JOOP DE BEER, HARRY VAN DALEN & KÈNE HENKENS
Het is genoegzaam bekend dat mensen steeds langer leven. De officiële bevolkingsstatistieken laten dit overduidelijk zien. In 1950 bedroeg de gemiddelde levensverwachting bij geboorte in Nederland 71 jaar; in 2015 was die verwachting opgeklommen tot 81 jaar. De groei van de levensverwachting is vooral te danken aan medische vooruitgang, betere voeding, minder roken, gezondere woningen en betere werkomstandigheden.
Maar de vraag is of Nederlanders wel doorhebben hoe lang ze zullen leven. Sterfgevallen van mensen in de omgeving op relatief jonge leeftijd maken waarschijnlijk meer indruk dan droge statistieken. Betekent dit dat mensen onderschatten wat een normale levensduur is? Dit is geen onbelangrijke vraag omdat de inschatting van de eigen levensduur niet alleen financiële gevolgen heeft maar ook persoonlijke. Als je in feite (veel) langer leeft dan je denkt, houd je daar waarschijnlijk geen rekening mee bij het plannen van allerlei zaken. Het gaat misschien wat ver om te denken dat mensen die hun levensduur onderschatten op zekere leeftijd alvast het huis gaan leegruimen en hun uitvaart gaan regelen, niet wetend dat ze nog een jaar of tien te leven hebben. Toch kan het onderschatten van je eigen levensduur tot beslissingen leiden die je anders mogelijk niet genomen zou hebben.
Ook financieel is de vraag van belang. Wie bijvoorbeeld een pensioen geniet realiseert zich vaak niet dat veel risico’s gedekt worden door het pensioenfonds of via de AOW door ons allemaal. Een van de belangrijkste financiële risico’s is het zogenoemde ‘langlevenrisico’, kortweg het risico dat je langer leeft dan de gemiddelde pensioendeelnemer. Dat langlevenrisico krijg je eigenlijk pas door als je op jezelf wordt teruggeworpen en je eigen aanvullende pensioen moet organiseren en financieren, bijvoorbeeld als zzp-er. Ook wanneer dat risico in de toekomst bij de individuele pensioendeelnemer zou komen te liggen en hij of zij meer beslissingsmacht over zijn of haar pensioen krijgt wordt de vraag “hoe oud word ik?” natuurlijk erg belangrijk. Bij een onderschatting van je levensduur kan je dan makkelijk in de verleiding komen om wat ruimer te leven en het pensioenvermogen of spaargeld sneller op te nemen. Een onderschatting kan er ook toe leiden dat je minder voor je pensioen spaart dan verstandig is. Het is voor iedereen dus opletten geblazen.
Om grip te krijgen op de vraag hoe goed mensen hun levensverwachting inschatten, vergelijken we de levensverwachting volgens de officiële statistieken met de subjectieve inschatting van mensen. We beginnen met de statistieken.
Kans om oud te worden
De levensverwachting kan worden geïnterpreteerd als de gemiddelde levensduur. Dat kan worden beschouwd als een ‘normale’ levensduur, maar het gemiddelde geldt natuurlijk niet voor iedereen. Veel mensen zullen ouder worden dan het gemiddelde. Sommige mensen overlijden op jongere leeftijd, maar die kans is klein. Het is tegenwoordig helemaal niet uitzonderlijk meer als een vrouw 90 jaar of ouder wordt. Uitgaande van de waargenomen sterftecijfers van 2015 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) kan worden berekend wat de kans is dat iemand 90 jaar of ouder wordt. Let op: het gaat hier om de huidige sterftecijfers, dus dit zijn de kansen die gelden als de sterftecijfers in de toekomst niet zouden veranderen. Dit is een conservatieve schatting, omdat verwacht wordt dat de sterftecijfers verder zullen dalen. We komen hierop later terug.
Zoals we in figuur 1 zien is voor vrouwen de kans om 90 jaar of ouder te worden beduidend hoger dan voor mannen. Uitgaande van de huidige sterftecijfers bereikt een op de drie vrouwen en een op de vijf mannen een leeftijd van 90 jaar of hoger. Overigens is de kans om 90 jaar of ouder te worden hoger naarmate je al ouder bent.
Figuur 1 laat zien dat een vrouw van 80 jaar een kans van bijna 50 procent heeft om de 90 jaar te halen en een man van 80 jaar een kans van 33 procent.
Figuur 1. De kans om 90 jaar of ouder te worden naar leeftijd en geslacht*, 2015
* Op basis van de sterftecijfers in 2015.
Bron: CBS en eigen berekeningen.
De kans om 90 jaar of ouder te worden hangt niet alleen sterk af van leeftijd en geslacht, maar ook van opleidingsniveau. Mensen met een hoger opleidingsniveau hebben een grotere kans om oud te worden dan laagopgeleiden. Figuur 2 laat zien dat een jonge hoogopgeleide vrouw 40 procent kans heeft om 90 jaar of ouder te worden en een laagopgeleide vrouw minder dan 30 procent. Ook voor mannen is het verschil tussen hoog- en laagopgeleiden tien procentpunten. Een jonge hoogopgeleide man heeft een kans van 25 procent om ouder dan 90 te worden en een laagopgeleide man een kans van 15 procent. Overigens is het verschil tussen vrouwen en mannen groter dan het verschil tussen laag- en hoogopgeleiden. Een laagopgeleide vrouw heeft een grotere kans om oud te worden dan een hoogopgeleide man.
Figuur 2. De kans om 90 jaar of ouder te worden naar leeftijd en opleidingsniveau*, voor mannen en vrouwen, 2015
* Op basis van de sterftecijfers in 2015. Opleidingsniveau: laag = basisonderwijs/vmbo; midden = havo/vwo/mbo; en hoog = hbo/wo.
Bron: CBS en eigen berekeningen.
Eigen inschatting van levensduur
Maar hoe oud denken mensen zelf dat ze zullen worden? Om die vraag te beantwoorden hebben wij in juni 2015 via CentERdata aan een doorsnee van de Nederlandse bevolking de vraag voorgelegd: “Hoe groot acht u de kans dat u 90 jaar of ouder wordt?” (zie kader). Die vraag kon men beantwoorden door een waarschijnlijkheidspercentage te kiezen om zo een vergelijking mogelijk te maken met de officiële levensduurkansen. Om deze subjectieve levensverwachting te spiegelen aan een objectieve levensverwachting is voor iedere respondent de levensverwachting geschat op basis van geslacht, leeftijd en opleiding. Op die manier kan voor iedere persoon worden ingeschat of hij of zij de eigen levensverwachting hoger of lager inschat dan het gemiddelde. De resultaten van deze vergelijking staan in figuur 3.
Figuur 3. De inschatting van de kans om 90 jaar of ouder te worden (subjectief) versus de geschatte kans om 90 jaar of ouder te worden op basis van de huidige sterftecijfers (objectief) naar geslacht en opleidingsniveau, 2015
Bron: CentERdata en eigen berekeningen op basis van CBS-data.
Het eerste dat opvalt aan figuur 3 is dat alle mannen de kans om 90 jaar te worden gemiddeld inschatten op ongeveer dertig procent. Het maakt hier weinig uit of mannen hoog of laag opgeleid zijn. Deze cijfers verschillen ook weinig van de percepties van vrouwen. Ook zij schatten de kans om minimaal 90 jaar te worden in op iets meer dan 30 procent. Ook bij vrouwen zijn de verschillen tussen de opleidingsniveaus klein. Interessant is dat de werkelijke kansen om te overleven tot minimaal 90 jaar wel degelijk sterk verschillen naar opleidingsniveau. Uitgaande van de huidige sterftecijfers hebben de hoogopgeleide vrouwen een kans van meer dan 45 procent om een leeftijd van 90 jaar te bereiken, veel hoger dus dan de eigen inschatting van 33 procent. Aan de andere kant van het spectrum vinden we laagopgeleide mannen die hun kans op overleving tot 90 jaar veel rooskleuriger inschatten dan de huidige sterftecijfers aangeven. Over het algemeen blijken vrouwen pessimistischer te zijn dan mannen. De vergelijking van percepties en feitelijke cijfers doet vermoeden dat veel mensen niet doorhebben dat er grote verschillen in levensverwachting zijn tussen hoog- en laagopgeleiden en tussen mannen en vrouwen.
Sterftedaling gaat door
De bovenstaande feitelijke kansen zijn allemaal berekend op basis van de huidige sterftecijfers. Deze berekeningen houden er geen rekening mee dat de sterftecijfers in de toekomst vermoedelijk verder zullen dalen. De levensverwachting voor 2015 laat zien hoe oud mensen gemiddeld worden als de sterftecijfers niet zouden veranderen. Maar in werkelijkheid veranderen die kansen wel. Op basis van de CBS-bevolkingsprognose tot 2060 kunnen we afleiden dat de kans van jonge mensen om oud te worden, dat wil zeggen om 90 jaar of ouder te worden, aanzienlijk hoger ligt dan de kansen die op basis van de sterftecijfers van 2015 zijn berekend. De reden hiervan is dat de jongeren van nu nog vele jaren kunnen profiteren van dalende sterftekansen door medische vooruitgang en verbetering van leef- en werkomstandigheden.
Wat betekent dit nu voor onze inschatting of mensen de levensverwachting onder- of overschatten? Aangezien het CBS geen prognoses geeft op basis van opleiding gaan we uit van de CBS-schattingen die wel rekening houden met veranderingen in de levensduur naar leeftijd en geslacht, maar veronderstellen we aanvullend dat het huidige opleidingseffect op de levensverwachting in de toekomst gelijk blijft. In de tabel vergelijken we twee generaties.
We kunnen drie belangrijke conclusies uit deze tabel trekken. Als we rekening houden met toekomstige ontwikkelingen onderschat iedereen zijn of haar levensverwachting, hoewel de onderschatting bij laagopgeleide mannen niet noemenswaardig is. Ten tweede onderschatten vooral hoogopgeleiden en dan in het bijzonder hoogopgeleide vrouwen hun levensduur. De kans om 90 jaar of ouder te worden schatten deze vrouwen half zo hoog in als de prognose die op CBScijfers is gebaseerd. De kloof tussen subjectieve perceptie en prognose is minder groot bij de lagere opleidingscategorieën. En tot slot kan men ook een onderschatting aantreffen tussen generaties. Jongere generaties vrouwen (geboren in de jaren 1966-1985) onderschatten hun eigen levenskansen meer dan de oudere generaties (geboren in de jaren 1946-1965), vooral onder hoogopgeleiden. Waar hoogopgeleide vrouwen geboren in de periode 1966-1985 zelf denken een kans van gemiddeld 34 procent te hebben om 90 jaar te worden is dit volgens de huidige demografische inzichten 78 procent.
Je leeft waarschijnlijk langer dan je denkt
Het cliché luidt dat er twee zekerheden in het leven zijn: belastingen en de dood. Deze dooddoener gaat hier niet op omdat het uiteraard niet draait om de vraag óf je dood gaat maar wanneer. Hoe lang je zult leven, is een van de grootste onzekerheden in het leven. Gemiddeld worden we anno 2017 weliswaar een jaar of 80, maar er bestaan behoorlijke verschillen in levensduur en bovendien verandert de levensduur in de tijd. Een op de vier mensen zal pas na hun 90ste overlijden. Veel mensen lijken zich daar niet van bewust te zijn. Er is een algemene neiging onder zowel mannen als vrouwen en onder zowel hoog- als laagopgeleiden om de levensduur te onderschatten door er geen rekening mee te houden dat de levensduur voortdurend toeneemt. Juist de mensen van wie je zou verwachten dat zij beter op de hoogte zijn van hun eigen levensverwachting – de hoogopgeleiden – zitten er het meeste naast. Al met al leven we langer dan we denken. Toch iets om rekening mee te houden.
Joop de Beer, NIDI, e-mail: beer@nidi.nl
Harry van Dalen, NIDI, e-mail: dalen@nidi.nl
Kène Henkens, NIDI, e-mail: henkens@nidi.nl