Foto: Roel Wijnants / Flickr

Langetermijneffecten van ouderlijk conflict na scheiding

JUUL SPAAN | 30 september 2022 | DEMOS jaargang 38, nummer 8 - September 2022
In 2019 becijferde het CBS dat een op de vijf minderjarige kinderen opgroeide met ouders die niet bij elkaar woonden. Hoewel sommige huwelijkse en samenwoonrelaties stranden zonder veel onenigheid tussen de partners, volgt een scheiding meestal op conflict. Vooral de relatie tussen vaders en kinderen lijkt daar onder te lijden.

De kans dat kinderen een ouderlijke scheiding meemaken in hun jeugd is sinds de jaren zeventig toegenomen. Tijdens de eerste echtscheidingsgolf was het gangbaar dat vaders een beperkte rol hadden na de scheiding. De meeste kinderen woonden bij hun moeder en veel kinderen leken het contact met hun vader te verliezen. Later werd dit als onwenselijk gezien en won het co-ouderschap aan terrein, waarbij kinderen min of meer de helft van de tijd bij de moeder en de helft van de tijd bij de vader wonen. Desondanks wonen kinderen in de meeste gevallen nog altijd bij hun moeder. Het is dan ook niet verrassend dat een scheiding grote gevolgen heeft voor de relatie tussen vaders en kinderen. Zo verandert de hoeveelheid en vorm van contact tussen vaders en kinderen enorm in de periode na de scheiding. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat dit niet alleen zijn weerslag heeft op de relatie wanneer de kinderen nog jong zijn, maar ook op de lange termijn relatie. Er is echter minder bekend over welke factoren hiervoor zorgen.

In dit artikel onderzoeken we in hoeverre conflicten tussen beide ouders, in de periode voor de scheiding, van invloed zijn op de relatie tussen gescheiden vaders en hun kinderen wanneer deze eenmaal volwassen zijn. Daarnaast bekijken we of de betrokkenheid van vaders na de scheiding en de hoeveelheid persoonlijk contact na scheiding hier achterliggende oorzaken van zijn. We definiëren een scheiding als de beëindiging van een huwelijk of samenwoonrelatie tussen twee partners. Om de betrokkenheid na de scheiding te bepalen, is gemeten hoe vaak vaders bepaalde activiteiten met hun kinderen ondernamen en hoe vaak zij hun kinderen daadwerkelijk zagen. De bevindingen zijn gebaseerd op gegevens van 1.948 Nederlandse volwassenen tussen de 25 en 45 jaar die in 2017 hebben deelgenomen aan het onderzoek Ouders en Kinderen in Nederland (OKiN, zie kader). Elk van deze volwassenen werd geboren tussen 1971 en 1991, maakte als kind een scheiding van hun heteroseksuele ouders mee, en woonde na de scheiding bij de moeder. Het gaat dus om de gevolgen van ouderlijke scheidingen die in het verleden plaatsvonden op kinderen die inmiddels volwassen zijn.

De scheidingen die in dit onderzoek centraal staan vonden gemiddeld 25 jaar geleden plaats. Van de relaties die in een scheiding eindigden, wordt ongeveer de helft (49%) als harmonieus beschreven: de kinderen ervoeren weinig conflicten tussen hun ouders. De andere helft was conflictueus, met regelmatig of vaak spanningen tussen de ouders, ouders die niet tegen elkaar praatten of ernstige ruzies. Een deel van de kinderen heeft als volwassene een redelijk goede band heeft met hun vader. Zo beschouwt 37 procent van de kinderen de relatie als hecht of heel hecht. Bijna 40 procent zegt echter geen hechte band te hebben. Ter vergelijking, voor volwassen kinderen wiens ouders tijdens de jeugd bij elkaar waren, beschrijft maar 8 procent de band als niet (zo) hecht en bijna 70 procent de band als hecht of heel hecht.

Veel of weinig conflict tussen ouders

Een mogelijke oorzaak voor de minder hechte relaties tussen gescheiden vaders en volwassen kinderen is de mate van conflict tussen de ouders. Wanneer ouders veel ruzie hebben, zijn de spanningen vaak moeilijk te verbergen voor de kinderen. Zowel bij ruzies tussen ouders die nog bij elkaar zijn als ouders die gescheiden zijn kan er sprake zijn van ‘uitstralingseffecten’, waarbij ruzie tussen de ouders ook tot minder hechte banden tussen de andere gezinsleden leidt. Kinderen van gescheiden ouders kunnen het gevoel krijgen een kant te moeten kiezen of zijn bang dat ze van de ene ouder niet op de andere ouder mogen lijken. In sommige gevallen zullen kinderen bewust of onbewust afstand nemen van de niet-verzorgende ouder, veelal de vader, om zo aan de verwachting van de andere ouder te voldoen. Als er veel conflict is tussen de ouders, is het dus denkbaar dat dit de band tussen vaders en kinderen schaadt – ook nog wanneer deze kinderen volwassen zijn. Zijn volwassen kinderen wier ouders veel ruzie hadden in hun jeugd minder hecht met hun vader dan kinderen wier ouders op goede voet uit elkaar gegaan zijn? Figuur 1 laat zien dat ouderlijk conflict met een minder hechte vader-kindband gepaard gaat. Onder kinderen die weinig conflict ervoeren, heeft 44 procent een hechte band met de vader en ongeveer 30 procent niet zo’n hechte band. Voor kinderen wier ouders veel ruzie hadden zien we het omgekeerde beeld: van hen heeft 30 procent een hechte band en 46 procent geen hechte band. Het aantal kinderen met een redelijk hechte relatie is in beide groepen nagenoeg gelijk. Veel conflict tussen de ouders voor de scheiding lijkt dus ook de latere vaderkindrelatie in de weg te staan. De duidelijke verschillen tussen de twee groepen – harmonieuze versus conflictueuze scheidingen – laten zien dat de gevolgen van ouderlijk conflict nog lang na de scheiding zichtbaar zijn.

Figuur 1. De band tussen vaders en volwassen kinderen die bij hun moeder woonden in hun jeugd, naar mate van conflict tussen ouders

Omgang met vaders na de scheiding

Er zijn dus duidelijke aanwijzingen dat veel conflict tussen de ouders tot een minder hechte band tussen vader en kind leidt, ook lang na de scheiding. Hoe komt het dat deze effecten nog zo lang merkbaar zijn? Mogelijk speelt de betrokkenheid van de vader bij de opvoeding van het kind na de scheiding een rol. Volgens sommigen kan betrokkenheid worden gezien als een ‘investering’ waarvan men later de vruchten plukt. Het is namelijk bekend dat vaders die vaker hun jonge kinderen zien of meer activiteiten met hen ondernemen, later meer steun krijgen en hun kinderen ook vaker blijven zien. Door een scheiding kan het contact tussen vaders en kinderen onder druk komen te staan. Vaak is de (niet-verzorgende) vader afhankelijk van de moeder voor het contact met de kinderen. Voor ouders die goed met elkaar overweg kunnen, hoeft dit geen probleem te zijn, maar wanneer de ouders niet goed door één deur kunnen, is dit problematischer. In zulke gevallen kan conflict het treffen van een goede omgangsregeling belemmeren. Het kan dan voorkomen dat vaders die wel betrokken willen zijn, daar niet de kans voor krijgen of zich terugtrekken.

Figuur 2 laat zien hoe betrokken vaders waren bij verschillende aspecten van de opvoeding. Gemiddeld zag in de periode na de scheiding 57 procent van de kinderen hun vader elke week. Er blijkt echter een groot verschil te zitten tussen de twee groepen met veel of weinig conflict: van de kinderen wier ouders weinig ruzie hadden zag twee derde hun vader wekelijks of vaker. Voor de groep van ouders met veel ruzie was dit slechts de helft. Zij zagen hun vader ongeveer een keer per maand of minder. De betrokkenheid van gescheiden vaders bestond veelal uit uitjes en hobby’s en het praten over school; praten over persoonlijke zaken en hulp met huiswerk kwamen minder vaak voor. Ook voor deze vormen van betrokkenheid na de scheiding geldt dat kinderen die meer ouderlijk conflict ervaarden lager scoorden dan kinderen uit harmonieuze scheidingen. Vaders die veel conflicten hadden met hun partner waren na de scheiding dus op alle vlakken minder betrokken bij de opvoeding van hun kinderen.

Figuur 2. De mate van betrokkenheid van de vader bij het kind in de periode direct na de scheiding , naar mate van conflict tussen ouders

Betrokken vaders houden de band beter in stand

We hebben laten zien kinderen wier ouders veel ruzie hadden met elkaar, na scheiding een minder sterke band met hun vaders hebben als ze volwassen zijn. Ook hebben we laten zien dat wanneer ouders veel conflict hadden, vaders in de periode na de scheiding minder betrokken waren. Dit roept de vraag op in hoeverre de lagere kwaliteit van de vader-kindrelatie bij veel ouderlijk conflict wordt veroorzaakt doordat deze vaders na de scheiding minder bij de opvoeding werden betrokken. Met andere woorden, ontwikkelden vaders die veel ruzie met hun partner hadden een minder hechte band met hun kinderen doordat ze direct na de scheiding buitenspel kwamen te staan? Om die vraag te beantwoorden, is er onderzocht wat er met het verband tussen ouderlijk conflict en hechtheid gebeurt als we ook kijken naar hoe betrokken vaders waren in de periode na de scheiding. Daaruit blijkt dat vaders die toch betrokken bleven, later hechtere banden met hun volwassen kinderen hadden. Datzelfde geldt voor vaders die hun kinderen vaker zagen. Dit duidt erop dat de betrokkenheid van de vader een verklaring kan bieden voor de gevolgen van conflict tussen de ouders op de lange-termijn-vader-kindrelatie.

De gevolgen van ouderlijk conflict voor de vader-kindrelatie zijn inderdaad minder negatief wanneer we controleren voor betrokkenheid en persoonlijk contact. Maar hoeveel minder? Figuur 3 laat zien welk deel van het negatieve effect van ouderlijk conflict verklaard wordt door betrokkenheid en persoonlijk contact na de scheiding. De afgenomen betrokkenheid van de vader met de kinderen meteen na de scheiding speelt de hoofdrol. Wanneer dit wordt meegenomen in de analyse verdwijnt 50 procent van het negatieve effect van de conflictueuze relatie. Daarnaast wordt 10 procent verklaard door de afgenomen hoeveelheid persoonlijk contact tussen vader en kind. Toch blijft een aanzienlijk deel van het effect van conflict overeind, namelijk 38 procent. Dit betekent dat een hogere mate van conflict eigenlijk altijd een schadelijke uitwerking heeft op de ontwikkeling van de band tussen vader en kind na scheiding.

Figuur 3. Effect van ouderlijk conflict op de hechtheid tussen vaders en volwassen kinderen verklaart door de betrokkenheid van de vader en hoeveelheid persoonlijk contact vader-kind in de jeugd

Conclusie

Dit onderzoek toont aan dat de band tussen vaders en volwassen kinderen onder druk komt te staan na een scheiding, zeker wanneer de ouders meer ruzie hadden. Kinderen wier ouders meer ruzie hadden zijn veel minder hecht met hun vader dan kinderen wier ouders weinig ruzie hadden. Deze laatste groep lijkt dan ook iets meer op kinderen van ouders die samen bleven in hun jeugd, al blijft het verschil groot. Dat de hoeveelheid conflict tussen ouders tot verschillen leidt komt gedeeltelijk doordat vaders die niet goed met hun partner overweg konden, na de scheiding minder betrokken waren of minder betrokken werden bij de opvoeding van hun kinderen. Vaders die ondanks een conflictueuze relatie met hun partner bij hun kinderen betrokken bleven, hadden later betere banden met hun volwassen kinderen. Alhoewel we met deze analyses geen verbanden tussen oorzaak en gevolg kunnen aantonen, lijkt het er dus op dat sommige negatieve gevolgen van conflict rondom de scheiding voorkomen kunnen worden wanneer vaders in staat worden gesteld en ervoor kiezen om meer bij de opvoeding betrokken te zijn. Toch is het niet in alle gevallen wenselijk om dit te doen, bijvoorbeeld bij ouders die erg slecht met elkaar overweg kunnen. Ook langdurig aanhoudende spanningen komen het kind immers niet ten goede. Tegenwoordig is er daarom meer oog voor de manier waarop gescheiden ouders bij het kind betrokken worden, zodat het belang van het kind voorop gesteld wordt. Het is daarbij van belang dat men het contact tussen vaders, moeders en kinderen direct na de scheiding goed regelt, aangezien de gevolgen nog lang doorwerken. In dit geval heelt tijd niet alle wonden, dus is het belangrijk om er bewust van te zijn dat tijdelijke oplossingen blijvende gevolgen hebben.

Juul Spaan, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: spaan@nidi.nl

Literatuur

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.