Een op de vier zzp’ers denkt om financiële redenen nooit volledig te kunnen stoppen met werken. Ook vele zzp’ers wíllen juist graag doorwerken: twee op de vijf zzp’ers vinden het werk te leuk om los te laten.
MARLEEN DAMMAN
De Nederlandse arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door steeds meer flexibiliteit. Dit komt niet alleen tot uiting in een groeiend aandeel werkenden met een tijdelijke aanstelling, maar ook in een groeiend aandeel zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). In 2003 was ongeveer acht procent van de werkzame beroepsbevolking zzp’er. Sindsdien is dit aandeel gestegen naar 12 procent. Zzp’ers nemen een bijzondere plaats in ten aanzien van pensionering en pensioenopbouw. Veel werknemers hebben te maken met een verplichte leeftijd van pensionering die is vastgelegd in cao’s of arbeidscontracten. Zij worden automatisch ontslagen bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Voor zzp’ers geldt dit niet. Ze krijgen natuurlijk wel – net als werknemers – een AOW-uitkering bij het bereiken van hun AOWleeftijd. Op het gebied van aanvullend pensioen verschilt de positie van zzp’ers en werknemers aanmerkelijk. Terwijl de overgrote meerderheid van de werknemers in loondienst automatisch (en verplicht) aanvullend pensioen opbouwt via de werkgever, zijn zzp’ers zelf verantwoordelijk voor de opbouw van aanvullend pensioen. Ook in de toekomst, zoals afgesproken in het pensioenakkoord over de vernieuwing van het pensioenstelsel, blijft die eigen verantwoordelijkheid behouden. Er komt geen verplicht aanvullend pensioen voor zzp’ers. Wel wordt het voor alle zelfstandigen mogelijk om zich vrijwillig aan te sluiten bij een pensioenregeling in de sector waarin zij werken. Momenteel is dit alleen nog maar mogelijk voor zelfstandigen die eerder als werknemer hebben deelgenomen (‘vrijwillige voortzetting’).
In dit artikel wordt ingegaan op de vraag hoe zzp’ers zelf aankijken tegen hun pensionering. Daarbij wordt de vergelijking gemaakt met werknemers in loondienst. De analyses zijn gebaseerd op gegevens van 123 zzp’ers en 885 werknemers die deelnamen aan een NIDI-pensioenonderzoek uitgevoerd met het LISS-panel van CentERdata (zie kader). De data zijn in november 2018 verzameld, wat betekent dat de afspraken over de vernieuwing van het pensioenstelsel nog niet in het onderzoek zijn meegenomen. Aangezien de groep zzp’ers in het onderzoek relatief klein is, kan er slechts in beperkte mate aandacht worden besteed aan de diversiteit binnen deze groep. Het voornaamste onderscheid dat gemaakt wordt is tussen zzp’ers die aangeven dat het zzp-schap hun belangrijkste bezigheid is en zij die een andere activiteit (baan in loondienst, studie, met pensioen, etc.) als belangrijkste bezigheid rapporteren.
Doorwerken omdat het moet
Zelfstandig ondernemers gaan over het algemeen later met pensioen dan werknemers in loondienst. Dat is een tamelijk robuuste bevinding in het wetenschappelijk onderzoek naar de leeftijd van pensionering. Er bestaan verschillende ideeën over de onderliggende motieven. Allereerst wordt er vaak beschreven dat zelfstandig ondernemers tot op hoge leeftijd doorwerken, omdat ze te weinig pensioen hebben opgebouwd en daarom wel móeten blijven werken. Voor veel Nederlandse zzp’ers laat de pensioenopbouw te wensen over. Zo toont economisch onderzoek van Zwinkels en collega’s op basis van CBS-data aan dat onder zzp’ers het aandeel huishoudens met een ontoereikend pensioen (d.w.z. minder dan 70 procent van het bruto huishoudinkomen voor pensionering) hoger is dan onder werknemers. Ook laat dat onderzoek zien dat de spreiding in pensioenopbouw groter is onder zzp’ers dan onder werknemers.
Uit het hier gepresenteerde onderzoek blijkt eveneens dat veel zzp’ers zich maar in beperkte mate voorbereiden op hun pensioen. Op de vraag “Weet u ongeveer wat u per maand spaart voor uw pensioen?” gaf 56 procent van degenen met het zzp-schap als belangrijkste bezigheid het antwoord “niets”. Ongeveer 25 procent spaart tussen de 0 en 250 euro en 19 procent spaart meer dan 250 euro per maand. Een alternatieve manier om pensioenvermogen op te bouwen is via de waarde van het eigen huis of bedrijf. Zo’n 39 procent van de zzp’ers zegt dat men dit doet. Als we de informatie uit deze twee vragen combineren, dan blijkt dat 27 procent van de zzp’ers (belangrijkste bezigheid) niet spaart voor pensioen én geen pensioenvermogen opbouwt via een eigen huis of het bedrijf. In de literatuur wordt wel genoemd dat zzp’ers zich relatief vaak op niet-conventionele manieren voorbereiden op hun pensioen. Het is daarom ook van belang om na te gaan hoe zzp’ers zelf denken over hun financiële situatie later in het leven.
Eerder onderzoek door Conen en collega’s liet zien dat ongeveer 30 procent van de Nederlandse zzp’ers denkt onvoldoende te sparen om een comfortabel leven te leiden na pensionering. Dit suggereert dat deze zzp’ers nog niet precies weten hoe ze hun leven als gepensioneerde gaan financieren. In het hier gepresenteerde onderzoek heeft ook een aanzienlijk deel van de bestudeerde zzp’ers geen duidelijk idee over de manier waarop de pensioentijd bekostigd gaat worden. Van de mensen met het zzp-schap als belangrijkste bezigheid, is een op de drie het eens met de stelling “Ik heb geen idee hoe ik financieel ga rondkomen als ik oud ben”. Onder zowel werknemers (19 procent) als voor degenen met het zzp-schap als nevenactiviteit (14 procent) is dit percentage aanzienlijk lager (zie figuur 1). Over het algemeen hebben oudere werkenden een duidelijker idee over hoe ze hun oude dag gaan financieren dan jongeren. Toch heeft van de ‘belangrijkste bezigheid’ zzp’ers die ouder zijn dan 50 jaar nog 28 procent geen idee hoe ze financieel gaan rondkomen als ze oud zijn (versus 16 procent van de oudere werknemers).
Om een gebrek aan pensioeninkomen op te vangen is doorwerken tot op hoge leeftijd een voor de hand liggende oplossing. In dit onderzoek was 24 procent van de zzp’ers (belangrijkste bezigheid) het eens met de stelling “Ik denk dat ik op mijn oude dag nooit volledig kan stoppen met werken, omdat ik het geld nodig heb”. Deze verwachting ligt duidelijk lager bij werknemers, waarvan 12 procent het eens is met de stelling. De verwachting om te moeten doorwerken uit financiële noodzaak vertoont – naast de relatie met werkstatus – ook een duidelijke samenhang met ‘hulpbronnen’ die de werkende tot zijn of haar beschikking heeft. Werkenden met een goede gezondheid, een hoger opleidingsniveau en een gunstige financiële situatie (relatief hoog maandinkomen, koopwoning) zijn minder geneigd om te denken dat ze nooit volledig kunnen stoppen met werken omdat ze het geld niet kunnen missen, dan mensen die minder hulpbronnen tot hun beschikking hebben.
Doorwerken omdat het leuk is
Een tweede reden die vaak wordt genoemd voor de relatief late pensionering van zelfstandig ondernemers is dat ze erg gecommitteerd en verknocht zijn aan hun bedrijf. Zij vinden hun werk zo leuk (of het bedrijf zo belangrijk) dat ze niet willen stoppen met werken. Van de ondervraagde zzp’ers (als belangrijkste bezigheid) is 38 procent het eens met de stelling “Ik vind mijn werk zo leuk dat ik nooit helemaal wil stoppen met werken op mijn oude dag”. Ook onder zzp’ers die dit als nevenactiviteit zien, is het aandeel dat niet volledig wil stoppen met werken met 34 procent relatief hoog. Van de werknemers is slechts 11 procent het eens met deze stelling. Persoonlijke hulpbronnen – zoals opleidingsniveau en financiële positie – hangen nauwelijks samen met de stelling over het werk te leuk vinden om ermee te stoppen. Het antwoord op de stelling “Ik ben zelfstandig ondernemer in hart en nieren en verwacht dat in de toekomst ook te blijven” speelt wel een duidelijke rol. Van de zelfstandig ondernemers ‘in hart en nieren’ wil 55 procent nooit helemaal stoppen met werken, omdat het werk te leuk is om helemaal los te laten.
Plannen voor pensioen
Hoe zien de plannen voor pensionering er nu uit voor de bestudeerde zzp’ers en werknemers? Zijn zzp’ers van plan om langer door te werken dan werknemers? In dit onderzoek is de vraag gesteld “Tot welke leeftijd bent u van plan te werken?” De deelnemers aan het onderzoek konden een specifieke leeftijd invullen, of kiezen voor de antwoordoptie “Ik weet het niet”. Deze laatste antwoordoptie is relevant om mee te nemen – zeker in onderzoek onder zelfstandigen – omdat het een indicatie geeft van onzekerheid over de geplande pensioenleeftijd. Zowel internationaal als Nederlands onderzoek onder oudere werkenden heeft aangetoond dat zelfstandigen meer geneigd zijn dan werknemers om geen concrete ideeën te hebben over hun leeftijd van pensionering. Dit heeft er waarschijnlijk mee te maken dat ze op een minder geïnstitutionaliseerd ‘pad’ richting pensionering zitten, bijvoorbeeld omdat ze niet te maken hebben met een verplichte pensioenleeftijd. Ook is het goed mogelijk dat het idee van zzp’ers dat ze ‘nooit’ kunnen of willen stoppen met werken het bemoeilijkt om plannen te maken voor een specifieke pensioenleeftijd.
In figuur 2 wordt een vergelijking gemaakt tussen de pensioenplannen van zzp’ers (als belangrijkste bezigheid) en van werknemers. De vraag over de geplande pensioenleeftijd is niet aan alle zzp’ers die het ‘erbij’ doen gesteld (bijvoorbeeld niet aan studenten en gepensioneerden). Deze groep wordt hier daarom buiten beschouwing gelaten. Ongeveer 22 procent van de zzp’ers rapporteert door te willen werken tot een leeftijd die hoger is dan 67 jaar. Onder werknemers is dit 11 procent. Dit suggereert dat zzp’ers relatief vaak van plan zijn om door te werken tot op hoge leeftijd. Daarnaast weet 28 procent van de zzp’ers niet tot op welke leeftijd ze van plan zijn te werken. Het aandeel werknemers dat geen specifieke leeftijd invult is echter vergelijkbaar: 29 procent. Waarschijnlijk speelt het een rol dat in dit onderzoek werkenden van alle leeftijden zijn bevraagd over hun ideeën over pensionering en – zeker onder jongeren – zowel bij zzp’ers als bij werknemers de onzekerheid groot is. Gezien alle veranderingen in de pensioenregelgeving de afgelopen decennia, is dit niet verwonderlijk. Op de vraag “Weet u op welke leeftijd u naar verwachting AOW-gerechtigd bent?” antwoordt bijvoorbeeld 23 procent van de werknemers en 33 procent van de zzp’ers “nee”. Dit is naast leeftijd en geslacht (jongeren en vrouwen rapporteren meer onzekerheid dan mannen) een sterke voorspeller van onzekerheid over de geplande leeftijd van pensionering.
Figuur 2 laat verder nog zien dat onder de ondervraagde zzp’ers ook het aandeel dat van plan is relatief vroeg met pensioen te gaan hoger is dan onder werknemers: 25 procent van de zzp’ers en 17 procent van de werknemers is van plan om voor het 65ste jaar te stoppen met werken. De spreiding in plannen ten aanzien van de leeftijd van pensionering blijkt onder de zzp’ers dus aanzienlijk groter te zijn dan onder werknemers. Zij hebben wellicht meer speelruimte dan werknemers om hun pensionering vorm te geven en lijken zich minder te richten op de leeftijden die centraal staan in het pensioendebat bij de vorming van pensioenplannen.
Tot slot
Gegeven de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de unieke situatie van zzp’ers op het gebied van pensioenopbouw en pensionering is het belangrijk om ons inzicht in de ideeën over pensionering van zzp’ers te vergroten. Dit artikel doet een aanzet daartoe, door aan een groep zzp’ers en werknemers vragen voor te leggen over veelgehoorde motieven om langer door te werken. Bij de interpretatie van de resultaten is echter voorzichtigheid geboden, aangezien de groep zzp’ers in het onderzoek klein was en de data niet noodzakelijk representatief zijn. Anderzijds maakt dit onderzoek het belangrijke onderscheid tussen de zzp’ers die het als hun belangrijkste werk zien en zij die het als een nevenactiviteit beschouwen.
Zzp’ers denken vaker dan werknemers dat zij nooit volledig kunnen én willen stoppen met werken op hun oude dag. Toch resulteert dit slechts in beperkte mate in plannen om tot op zeer hoge leeftijd te werken. Wellicht is het voor velen lastig om al een concreet antwoord te geven op de vraag over de leeftijd tot waarop ze van plan zijn te werken. Pensionering ligt vaak nog ver in de toekomst en is omringt door onzekerheid op allerlei gebieden. Toch is het voor zzp’ers – gezien de eigen verantwoordelijkheid om te sparen voor aanvullend pensioen – wel relevant om al vroeg in de carrière ideeën te vormen over de oude dag en die in actie om te zetten, om te voorkomen dat ze uit financiële noodzaak tegen heug en meug moeten doorwerken in de toekomst.
Marleen Damman, Radboud Universiteit en NIDI, e-mail: Marleen.Damman@ru.nl
Literatuur
- Conen, W., J. Schippers en K. Schulze Buschoff (2016),
- Self-employed without personnel. Between freedom and insecurity. Düsseldorf: Hans-Boeckler-Foundation.
- Damman, M. en H. Van Solinge (2018),
- Self-employment among older individuals in the Netherlands. Discussion paper DP 05/2018-028. Tilburg: Netspar.
- Oude Mulders, J. en M. Damman (2019),
- Doorwerken tot op hogere leeftijd. Wat vinden werkgevers, werknemers en zzp’ers? Netspar Brief 16. Tilburg: Netspar.
- Zwinkels, W., M. Knoef, K. Caminada, K. Goudswaard en J. Been (2017),
- Zelfstandigen zonder pensioen? ESB, 102 (4750), pp. 254-256.