Volgens de bevolkingsprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) groeit de bevolking tot 2050 met een miljoen (figuur 1). Tegelijk zal de samenstelling van de bevolking veranderen. Het aandeel ouderen zal sterk groeien. Het percentage 65-plussers neemt toe van 19 nu naar 25 in 2050 (figuur 2). Het aandeel van de bevolking met een migratieachtergrond neemt nog sterker toe: van 24 procent nu naar 36 procent in 2050. Het aantal mensen in de werkzame leeftijd (de zogenoemde potentiële beroepsbevolking) zal daarentegen nauwelijks groeien (figuur 1). Al deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor veel maatschappelijke terreinen. Zo leidt de bevolkingsgroei bij voorbeeld tot een toename van de vraag naar woningen en tot meer mobiliteit en energiegebruik. Vergrijzing leidt tot een toename van de zorgvraag. De stagnatie van de potentiële beroepsbevolking kan een remmend effect hebben op de economische groei. En de toename van het aandeel van de bevolking met een migratieachtergrond kan de sociale samenhang onder druk zetten.
Onzekerheid
Deze opsomming suggereert dat de toekomst zich eenvoudig laat uittekenen. Maar dat is een voorbarige conclusie want er is nog veel onzeker. In de eerste plaats is het niet zeker hoe hard de bevolking zal groeien. De afgelopen jaren heeft de hoge immigratie voor een sterke bevolkingsgroei gezorgd. Maar het is niet zeker of de migratie de komende jaren zo hoog blijft. Als het verleden één ding heeft geleerd is het wel dat de toekomstige ontwikkeling van de migratie heel moeilijk te voorspellen is. En ook de toekomstige ontwikkeling van het geboortecijfer is onzeker. Zo is de afgelopen jaren het gemiddelde kindertal per vrouw sterker gedaald dan was verwacht. Het is dan ook niet uit te sluiten dat de bevolking de komende decennia minder sterk zal groeien dan het CBS op dit moment verwacht.
Maar niet alleen de toekomstige ontwikkeling van de bevolking is onzeker. In vergelijking met demografische veranderingen zijn economische, sociale, culturele, technologische en politieke ontwikkelingen nog veel onzekerder. De vraag naar woningen hangt bij voorbeeld niet alleen af van het aantal mensen, maar zeker zo belangrijk zijn hun woonvoorkeuren. De drukte op de weg en in het openbaar vervoer hangt niet alleen af van de groei van de bevolking, maar ook van veranderingen in het mobiliteitsgedrag. De groei van de beroepsbevolking hangt niet alleen af van het aantal mensen in de werkzame leeftijd, maar ook van veranderingen in arbeidsdeelname. En de vraag naar zorg hangt niet alleen af van de toename van het aantal ouderen, maar ook van hun gezondheid en zelfredzaamheid. Kortom, de gevolgen van bevolkingsontwikkelingen laten zich niet eenvoudig extrapoleren.
Wonen
De onzekerheid van bevolkingsontwikkelingen heeft grote invloed op de woningvraag. Het gaat niet alleen over de vraag hoeveel en waar woningen moeten worden gebouwd. Ook de aard van de woningvraag kan veranderen: aan wat voor woningen zullen toekomstige huishoudens behoefte hebben en in wat voor woonomgeving? Naast de bevolkingsgroei speelt vergrijzing hier een voorname rol. Een flink deel van de groei van het aantal huishoudens bestaat uit alleenstaanden en dat komt vooral door de vergrijzing.
Ouderen blijven vaker zelfstandig wonen na het overlijden van de partner en worden minder vaak in een tehuis opgenomen dan vroeger. Hierdoor komt hun woning pas na hun overlijden vrij voor de woningmarkt. Voor de grote babyboomgeneratie zal dit pas rond 2040 gebeuren. Een belangrijke vraag voor de toekomst is ook of ouderen zo honkvast zullen blijven als ze nu zijn, of dat er gemeenschappelijke woonvormen voor ouderen zullen ontstaan, waardoor het aantrekkelijker wordt om het oude gezinshuis te verlaten. Dit is overigens niet alleen van belang voor de woningmarkt, maar ook voor de zorgvraag.
Ruimtebeslag
De huidige bevolkingsgroei concentreert zich in de grote en middelgrote steden. De grote steden trekken jongeren uit de rest van het land aan die komen voor studie of werk. De steden ontvangen ook veel immigranten, vooral arbeidsmigranten en internationale studenten. Randgemeenten trekken vooral veel jonge gezinnen. De vraag is of de concentratie van de bevolkingsgroei in de steden in de toekomst net zo sterk zal zijn als in het verleden. Of komt er een sterkere voorkeur voor wonen in het groen? Als gevolg van technologische ontwikkelingen kan de woon-werkafstand bij voorbeeld minder bepalend worden voor de keuze van de woonplaats.
Twintig procent van het landoppervlak van Nederland wordt in beslag genomen door wonen, werk en verkeer. Landbouw gebruikt twee derde van de ruimte. De rest, 15 procent, is voor de natuur. Als de bevolking groeit zal het stedelijk ruimtegebruik toenemen. Een belangrijke vraag is welk deel van de nieuwe woningen in de stad zal worden gerealiseerd en welk deel zal vragen om een omzetting van landbouwgrond naar verstedelijking. Daarbij moet er ook nog rekening mee worden gehouden dat de overgang naar duurzame energie extra druk op de beschikbare ruimte zal zetten.
Mobiliteit
Meer mensen betekent meer drukte op de weg en in het openbaar vervoer. Maar bevolkingsgroei is niet de enige en zelfs niet de belangrijkste factor. Zowel het aantal reizigerskilometers per auto als per trein groeit de laatste jaren harder dan de bevolking. De ontwikkeling van de economie speelt een belangrijke rol. Hogere economische groei betekent meer mobiliteit, zowel per auto als met de trein. Investeringen in infrastructuur vangen enerzijds de groei van de mobiliteit op, maar versterken die juist ook weer. Meer thuiswerken vermindert de groei van woon-werkverkeer, maar maakt het kan ook mensen verleiden om verder van het werk te wonen. De opkomst van de elektrische fiets kan het autogebruik afremmen.
De vergrijzing heeft een remmend effect op mobiliteit, omdat ouderen in het algemeen minder mobiel zijn dan mensen in de werkzame leeftijd. Daar staat tegenover dat nieuwe generaties ouderen mobieler zijn en ook tot hogere leeftijd doorwerken. Latere generaties zijn hoger opgeleid en onder die generaties is de arbeidsdeelname van vrouwen duidelijk hoger; ook dat leidt tot meer mobiliteit.
Energie
De groei van het energiegebruik hangt voor een deel af van de bevolkingsgroei en van de verandering in de bevolkingssamenstelling. Zo hebben alleenstaanden een hoger energieverbruik per persoon dan leden van gezinnen. Het energiegebruik wordt echter sterker beïnvloed door de welvaartsgroei en de energie-intensiteit van de economie. Het klimaatbeleid is van groot belang voor het toekomstig energiegebruik, denk onder meer aan energiebesparing en de ontwikkeling van duurzame energie die in de Klimaatwet van 2019 worden gestimuleerd. Technologische ontwikkelingen en de vormgeving van het (klimaat) beleid zullen naar verwachting een grotere invloed op het energiegebruik hebben dan demografische ontwikkelingen.
Onderwijs
Het toekomstige aantal leerlingen in de leerplichtige leeftijd hangt volledig van de bevolkingsontwikkeling af. Uitgaande van de CBS-bevolkingsprognose zullen de leerlingenaantallen voor het basisonderwijs tot 2030 niet zoveel veranderen, daarna valt groei te verwachten (figuur 3). Voor het voortgezet onderwijs valt tot 2035 een lichte daling te verwachten. Maar niet alleen de ontwikkeling van het aantal kinderen is van belang. De diversiteit van leerlingen neemt toe, niet alleen door de groei van het aantal mensen met een migratieachtergrond, maar ook doordat de herkomst steeds gevarieerder wordt. Dit vraagt meer van het onderwijs, vooral in wijken waar zich veel migranten met een lagere opleiding vestigen. Hier dreigt een stapeling van problemen.
Het aantal studenten aan het hoger onderwijs hangt niet alleen af van het aantal jongeren, maar vooral ook van de keuzes die ze maken: wel of niet doorleren, en zo ja welk type onderwijs en welke richting. Voor een deel hangt de ontwikkeling van het aantal studenten af van de toestroom van internationale studenten. Maar zeker zo belangrijk is welk deel van de kinderen van de al in Nederland wonende bevolking met een migratieachtergrond door zal stromen naar het hoger onderwijs.
Arbeidsmarkt
Vergrijzing heeft een dempend effect op de groei van de potentiële beroepsbevolking, dat wil zeggen het aantal mensen in de werkzame leeftijd. Door de stijging van de AOW-leeftijd die is gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting zal de potentiële beroepsbevolking licht toenemen (figuur 1). De ontwikkeling van de werkelijk werkzame beroepsbevolking hangt af van de vraag of de arbeidsdeelname van ouderen, vrouwen, mensen met een migratieachtergrond en mensen met een langdurige aandoening zal stijgen. Onder de zestigplussers is de arbeidsdeelname de afgelopen tien jaar sterk gestegen. Voor een deel wordt dit verklaard door de stijging van het opleidingsniveau en de betere gezondheid, voor een deel ook door de stijging van de AOWleeftijd. De arbeidsparticipatie van ouderen kan nog verder toenemen.
De arbeidsdeelname van sommige groepen migranten is relatief laag. De toekomstige groei van de beroepsbevolking hangt dan ook niet alleen af van de omvang, maar ook van de samenstelling van de migratie. Migranten die naar Nederland komen om te werken kennen een relatief hoge arbeidsdeelname. Maar de arbeidsmarktdeelname van asielmigranten is vooral in de eerste jaren erg laag. Op de langere termijn zijn er sterke verschillen naar herkomstland, maar over het algemeen blijft hun arbeidsdeelname relatief laag.
Economische groei wordt niet alleen door de groei van het aantal werkenden bepaald, maar ook door de groei van de arbeidsproductiviteit. Tegenwoordig liggen de meeste banen in de dienstensector, inclusief overheid en zorg. Aangezien de productiviteitsgroei daar lager ligt dan in de industrie heeft dit een dempend effect op de productiviteitsgroei.
Zorg
Niet alleen de levensverwachting neemt toe, maar ook de gezondheid, althans steeds meer mensen ervaren hun gezondheid als goed. Een groot deel van de toename van de levensverwachting bestaat uit jaren zonder ernstige beperkingen. Maar wel hebben meer mensen een chronische aandoening. Dit komt doordat mensen vaker harten vaatziekten en kanker overleven, onder meer door betere behandelingen. Bovendien neemt met het ouder worden ook de kans op aandoeningen als artrose, nek- en rugklachten, diabetes en dementie toe. Dit leidt tot een toename van de zorguitgaven. Maar de kosten van de zorg nemen ook toe door nieuwe, vaak dure medicijnen en medische technologie.
Op dit moment is er een tekort aan personeel in de zorg. De sterke toename van het aantal ouderen zal leiden tot een verdere toename van de zorgvraag. Tegelijk komt de informele of mantelzorg door de vergrijzing onder druk te staan, omdat de verhouding tussen het aantal potentiële mantelzorgverleners en het aantal potentiële mantelzorgontvangers ongunstiger wordt. Vooral in landelijke gebieden neemt de vraag naar ouderenzorg sterk toe, terwijl daar zowel het arbeidsaanbod als het aantal potentiële mantelzorgers terugloopt. Overigens kan de toename van de zorgvraag meevallen omdat de ouderen van de toekomst hoger opgeleid en gezonder zijn dan de ouderen van nu. Verder kunnen technologische ontwikkelingen de mogelijkheden voor zelfzorg in de thuissituatie vergroten. Maar het is onzeker in hoeverre de grotere rol voor de technologie ook werkelijkheid zal worden. Deze ontwikkeling is al vaak voorspeld, de praktijk blijkt evenwel weerbarstig.
Meer dan aantallen
Duidelijk is dat de maatschappelijke gevolgen van bevolkingsontwikkelingen niet alleen afhangen van de aantallen mensen. Dit kan goed geïllustreerd worden voor de migratie. We kunnen tamelijk eenvoudig uitrekenen wat de numerieke gevolgen van meer of minder migratie zijn voor de toekomstige bevolkingsgroei en de samenstelling van de bevolking; zonder migratie zal de (beroeps) bevolking krimpen en kan de economische groei stagneren. Veel mensen zien migratie echter vooral als een bedreiging. Enerzijds omdat het leidt tot doorgaande bevolkingsgroei en daarmee tot meer druk op ons al volle land – denk aan woningmarkt en ruimte. Anderzijds omdat migratie de sociale samenhang onder druk zet en een groeiend risico inhoudt van maatschappelijke scheidslijnen die de saamhorigheid op het spel zetten. Het gaat daarbij om meer dan aantallen.
Een van de knellende vragen die deze demografische verandering oproept is in welke mate integratie zal afhangen van de groei en samenstelling van de bevolking met een migratieachtergrond. Deze vraag, en andere vergelijkbare vragen, vallen niet te beantwoorden met demografische extrapolaties. Ondanks onze kennis over toekomstige demografische veranderingen (met de bijbehorende onzekerheden), is en blijft de toekomst ongewis en demografen past daarbij bescheidenheid. Dit betekent echter ook dat de toekomst niet vastligt. Voor politiek en beleid ligt hier een belangrijke uitdaging.
Joop de Beer, NIDI-KNAW, Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: beer@nidi.nl