In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw kwamen de eerste Marokkaanse en Turkse arbeidsmigranten naar Nederland. Het waren vooral jonge, laag- en ongeschoolde mannen die migratie als dé oplossing zagen om aan de armoede in hun land van herkomst te ontsnappen. Niet alleen de overheid, maar ook zijzelf, dachten dat hun verblijf tijdelijk zou zijn. Een massale terugkeer bleef echter uit. Een groot deel van de blijvers liet vervolgens hun vrouw en kinderen overkomen in het kader van gezinshereniging. Daarna is de immigratie van Marokkanen en Turken afgenomen, met alle gevolgen van dien voor de leeftijdsstructuur van Marokkaanse en Turkse bevolking waarbij het percentage oudere migranten (55-plussers) aanzienlijk is toegenomen. Het aantal ouderen met een Marokkaanse achtergrond is tussen 1990 en 2020 bijna tien keer zo groot geworden (van 5,4 duizend naar 53,1 duizend) en het aantal Turkse migrantenouderen is ruim verachtvoudigd (van 6,7 duizend naar 56,5 duizend). Ook van toekomstige Marokkaanse en Turkse migrantenouderen is niet te verwachten dat zij massaal terugkeren naar hun geboorteland (of dat van hun ouders); de omvang van deze twee groepen ouderen zal dus verder toenemen. Volgens de meest recente bevolkingsprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hebben in 2050 zo’n 174,5 duizend ouderen een Marokkaanse en 182,8 duizend ouderen een Turkse achtergrond.
Eenzaam…
Eenzaamheid onder Marokkaanse en Turkse migrantenouderen is veel hoger dan onder Nederlandse ouderen. Eerder onderzoek laat zien dat respectievelijk 58 en 54 procent van de Marokkaanse en Turkse migrantenouderen matig eenzaam is, tegenover 21 procent van de Nederlandse ouderen (zie kader definitie en meting van eenzaamheid). Bij ernstige eenzaamheid zijn de verschillen tussen de groepen nog groter. Bijna een op de vier Turkse migrantenouderen voelt zich ernstig eenzaam, tegenover 12 procent van de Marokkaanse migrantenouderen en vier procent van de Nederlandse ouderen. Eenzelfde beeld komt naar voren uit een ander onderzoek onder 65-plussers in de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht: 64 procent van de Marokkaanse en 69 procent van de Turkse oudere grootstedelingen voelt zich matig of (zeer) ernstig eenzaam, tegen 50 procent van hun in Nederland geboren leeftijds- en stadsgenoten.
…maar niet alleen
Bij eenzaamheid denkt men al snel aan alleenstaanden die weinig contacten hebben. Dit blijkt echter niet uit ons recent onderzoek het geval te zijn voor Marokkaanse en Turkse migrantenouderen (zie kader Onderzoek Jaarrapport Integratie). Zo hebben zij iets vaker dan Nederlandse ouderen een partner. En volgens veel wetenschappelijke studies is dat een van de belangrijkste buffers tegen eenzaamheid. Respectievelijk 72 en 70 procent van de Marokkaanse en Turkse migrantenouderen is gehuwd of samenwonend, tegen 68 procent van de ouderen met een Nederlandse achtergrond. Marokkaanse en Turkse oudere migrantenmannen zijn gemiddeld zo’n acht en vier jaar ouder dan hun vrouw. De kans dat een oudere vrouw als weduwe achterblijft is dus groter dan de kans dat een oudere man weduwnaar wordt. Het aandeel migrantenouderen met een partner ligt dan ook lager onder vrouwen dan onder mannen: 60 tegenover 80 procent.
Om de puzzel van de hoge eenzaamheid nog groter te maken hebben Marokkaanse en Turkse migrantenouderen vaker en gemiddeld meer kinderen dan Nederlandse ouderen, en delen zij vaker de woning met een of meer kinderen. Slechts zeven en vijf procent van de Marokkaanse, respectievelijk Turkse migrantenouderen is kinderloos, bij Nederlandse ouderen is dat 16 procent. Gemiddeld genomen hebben Marokkaanse en Turkse migrantenouderen respectievelijk 3,4 en 4,8 kinderen tegen 2,3 bij hun in Nederland geboren leeftijdsgenoten. Wanneer kinderloze en geïnstitutionaliseerde ouderen buiten beschouwing worden gelaten, dan woont 53 procent van de Marokkaanse migrantenouderen en 44 procent van de Turkse met een of meer van hun kinderen samen. Het aandeel Nederlandse ouderen dat de woning met kinderen deelt bedraagt 18 procent.
Kinderen dichtbij
Wanneer alle kinderen de deur uit zijn, dan wonen Marokkaanse en Turkse migrantenouderen veel dichter bij een van hun kinderen. Figuur 1 toont voor de drie groepen de gemiddelde afstand in kilometers tot het dichtstbijzijnde kind. Onder ouderen met een Marokkaanse en Turkse achtergrond is de afstand tot het dichtstbijzijnde kind 4,7 en 5,1 kilometer. Bij Nederlandse ouderen is de gemiddelde afstand 13,5 kilometer. Terwijl bij Nederlandse ouderen nauwelijks verschillen zijn in afstanden tot zonen en dochters, wonen Marokkaanse en Turkse migrantenouderen dichterbij hun zonen dan bij hun dochters.
Figuur 2 laat zien welk aandeel ouderen binnen een straal van vijf kilometer een of meer kinderen heeft wonen. Marokkaanse en Turkse migrantenouderen hebben beduidend vaker dan Nederlandse ouderen minstens één kind dat dichtbij woont: voor 86 procent van hen ligt de woning van een of meer kinderen binnen een straal van vijf kilometer, bij Nederlandse ouderen is dat 63 procent. De verschillen worden groter bij een straal van één kilometer: meer dan de helft van de Marokkaanse en Turkse migrantenouderen heeft kinderen binnen één kilometer afstand wonen, tegenover drie op de tien Nederlandse ouderen.
Dat Marokkaanse en Turkse migrantenouderen relatief vaak samenwonen met kinderen of dichtbij hen wonen, is voor een deel toe te schrijven aan hun sociaal-demografische en -economische kenmerken en die van hun kinderen. Zo hebben Turkse en Marokkaanse migrantenouderen gemiddeld een lagere leeftijd dan Nederlandse ouderen, een hoger kindertal en zijn hun kinderen gemiddeld lager opgeleid. Ook wonen zij in stedelijke gebieden en hebben zij gemiddeld een lager inkomen. Van deze zaken is bekend dat zij samenhangen met de woonafstand tussen ouders en kinderen en met de kans dat ouders en kinderen samenwonen. Echter, ook ná correctie voor een groot aantal van dergelijke sociaal-demografische en -economische kenmerken in een regressieanalyse blijven Marokkaanse en Turkse migrantenouderen een grotere kans hebben om samen te wonen met kinderen of dichtbij hen in de buurt te wonen. Verschillen met Nederlandse ouderen op deze kenmerken vormen dus niet de volledige verklaring. Een aanvullende verklaring kan worden gezocht in de sterkere normen en waarden rondom familiesolidariteit die binnen de Marokkaanse en Turkse gemeenschap heersen en de vanzelfsprekendheid dat kinderen voor hun oudere ouders zorgen. Dit wordt ondersteund door onze bevindingen dat de kans op samenwonen met kinderen en nabijheid van kinderen toeneemt naarmate mensen met een Marokkaanse of Turkse achtergrond ouder – en dus mogelijk hulpbehoevender – zijn en het hoogst is bij Marokkaanse en Turkse migrantenouderen van 75-plus, vergeleken bij de ‘jongere migrantenouderen’ van 55 tot 65 jaar.
Herkomstgenoten dichtbij
Kijkend naar de woongemeente van ouderen is te zien dat Marokkaanse en Turkse migrantenouderen in steden omringd zijn door herkomstgenoten van dezelfde leeftijd. Terwijl ouderen met een Nederlandse achtergrond redelijk verspreid wonen over Nederland, wonen Marokkaanse en Turkse migrantenouderen overwegend in grote gemeenten en in de vier grootste steden – de G4 – in het bijzonder (figuur 3). Van de ouderen met een Marokkaanse achtergrond woont 61 procent in een zeer sterk stedelijke gemeente, van wie de overgrote meerderheid in de G4. Bij ouderen met een Turkse achtergrond woont ongeveer de helft in een zeer sterk stedelijke gemeente, en ook hier woont de overgrote meerderheid in de G4. Ter vergelijking: van de ouderen met een Nederlandse achtergrond woont 17 procent in een zeer sterk stedelijke gemeente, en daarvan woont bijna de helft in de G4. Mogelijk hebben Turkse en Marokkaanse migrantenouderen hierdoor minder contactmogelijkheden met ouderen met een Nederlandse achtergrond, maar dit hoeft geen nadelig effect te hebben op hun sociaal welbevinden. Eerder onderzoek laat immers zien dat sterke verbondenheid met de eigen etnische groep net zo goed werkt tegen ernstige eenzaamheid als een sterke verbinding met de Nederlandse samenleving.
Risicofactoren voor eenzaamheid
Als de Marokkaanse en Turkse migrantenouderen wat betreft ‘beschikbaarheid’ van een partner, kinderen en herkomstgenoten gunstig afsteken bij Nederlandse ouderen, waarom zijn zij dan toch eenzamer? Recent onderzoek laat zien dat een deel van de verklaring ligt in het gegeven dat zij een grotere kans hebben dan Nederlandse ouderen op bekende algemene risicofactoren voor eenzaamheid binnen een drietal domeinen: gezondheid, sociaaleconomische positie, en de regie over het leven. Zo maken gezondheidsproblemen, beperkte financiële middelen en weinig ervaren regie het lastiger om iets te ondernemen en nieuwe contacten aan te gaan. Marokkaanse en Turkse migrantenouderen hebben een slechtere gezondheid waaronder een groter aantal depressieve symptomen, zijn minder tevreden over hun inkomen, en ervaren minder regie over hun eigen leven. Het verschil in eenzaamheid met Nederlandse ouderen halveert wanneer rekening wordt gehouden met deze verschillen, maar het blijft significant.
Het andere deel van de verklaring zou gezocht kunnen worden in migrant-specifieke of andere algemene risicofactoren. Verschillende kwalitatieve studies geven een indicatie dat een taalbarrière, ervaringen van etnische discriminatie, onvoldoende toegang tot de reguliere professionele zorg, en het leven tussen twee werelden (Nederland en Marokko/Turkije) een rol spelen. Maar grootschalig enquêteonderzoek is nodig om hardere uitspraken over het effect van deze migrant-specifieke risicofactoren op eenzaamheid te kunnen doen. Ook meer gebreken in de kwaliteit van relaties of het hebben van te hoge, onrealistische verwachtingen van relaties onder Marokkaanse en Turkse migrantenouderen, bijvoorbeeld over bezoekfrequenties en steun van kinderen, zouden een rol kunnen spelen. Eenzaamheid ontstaat namelijk als er een discrepantie wordt ervaren tussen de gerealiseerde en gewenste relaties. Steeds vaker duiken er signalen op dat de vanzelfsprekende zorgplicht in toenemende mate schuurt met het drukke werken gezinsleven van de kinderen. Wanneer kinderen niet aan de verwachtingen kunnen voldoen, kan dit leiden tot gevoelens van teleurstelling en afwijzing en uiteindelijk eenzaamheid. Maar ook hiervoor ontbreekt vooralsnog hard bewijs.
Tot besluit
Langzaam maar zeker dringt het besef door dat Marokkaanse en Turkse migrantenouderen extra kwetsbaar zijn op het gebied van sociaal welbevinden. Hoewel omringd door familie en herkomstgenoten is het percentage eenzamen onder hen veel hoger dan onder Nederlandse ouderen. Om meer grip te krijgen op de oorzaken – naast de bekende oorzaken van een relatief slechte gezondheid, lage sociaaleconomische status en weinig regie over het leven – is en blijft diepgaand onderzoek van groot belang. Zo zou het interessant zijn om te zien of deze eenzaamheid zich ook voordoet onder jongere cohorten migranten, om te onderzoeken of de eenzaamheid specifiek is voor hun migrantenstatus en wellicht dat ook vastgesteld kan worden of de ervaringen van het huidige cohort migrantenouderen een verhaal apart is.
Tineke Fokkema, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen en Erasmus Universiteit Rotterdam, e-mail: fokkema@nidi.nl
Marjolijn Das, Centraal Bureau voor de Statistiek en Erasmus Universiteit Rotterdam, e-mail: m.das@cbs.nl
Literatuur
- Fokkema, T. (2019), Migranten van het eerste uur: een verloren generatie op leeftijd? [Inaugurele rede]. Rotterdam: Erasmus University Rotterdam.
- Fokkema, T. en M. Das (2020), Familienetwerken van niet-westerse oudere migranten. Jaarrapport Integratie 2020, pp. 190-214.
- Klok, J., T.G. van Tilburg, B.A. Suanet, T. Fokkema en M. Huisman (2017), National and transnational belonging among Turkish and Moroccan older migrants in the Netherlands: Protective mechanisms against loneliness? European Journal of Ageing, 14(4), pp. 341-351.
- Tilburg, T. van, en T. Fokkema (2018), Hogere eenzaamheid onder Marokkaanse en Turkse ouderen in Nederland: Op zoek naar een verklaring. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 49(6), pp. 263-273.