De berichtgeving over migratiestromen boezemt vaak angst in onder de bevolking. Voor populisten zijn immigratie en het bredere thema ‘globalisering’ dan ook dankbare onderwerpen om de verkiezingen mee in te gaan. Bij de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten (VS) moesten velen erkennen dat globalisering niet alleen voordelen oplevert maar ook verliezen teweeg kan brengen. Die verdelingseffecten worden vooral gevoeld door de middenen lagere klassen op de arbeidsmarkt en wat is er makkelijker dan uit protest of instemming mee te gaan met een politicus die een muur om de VS wilde bouwen. De opkomst van politici als Donald Trump en Boris Johnson zou men als het bewijs kunnen zien dat niet alleen globalisering zelf een verwaarloosd probleem is, maar dat de polarisatie die gepaard gaat met globalisering een nog veel groter probleem kan zijn. Zeker in de EU kan dit tot problemen leiden, omdat de eenheid binnen Europa altijd fragiel is en de Europese Commissie de lappendeken van staten voortdurend moet coördineren om tot beleidsvorming te komen. In dat opzicht is het van belang om te zien wat de Europese burger vindt de effecten van immigratie. Zien bijvoorbeeld lager geschoolden meer nadelen dan hooggeschoolden? Om een overzicht te krijgen van hoe de Europese burger in het migratiedebat staat, wordt daarom aan de hand van Europese surveydata (zie kader) de voorkeur voor en afkeer van immigratie, die verschillende lagen van de bevolking hebben in kaart gebracht.
Invloed immigratie op samenleving
Immigratie kan op verschillende wijze invloed uitoefenen op de kijk van burgers. Zo mogen alle personen met een nationaliteit van de landen van de Europese Economisch Ruimte (landen van de EU, Liechtenstein, Noorwegen, IJsland en Zwitserland) tussen deze landen vrij reizen, wonen en werken zonder visum of verblijfsvergunning. Het is een vrijheid die aan de basis ligt van de Europese gedachte. En het is een gedachte die je als toerist, student of werknemer erg zal aanspreken, mocht men de grens over willen voor recreatie, studie of werk. Waar we hier echter de aandacht op richten, is hoe EU-burgers naar de komst van immigranten van buiten de EU kijken. Dit gedeelte van het EU-migratiebeleid omvat het verminderen van stimulansen voor illegale migratie, het redden van levens, het versterken van de buitengrenzen, een gemeenschappelijk asielbeleid en het nadenken over hoe legale immigratie van buiten de EU verbeterd kan worden. Vooral landen aan de zuidelijke grenzen van Europa hebben het idee dat ze buitenproportioneel opdraaien voor de integratie van immigranten die via de Middellandse Zeeroute Europa binnenkomen, alsook voor de kosten die hiermee gemoeid zijn. Kortom, de manier waarop men de effecten van immigratie beziet, zullen voor een belangrijk deel afhangen van hoe sterk men zich verbonden voelt met het land waar men woont (en vaak ook geboren is) en van de mate waarin men zich verbonden voelt met Europa. Dat laatste zou het oordeel over het Europese migratiebeleid vooral sterk kunnen beïnvloeden, omdat Europese burgers die een identiteit delen minder barrières zullen willen opwerpen en immigratie eerder als een wenselijk onderdeel van de Unie zullen zien.
Figuur 1 brengt in kaart hoe sterk of zwak burgers in verschillende landen emotioneel gehecht zijn aan hun woonland, maar ook aan Europa als geheel. Zoals verwacht overtreft in alle landen de gemiddelde gehechtheid aan het eigen land de gehechtheid aan Europa. Servische burgers hechten het minst aan Europa, terwijl Hongaarse burgers de sterkste band met Europa rapporteren. Dit is opvallend, omdat president Victor Orbán niet bepaald de Europese waarden praktiseert. De burgers met de sterkste band met hun eigen land zijn echter de Denen, op de voet gevolgd door de Finnen. Tot slot valt op hoe laag de hechting aan het eigen land is in Nederland en het Verenigd Koninkrijk (VK). De ophef en teleurstelling rond Brexit, die op het moment van dit onderzoek nog echt beklonken moest worden, zal niet vreemd zijn aan de geringe verbondenheid van de Britten met hun land. De geringe identificatie van Nederlandse burgers is wellicht terug te voeren op het haperende vertrouwen in Nederlandse overheid en samenleving.
Het ligt in de lijn der verwachting dat de mate waarin men gehecht is aan het eigen land van invloed is op hoe men naar nieuwkomers kijkt. Wie zich sterk identificeert met het eigen land, zal een groeiende groep immigranten eerder met gemengde gevoelens beoordelen. In het onderzoek beoordelen de respondenten in de verschillende landen de invloed van immigratie op drie domeinen: op de economie, het culturele leven en de woonomstandigheden. Tabel 1 bevat de uitkomsten hiervan in een notendop.
De eerste rij toont de gemiddelde waarden voor de drie domeinen voor alle respondenten in de 29 landen. Hieruit blijkt dat de gemiddelde Europese burger tamelijk neutraal staat tegenover de komst van immigranten, waarbij vooral het culturele leven nog als domein wordt gezien dat een beetje profijt heeft van immigratie. De woonomstandigheden staan relatief gezien nog het meest onder druk door immigratie, wellicht omdat dit het meest concrete domein is voor burgers. De enige landen die in positieve zin opvallen zijn Zweden en IJsland, waar men positief is over de invloed van immigratie op alle drie domeinen. In negatieve zin springen vooral de Hongaren eruit: zij zien over de volle breedte negatieve effecten van immigratie. De sterke identificatie van Hongarije met Europa (zie figuur 1) lijkt in dat opzicht niet gerelateerd te zijn aan hun mening jegens immigratie.
Om enig gevoel te krijgen voor de elementen die een sterke rol spelen in het oordeel, bevat tabel 1 de waardering voor immigratie, uitgesplitst naar een aantal relevante kenmerken van burgers. Waar burgers zich het sterkst mee identificeren – Europa of het eigen land – maakt veel verschil. Wie zich veel sterker aan Europa hecht dan zijn eigen land, is gemiddeld positiever over immigratie. Wie sterker hecht aan het eigen land dan Europa, heeft gemiddeld een negatief oordeel. Soortgelijke verschillen zien we ook voor het vertrouwen in andere mensen en de politieke oriëntatie. Wie andere mensen volledig vertrouwt, staat veel positiever tegenover immigratie dan de burger met een diep wantrouwen. Uiterst linkse burgers zijn gematigd positief over migratie terwijl uiterst rechtse burgers immigratie als negatief beoordelen.
Tot slot kan het opleidingseffect niet onvermeld blijven: hoger opgeleide burgers staan positiever tegenover immigratie dan lager opgeleide burgers. Wellicht dat hoger opgeleiden minder angst hebben voor de concurrentie vanuit het buitenland, terwijl voor lager opgeleiden immigratie de lonen en werkgelegenheid meer onder druk zet. Tabel 1 vestigt de aandacht op de uitersten (uiterst links of rechts, laag of hoog opgeleid). De meeste mensen zijn echter gematigder (centrumlinks of centrumrechts, gemiddeld opgeleid). Daarom komen de onderliggende verschillen nauwelijks tot uiting in de gemiddelden voor de totale steekproef. Om enige houvast te geven hoe de gemiddelde Nederlander tegen immigratie aankijkt is deze ook toegevoegd in de onderste rij.
Beleid immigranten van buiten Europa
Een oordeel over immigratie gaat vaak gepaard met een voorkeur voor een bepaald migratiebeleid, variërend van alle grenzen open, meer gematigd en selectief, of de grenzen volledig dicht. In het onderzoek onder Europese burgers is een soortgelijke vraag voorgelegd, namelijk wat de regering van het land in kwestie zou moeten doen met betrekking tot mensen uit armere landen buiten Europa die in het bewuste land komen wonen. Tabel 2 laat de vier mogelijke keuzes zien, variërend van ‘velen toelaten’ tot ‘niemand toelaten’.
De percentages in tabel 2 (bovenste rij) laten zien dat 11 procent van de Europese burgers voor ‘de grenzen open’ (vele toelaten) kiest en 12 procent voor ‘de grenzen dicht’ (niemand toelaten). Net als in tabel 1 blijken de kenmerken van burgers van groot belang voor hun mening over het migratiebeleid. Wie zeer aan zijn eigen land is gehecht, is sneller geneigd om de grenzen op slot te willen gooien (27%); in iets minder mate geldt dat ook voor wantrouwende, uiterst rechtse en lager opgeleide burgers. In het onderzoek wordt ook de voorkeur voor twee specifieke soorten immigranten gevraagd: immigranten met dezelfde huidskleur of etniciteit en immigranten met een andere huidskleur of etniciteit. Daaruit blijkt dat hoe sterker de migrant op de inheemse bevolking lijkt, des te opener men zich jegens het migratiebeleid opstelt: voor soortgelijke migranten kiest 26 procent voor open grenzen en zes procent voor gesloten grenzen.
Achter deze percentages gaan echter ook grote verschillen tussen landen schuil (zie figuur 2). Het Hongarije van Viktor Orbán kent een sterk antiimmigratiebeleid en als enig Europees land in dit onderzoek staat de meerderheid van de bevolking (58%) achter een ‘grenzen dicht’-beleid. Burgers in landen als Bulgarije en Tsjechië neigen ook naar gesloten grenzen, met respectievelijk 39 en 43 procent van de bevolking die voor ‘gesloten grenzen’ is. Landen met een sterke voorkeur voor ‘open grenzen’ zijn IJsland (42% kiest deze optie), Zweden (33%) en Spanje (29%).
Conclusie
Het onder de loep nemen van meningen over immigratie onder Europese burgers kan ontnuchterend werken, omdat het publieke debat over migratie nogal eens wil ontaarden in een welles-nietes spelletje. Het ene kamp zegt dat immigratie de verzorgingsstaat uitholt en dat de verworven arbeidsrechten van de bevolking worden verzwakt, terwijl het andere kamp zegt dat daar totaal geen sprake van is. De gemiddelde burger in Europa heeft echter een redelijk gematigde mening over immigratie en verkiest een immigratiebeleid dat ergens tussen ‘grenzen volledig open’ en ‘grenzen volledig dicht’ ligt. Weliswaar zijn de extremen niet verwaarloosbaar, maar bij stemming zouden gematigde burgers de overhand hebben. De casus Hongarije toont echter wel aan dat een meerderheid voor de ‘grenzen dicht’-optie ook wel eens in andere landen realiteit kan worden. Een samenleving gekenmerkt door diep wanvertrouwen, gekoppeld aan een sterke nationale en een extreemrechtse oriëntatie, zou zomaar deze uitkomst kunnen genereren.
Harry van Dalen, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen en Tilburg University, e-mail: dalen@nidi.nl
Literatuur
- Brakman, S. en H. Garretsen (2017), Trump bestrijdt globalisering met beleid van de vorige eeuw, Me Judice, 10 januari 2017.
- Dalen, H.P. van (2001), Immigratie: vloek of zegen voor de Nederlandse economie? Bevolking & Gezin, 30 (3), pp. 3-36.
- Jennissen, R. en I. Glas (2020), Buurtverhoudingen onder druk door diversiteit en korte woonduur? Demos, 36 (8), pp. 5-7.