieachtergrond.

Frank van Tubergen, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit Utrecht, e-mail: f.vantubergen@uu.nl

Literatuur

  • Tubergen, F. van (2022), Ethnic segregation across fields of study in the Netherlands. In: E. Smyth en M. Darmody (red.), Migrant youth at the crossroads after leaving school: migrant resilience. New York and Abingdon: Routledge.
KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.