Nederland telt zo’n 24 duizend mensen die rond het einde van hun loopbaan naar het buitenland zijn verhuisd om daar hun pensioentijd door te brengen. Alhoewel sommige pensioenmigranten zich vestigen bij eerder geëmigreerde familieleden, gaat het veelal om mensen die hun (volwassen) kinderen achterlaten in Nederland. Dit terwijl de pensioenfase gekenmerkt wordt door meer uitwisseling van support tussen ouders en kinderen. Een verhuizing naar het buitenland, zoals bij pensioenmigratie, verhoogt de kosten, tijd en moeite van het onderhouden van familiebanden in Nederland.
In 2021 deed het NIDI onderzoek onder ruim zesduizend 65-plussers die rondom hun pensionering migreerden naar het buitenland. Om te onderzoeken of de geografische afstand een belemmering vormt voor het onderhouden van een goede relatie met kinderen focussen we op de ruim 4000 pensioenmigranten met kinderen. Deze groep wordt vergeleken met zo’n 1100 mensen met kinderen die ‘gewoon’ in Nederland pensioneerden, de niet-migranten. Respondenten werd gevraagd naar de relatie met het kind dat als eerste jarig is. Bij 73 procent van deze pensioenmigranten woonde dit kind in Nederland en bij 16 procent in hetzelfde bestemmingsland. De 11 procent waarvan het kind in een ander buitenland woonde is buiten beschouwing gelaten. Bij de niet-migranten woonde 95 procent van de eerst jarige kinderen in Nederland en werd de overige 5 procent buiten beschouwing gelaten. Het onderstaande beeld gaat dus over de relatie met een specifiek kind en niet over de kinderen in het algemeen.
Benedenstaande figuur toont vier aspecten van de ouder-kindrelatie voor pensioenmigranten met een kind in Nederland, pensioenmigranten met een kind in het bestemmingsland en niet-migranten met een kind in Nederland. De meesten beschouwen de relatie met hun kind als hecht. Dit geldt in mindere mate voor de pensioenmigranten met het kind in Nederland van wie 64 procent een hechte band heeft, terwijl dit voor gepensioneerden in Nederland 79 procent is en voor pensioenmigranten met het kind in het bestemmingsland zelfs 85 procent. De verschillen tussen de pensioenmigranten met een kind in Nederland en de andere twee groepen zijn nog groter voor een hechte band met de kleinkinderen: namelijk 51 procent tegenover 75 procent voor niet-migranten en 77 procent voor pensioenmigranten met het kind in het bestemmingsland. Dit duidt erop dat het lastiger is om te investeren in een goede relatie met een kleinkind op een grotere afstand dan wanneer men in hetzelfde land woont, zeker als de kleinkinderen pas werden geboren na het vertrek naar het buitenland.
Hoewel banden met achterblijvende kinderen meestal hecht zijn, zien pensioenmigranten en kinderen die niet in hetzelfde land wonen elkaar een stuk minder vaak in het echt dan gepensioneerden die wel in hetzelfde land wonen. Waar we het in Nederland hebben over keren per week of maand, gaat het bij pensioenmigranten met het kind in Nederland eerder om een paar keer per jaar. Uiteindelijk wordt door veel van deze pensioenmigranten een tekort aan contact ervaren. Uit de vraag of men het kind vaker zou willen zien blijkt dat pensioenmigranten met een kind in Nederland een stuk vaker meer face-to-face-contact zouden willen dan niet-migranten en de andere pensioenmigranten (65% tegenover 35% en 43% respectievelijk). Het gebrek aan face-toface-contact zou gecompenseerd kunnen worden door meer digitaal contact. Ook de hoeveelheid contact via telefoon of internet is echter het minst onder pensioenmigranten met kinderen in Nederland (38%). Bij pensioenmigranten met kinderen in het bestemmingsland is dit aantal juist opvallend hoog (76%) en ook veel hoger dan bij niet-migranten (47%).
Pensioenmigratie hangt samen met grote veranderingen in de vorm en hoeveelheid contact tussen ouders en kinderen in Nederland. Hoewel internet het contact op afstand steeds makkelijker maakt, lijkt het niet altijd genoeg om de (emotionele) afstand te overbruggen. Hierbij moet worden opgemerkt dat we niet weten of de band met kinderen voorafgaand aan de migratie al minder hecht was of dat de migratie hieraan heeft bijgedragen. Enerzijds duiden de bevindingen op minder goede banden en minder betrokkenheid. Anderzijds blijkt uit het feit dat men elkaar wel vaker zou wíllen zien dat in sommige gevallen het afgenomen contact de prijs is die men betaalt voor een ander leven. Dat een aanzienlijk deel van de pensioenmigranten in hetzelfde bestemmingsland woont als hun kind en zeer hechte banden heeft laat zien dat er grote verscheidenheid bestaat in hoe ouders en kinderen hun relatie vormgeven op latere leeftijd.
Juul Spaan, NIDI-KNAW / Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: spaan@nidi.nl
Literatuur
- Henkens, K., M. Kalmijn, H.P. van Dalen, E.B. Savas, en J. Spaan (2022), A Survey of Dutch Retirement Migrants Abroad: Codebook version 1.0, Den Haag: NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen.
- Het onderzoek internationale pensioenmigratie (2022), Demos: bulletin over bevolking en samenleving, 38 (5): 8.