Recent NIDI-onderzoek naar Nederlandse 50-plussers die zich pendelend of permanent in de Italiaanse regio Le Marche hebben gevestigd, licht een tipje van de sluier op over regels, integratie, het thuisfront en de twijfels van het ‘paradijs’.
TINEKE FOKKEMA
Steeds meer Nederlanders vertrekken rond hun pensioen permanent of voor een deel van het jaar naar landen waar het klimaat prettiger is, de woonomgeving aangenamer of de kosten voor levensonderhoud lager. In 2016 verhuisden 6.281 in Nederland geboren 50-plussers naar het buitenland, dat is 55 procent meer dan 20 jaar geleden, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De meesten blijven in Europa. Naast de buurlanden België en Duitsland zijn Frankrijk en Spanje vooral populair, met de Costa del Sol en de Provence als aansprekende voorbeelden van vestigingsregio’s. Echter, in toenemende mate verleggen Nederlandse senioren de grenzen naar nieuwe, tot nu toe minder populaire en ontwikkelde gebieden. Le Marche, een regio in het midden van Italië aan de Adriatische Zee (zie kaart 1), is zo’n gebied.
In 2001 woonden er nog maar 58 Nederlandse 50-plussers in Le Marche, in 2011 is dit opgelopen tot 192; het werkelijke aantal Nederlandse senioren ligt aanzienlijk hoger wanneer de niet-geregistreerde Nederlanders (veelal tweede huisbezitters) daarbij worden opgeteld. Kijken we nog wat specifieker, dan is vooral het noordelijke deel van Le Marche, met name rond de plaatsen Arcevia en Pergola, favoriet onder Nederlanders (zie kaart 2).
Waarom hebben zij gekozen voor dit gebied? Hebben zij in het begin tegenslagen gekend? Hoe is het contact met de lokale gemeenschap en het thuisfront? En wat zijn hun toekomstplannen? Om antwoord te krijgen op deze en andere vragen zijn in 2015-2016 diepte-interviews gehouden met individuen en echtparen, waarvan 13 aldaar gevestigd en 14 in het bezit van een tweede huis. Deze interviews maken onderdeel uit van een groter internationaal onderzoek waarin zowel het welbevinden van de huidige pensioenmigranten als het potentieel van Le Marche als vestigingsregio centraal staan. Daartoe zijn naast Nederlanders ook Duitse en Engelse pensioenmigranten en lokale mensen (burgemeesters, restauranthouders, winkeliers) geïnterviewd. Het NIDI werkt hierin samen met onderzoekers uit Italië en het Verenigd Koninkrijk. Er is gekozen voor Le Marche omdat er bij lokale overheden aldaar een grote behoefte bestaat om meer inzicht te krijgen in de plus- en minpunten van dit gebied voor pensioenmigratie.
Locatiekeuze
De keuze voor Italië was snel gemaakt: jarenlang hadden zij al een voorliefde voor Italië als vakantieland. Le Marche was niet hun eerste vakantiebestemming. Na stedentrips, vakanties in Toscane en Umbrië en op Sicilië, werd Le Marche bezocht en waren zij aangenaam verrast over dit stukje Italië. Belangrijke redenen om zich niet in Toscane, dé trekpleister in Italië voor pensioenmigranten, maar in Le Marche te vestigen waren: het afwisselende ongerepte landschap, geen massatoerisme, en de lagere woningprijzen. Een andere gemeenschappelijke deler is de relatief korte afstand tot Nederland: “Het is een kleine 1500 kilometer, je kan het in één keer rijden als het nodig is. [..] En mensen uit Nederland kunnen hier ook makkelijk naar toe komen”.
Verbouwing en regels
Le Marche is een sterk agrarisch gebied. Naast landbouwbedrijven telt het gebied talrijke kleine ambachtsbedrijfjes; de grotere fabrieken zijn in de loop der tijd verdwenen. Door een gebrek aan werkgelegenheid zijn veel bewoners weggetrokken naar de grotere steden buiten Le Marche, met als gevolg dat een groot aantal familiehuizen jarenlang leeg en in toenemende mate te koop is komen te staan. Dit betreft meestal karakteristieke boerderijen, bestaande uit stallen beneden en woonruimte boven.
De door de Nederlanders gekochte huizen waren dan ook meestal niet direct bewoonbaar. Er moest eerst grondig worden verbouwd en opgeknapt, maar daar draaide men de hand niet voor om. Velen hadden wel vaker met dit bijltje gehakt. Het “feestje van klussen” werd echter nogal eens verstoord door de slechte verstandhouding met de zogenoemde ‘geometra’, een overheidsfunctionaris die wij in Nederland niet kennen, maar die zich ergens situeert tussen architect en bouwkundige. Een geometra treedt op als tussenpersoon tussen de eigenaar, gemeente en aannemers, iemand die vooral plannen en tekeningen kan en moet opmaken voor kadastrale aanpassingen, bouwvergunningen en renovatiewerkzaamheden, deze ter goedkeuring indient bij de gemeente, en controleert of de werkzaamheden conform de plannen en vergunningen en met de juiste materialen zijn uitgevoerd. Pas daarna kan een bewoonbaarheidsverklaring bij de gemeente worden aangevraagd. Kortom, een goede (relatie met de) geometra is van groot belang aangezien hij de rechterhand is in het hele verbouwingsproces. Dat de regels in Italië zo strikt, omvangrijk en bureaucratisch zijn, hadden velen niet van tevoren verwacht, waardoor de irritaties met de geometra soms hoog opliepen. Dat geldt vooral voor de hardcore doe-het-zelvers en degenen die vroeger zelf een aannemersbedrijf hebben gerund. Vrijwel iedereen kon wel begrip opbrengen voor de vereiste maatregelen om de aardbevingsbestendigheid van de woning te garanderen. Zij wonen immers in de buurt van het gebied dat in 2016 nog is getroffen door zware aardbevingen, en het zou dus “niet het eerste zwembad zijn wat zo van de berg komt afglijden”. Ook zijn de meesten zonder al te veel morren akkoord gegaan met de regels ter waarborging van de authenticiteit van de woning. Meer weerstand was er tegen regels waarbij men zich sterk afvroeg of deze nog wel hun doel dienen of niet te ver doorschieten. Sommigen zijn tot een compromis gekomen of konden de regels met een handige truc omzeilen. Anderen hadden minder geluk: door het niet (willen) naleven van alle regels, zijn zij, soms jaren, getraineerd door bijvoorbeeld het niet afgeven van de noodzakelijke bewoonbaarheidsverklaring.
Niet op de lauweren rusten
Een aantal van de geïnterviewden is naar Le Marche verhuisd om daar een bedrijfje, meestal een B&B, op te starten. Anderen waren dat in eerste instantie niet van plan, maar door de hoger dan verwachte verbouwings- en onderhoudskosten werden zij min of meer gedwongen om een deel van hun huis (onder ‘permanent’ gevestigden) of hun huis voor een deel van het jaar (onder tweede huisbezitters) te verhuren. Ook zonder bedrijf is men doorgaans nog volop actief in en rond het huis met binnen- en buitenklussen, het onderhouden van de (moes)tuin, repareren van de eigen weg naar het huis (vooral na regen), en het winterklaar maken van de woning (tweede huisbezitters). Men is daar soms zo druk mee, dat zij “nog geen tijd [hebben] gehad om de geplande uitstapjes te maken”.
Sociale integratie
De afgelopen 25 jaar is de Nederlandse bevolking steeds meer verouderd. Het aandeel 65-plussers is sterk toegenomen, van 12,8 procent in 1990 totDe ‘permanent’ gevestigden hebben gemiddeld meer contact met hun Italiaanse buren en omwonenden dan de tweede huisbezitters. Maar ook voor hen is dit contact minder frequent en hecht dan men had verwacht, ondanks de taalcursussen die zij, vooraf in Nederland en/of ter plaatse, hebben genoten. Het zware dialect is een belangrijk struikelblok en het is niet gemakkelijk om de harten te veroveren van de vrij stugge lokale boerenbevolking. De lokale bewoners zijn sterk familiegericht, brengen de zondagen door met hun kinderen en kleinkinderen, en nodigen andere mensen niet snel thuis uit. Het contact dat de Nederlanders met hen hebben is weliswaar goed, maar blijft veelal oppervlakkig door een gebrek aan gedeelde interesses, een andere levensstijl, en een verschillende achtergrond. Verder biedt Le Marche, met uitzondering van de jaarlijks terugkerende dorpsfeesten rond regionale specialiteiten en de kleine theaters, weinig sociaal en cultureel vertier waar men op een laagdrempelige manier met de lokale bevolking in contact kan komen. Een enkeling is lid van een kerkkoor of dansclub.
Wat het contact met landgenoten betreft, zijn de geïnterviewden in twee kampen te verdelen. Sommigen benadrukken dat zij “niet naar Italië zijn gekomen om een bakkie te doen” en vermijden zoveel mogelijk contact met Nederlanders. Anderen hebben vrij regelmatig contact met Nederlanders en andere Europese buitenlanders. Niet omdat zij dat van tevoren hadden bedacht. Integendeel, zij waren steevast van plan om zich onder te dompelen in de lokale gemeenschap. Na verloop van tijd merkten zij dat het sluiten van vriendschappen met lokalen niet eenvoudig is en dat het toch wel prettig is om af en toe met gelijkgestemden en in je eigen taal te praten. Een deel van hen behoort tot ‘de harde kern’: zij ontmoeten elkaar wekelijks in een kroegje op de dag dat er markt is en/of zijn lid van een internationaal clubje (vooral vrouwen). Vaak is het contact met andere pensioenmigranten ook gewoon niet te vermijden: meer dan verwacht, en soms gewenst, wonen zij in elkaars buurt. Enkele geïnterviewden wonen zelfs in een straatje met uitsluitend buitenlanders, in de volksmond ook wel ‘het Duitse straatje’ genoemd. Deze hoge concentratie in een beperkt gebied heeft vooral te maken met de twee meest actieve makelaars op de Nederlandse kopersmarkt: een Nederlandse die jaarlijks te vinden was op de Second Home beurs en een Italiaanse die met een Nederlandse was getrouwd en bevriend met een van de eerste Nederlandse pioniers. Beiden probeerden het bezichtigen van huizen te beperken tot binnen een straal van een paar kilometer.
Contact met het thuisfront
Vrijwel dagelijks heeft men contact met dierbaren in Nederland. Velen merken op dat contact met het thuisfront een stuk eenvoudiger, én goedkoper is geworden met de komst van media zoals Skype, Whatsapp en Facebook. Een enkeling woont op een heuvel of in een dal waar de internetverbinding of -snelheid niet optimaal is.
Familie en vrienden komen vaker bij hen op visite dan omgekeerd. Voor de ‘permanent’ gevestigden is een bezoek aan Nederland veelal een race tegen de klok om iedereen te bezoeken, vooral voor degenen die een B&B runnen. Bovendien hebben zij hier meestal geen eigen huis meer en voelen zij zich niet altijd op hun gemak om bij iemand te logeren. Maar bezoek van familie en vrienden in Italië levert ook ongemakkelijke situaties op; het oeroude gezegde “Bezoek en vis blijven drie dagen fris” werd door velen uitgesproken. Sommige logees verwachten geëntertaind te worden, hebben geen eigen auto, zijn niet mobiel of komen onverwachts langs. Gegeven de hoge stook-, benzine- en andere kosten, vindt men het weliswaar redelijk dat logees hieraan meebetalen, maar niet iedereen durft daar (altijd) om te vragen. De geïnterviewden hebben ook behoefte aan privacy. Sommigen hebben daartoe een inpandige woonruimte met eigen ingang of een apart huisje op hun domein laten bouwen. Overigens niet altijd met het gewenste resultaat, zoals blijkt uit de anekdote van een gepensioneerd echtpaar dat de ouders van de vrouw (56 jaar) op bezoek kreeg. Op de eerste ochtend van hun verblijf staan haar ouders op de stoep van de hoofdwoning en zij vertelt: “Mijn vader met zijn armen vol met brood, toast, thee en met weet ik veel wat, allemaal dingen die zij in het keukentje in het appartementje hadden aangetroffen. ‘We ontbijten toch niet afzonderlijk?!’ riep mijn moeder uit. Ik zag de paniek in haar ogen toen zij erachter kwam dat je daar kon koken”.
Toekomstplannen
Hoewel de ‘permanent’ gevestigden naar volle tevredenheid in Le Marche wonen, is vrijwel iedereen van plan om ooit terug te keren naar Nederland. Men realiseert zich dat Le Marche niet de meest geschikte plek is wanneer men te maken krijgt met ernstige mobiliteits- en gezondheidsproblemen (“Als je fysiek beperkt bent, dan is dit gewoon een lastig land”). Gegeven het heuvelachtig gebied en gebrek aan voorzieningen dichtbij huis, is een auto onmisbaar. Verder weet men van horen zeggen of uit eigen ervaring dat de gezondheidszorg in Italië vooral gericht is op ‘cure’ (op genezing gerichte zorg), minder op ‘care’ (verzorging en begeleiding).
Geen van de tweede huisbezitters heeft de intentie om zich ‘permanent’ in Le Marche te vestigen. Zij vinden Le Marche een perfecte uitvalsbasis voor enkele weken of maanden per jaar, om van de natuur te genieten en even weg te zijn uit de hectiek van alledag, maar willen hun sociaal en maatschappelijk leven in Nederland voor geen goud opgeven. Sommigen verwachten wel dat zij na pensionering vaker en langer in Le Marche zullen zijn, maar dan wel in het voor- en najaar: de zomermaanden vinden zij te warm, de wintermaanden te koud.
Beide groepen beseffen dat het niet eenvoudig zal zijn om ooit hun huis, en eventueel hun bedrijf, in Le Marche voor een goede prijs te verkopen. Zoals hierboven vermeld, is het woningaanbod groot door de vele leegstaande huizen. Verder telt Le Marche al veel B&B ‘s, agriturismo’s en andere kleinschalige accommodaties in verhouding tot het aantal toeristen in het hoogseizoen. B&B-eigenaren met initiatieven om meer toeristen te trekken, ervaren weinig steun van de lokale overheid. Om de situatie van ‘trapped in paradise’ voor te zijn, zullen enkelen dan ook niet twijfelen om nu al het huis te verkopen: “Als er morgen een rijke Rus komt en zegt: ‘Ik bied 1,5 miljoen’, dan zal ik daar wel over nadenken. Dat is wel mijn pensioen. En wie garandeert mij dat er overmorgen weer een Rus komt?”
Tineke Fokkema, NIDI, e-mail: fokkema@nidi.nl