HARRY VAN DALEN & KÈNE HENKENS
Wie de demonstratie van de ‘klimaatspijbelaars’ in Den Haag heeft gezien moet de indruk hebben gekregen dat vooral de schoolgaande jeugd zich zorgen maakt over de opwarming van de aarde. En wie de discussie in de Tweede Kamer over het klimaatbeleid volgt heeft het idee dat rechtse partijen, zoals de PVV en Forum voor Democratie de ‘alarmistische berichtgeving’ over de klimaatverandering graag bagatelliseren. Demografen zullen dit soort debatten bekend voorkomen. Malthus bracht in 1798 een debat op gang over overbevolking en de draagkracht van de aarde. En in de jaren zestig en zeventig herhaalde dit patroon zich toen ecoloog Paul Ehrlich en later ook de Club van Rome de bron van teloorgang van het milieu zocht in het overbevolkingsvraagstuk. Momenteel zijn het vooral de rapporten van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) die de toon zetten en de urgentie van het milieuprobleem proberen aan te tonen. Daarnaast zijn er politici als Trump in de Verenigde Staten en Baudet en Wilders in Nederland die twijfel zaaien over de urgentie van het klimaatprobleem. Maar in welke mate wordt die scepsis gedeeld door de bevolking en hoe ontwikkelt die zich in de tijd? Op basis van twee meetmomenten schetsen we een beeld hoe tussen 2009 en december 2018 de opvattingen van Nederlandse bevolking (zie kader) over de opwarming van de aarde veranderde.
Niet alleen de jeugd maakt zich zorgen
De jeugd heeft de toekomst maar ook de zorgen. Die indruk zou men kunnen overhouden aan de jongeren die op 6 februari in Den Haag demonstreerden. Een peiling onder derdeklassers in het vmbo, havo en vwo waarover NRC Handelsblad naar aanleiding van de demonstratie berichtte, maakt duidelijk dat 56 procent van deze jongeren zich zorgen maakt over de klimaatverandering. De vraag is of dat veel of weinig is vergeleken met andere leeftijdsgroepen. In december 2018 hebben wij 2200 respondenten de stelling voorgelegd: “Ik maak mij grote zorgen over de opwarming van de aarde”, waarbij men zijn instemming dan wel afkeuring kon aangeven. In tabel 1 zien we hoe de antwoorden luiden naar leeftijdsgroepen. Als we die cijfers bezien dan verschilt de jeugd niet zo heel sterk van de gemiddelde Nederlander: 58 procent maakt zich zorgen, terwijl (niet getoond in tabel 1) 14 procent zich geen zorgen maakt.
Wat de tabel verder interessant maakt is het verschuivende tijdsbeeld tussen 2009 en 2018. De uitkomsten in tabel 1 laten zien dat onder alle leeftijdsgroepen de zorgen over de klimaatveranderingen spectaculair zijn gegroeid . En als tegenhanger zien we ook – en wellicht nog belangrijker – dat de scepsis over de berichtgeving over opwarming van de aarde in krap tien jaar tijd ook spectaculair gedaald is. De scepsis is gemeten door mensen de stelling voor te leggen: “De verhalen over opwarming van de aarde zijn sterk overdreven”. In 2009 was 24 procent van de respondenten het eens met deze stelling, maar in 2018 is dit percentage gedaald tot 11 procent.
Door de ophef over het klimaatakkoord krijgt men wellicht het idee dat het klimaat een onderwerp is van het afgelopen jaar, maar figuur 1 laat duidelijk zien dat in de landelijke dagbladen de termen ‘opwarming van de aarde’ en ‘klimaatverandering’ niet alleen in 2018 veelvuldig in het nieuws waren maar ook in 2009 en de jaren die daaraan voorafgingen. Ook toen roerde het IPCC zich herhaaldelijk en was in 2006 het vuistdikke Stern Rapport over klimaatverandering verschenen. En laten we niet vergeten dat het IPCC in 2007 samen met de voormalige Amerikaanse vicepresident Al Gore, met zijn werk An Inconvenient Truth, in 2007 de Nobelprijs voor de Vrede ontvingen. De jaren 2011-2014 kenden een verslapping van de aandacht om daarna weer te groeien. Wat berichtgeving in kranten betreft kan men de dip in aandacht wel begrijpen omdat de wereldwijde financiële crisis alle aandacht opeiste en wellicht de milieuberichtgeving wegdrukte. Niettemin blijft de sterke daling van klimaatscepsis in de bevolking opvallend.
Verschillen naar opleiding
Figuur 2 toont een soortgelijke tendens in toename van zorgen en afname van scepsis naar opleidingsniveau van de respondenten. Hierbij valt nog een ander aspect op. In 2009 waren de zorgen en de scepsis min of meer in gelijke mate aanwezig onder verschillende opleidingsgroepen in de bevolking, terwijl in 2018 de verandering in houding ten aanzien van het klimaat zich vooral sterk aftekent onder hoogopgeleiden. Bij mensen met een universitaire graad zijn de zorgen over de opwarming van de aarde sterk toegenomen (van 41% naar 76%) en is de scepsis over de berichtgeving sterk gedaald (van 19% naar 5%). Een mogelijke reden waarom de scepsis juist onder universitair geschoolden zo laag is geworden kan er mee te maken hebben dat de stem van de wetenschap zich prominenter is gaan roeren. Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau in een peiling onder burgers in 2018 hebben burgers het meeste vertrouwen in wetenschappelijke onderzoeksinstellingen als het gaat om informatie over klimaatveranderingen (65% tamelijk tot volledig vertrouwen). Wellicht dat deze kennis vooral bij universitair geschoolden tot veranderende opinies heeft geleid.
Gekleurde kijk op klimaat
Politici aan linker- en rechterflank zijn het erover eens dat het klimaat het centrale thema vormt van de aanstaande provinciale statenverkiezingen. Terwijl het kabinet worstelt met het halen van de doelstellingen voor CO2 -reductie en de vertaling daarvan in het energieakkoord slijpen de oppositiepartijen de messen omdat voorgestelde maatregelen of niet ver genoeg gaan of juist veel te ver. In dat licht is het goed om te zien wat de mening de aanhangers van de verschillende partijen is. Indien men de milieuproblemen ontkent dan zal men ook het belang niet inzien van maatregelen om de stijging van de temperatuur te beteugelen.
Helaas kunnen we niet alle partijen in beeld brengen, zoals de Partij voor de Dieren en het Forum voor Democratie, omdat deze ofwel te klein waren in 2009 of eenvoudigweg nog niet bestonden. In figuur 3 zijn de standpunten voor de grootste partijen in kaart gebracht en uiteraard ziet men ook hier grosso modo dezelfde tendensen als hierboven genoteerd. De opvattingen naar partijkeuze zijn echter vooral interessant omdat zij nog meer reliëf geven aan de veranderende opvattingen onder de bevolking. Opvallend is dat de grootste afname van klimaatscepsis heeft plaatsgevonden in kringen van de VVD en de PVV. In 2009 vond niet minder dan 43 procent van de VVD-kiezers en 46 procent van de PVV-kiezers de verhalen over opwarming sterk overdreven. Deze aantallen zijn gedaald tot respectievelijk 13 en 20 procent. Ook de zorgen bij VVD en PVV-kiezers zijn sterk gestegen in deze periode. De enige politieke partij waarin verschuivingen in opvattingen beperkt zijn is GroenLinks. De aanhangers van GroenLinks zijn in lijn met hun milieuwortels ook in 2009 al het meest bezorgd over het milieu en zij kenden ook de minste scepsis.
Missende schakel
In tien jaar tijd lijkt zich onder de Nederlandse bevolking een steeds grotere consensus af te tekenen inzake de urgentie van het klimaatvraagstuk. Daarmee wordt niet alleen de discussie gevoed over hoe Nederland het beste om kan gaan met de energietransitie en zich voor kan bereiden op een stijgende zeespiegel. Het voedt ook de discussie over de mondiale aanpak van de klimaatproblemen. In die discussie is vreemd genoeg het vraagstuk van de mondiale bevolkingsgroei tot nog toe onderbelicht gebleven, terwijl het logisch lijkt om niet alleen milieuvervuilend gedrag van de mens, maar ook het aantal mensen dat dergelijk gedrag vertoont onder de loep te nemen. Zo hebben demograaf Bongaarts en klimaatwetenschapper O’Neill vorig jaar in het gezaghebbende blad Science hun ongenoegen geuit over hoe klimaatexperts in hun analyses, de rol van de bevolkingsomvang en -politiek verwaarlozen. Tegen 2100 zal de aarde bevolkt worden door 4 miljard extra bewoners en er is voldoende in de wetenschappelijke literatuur verschenen om dit als een serieuze factor in de klimaatdiscussie te zien. Dat experts het verband tussen bevolkingsomvang en de opwarming van de aarde veronachtzamen komt wellicht omdat de cumulatieve effecten van demografische veranderingen op CO2-uitstoot met een zeer grote vertraging zichtbaar worden. En de reden om bevolkingspolitiek als beleidsinstrument te veronachtzamen schuilt volgens hen op een aantal misverstanden over bevolking en klimaatverandering. Bevolkingsgroei wordt gezien als een ‘opgelost probleem’ en daarnaast vermoeden zij dat organisaties als IPCC op zoek zijn naar instrumenten die een snel resultaat laten zien. Kiezers worden vaak als ongeduldig gezien en zullen ook geneigd zijn om snelle oplossingen aan te moedigen. Maar wellicht verdiept de door ons gesignaleerde urgentie zich en vertaalt die urgentie zich in een beter besef welke rol bevolking en een actief bevolkingsbeleid kunnen spelen in de klimaatdiscussie.
Harry van Dalen, NIDI en Tilburg University, email: dalen@nidi.nl
Kène Henkens, NIDI, Rijksuniversiteit Groningen UMCG en Universiteit van Amsterdam, email: henkens@nidi.nl
Literatuur
- Bongaarts, J. en B.C. O’Neill (2018),
- Global warming policy: Is population left out in the cold? Science, 361 (6403), pp. 650-652.
- Dalen, H.P. van (2019),
- Wedden om het einde van de wereld: de Ehrlich-Simon weddenschap. Demos, 35, pp. 1-4.
- Dalen, H.P. van, & K. Henkens (2011),
- Who fears and who welcomes population decline? Demographic Research, 25 (13), pp. 437-464.
- O’Neill, B.C., B. Liddle, L. Jiang, K.R. Smith, S. Pachauri, M. Dalton en R. Fuchs (2012),
- Demographic change and carbon dioxide emissions. The Lancet, 380 (9837), pp. 157-164.
- Sociaal en Cultureel Planbureau (2018),
- Burgerperspectieven, 2018/1. Den Haag: SCP.