Ongelijkheid in vast contract onder jongvolwassenen

LONNEKE VAN DEN BERG | 26 januari 2024 | DEMOS jaargang 40, nummer 1 - januari 2024
Steeds minder jongvolwassenen hebben een vast arbeidscontract. Het hebben van een vast contract is ook ongelijk verdeeld. Uit dit onderzoek blijkt dat niet alleen het eigen opleidingsniveau, maar ook het welvaartsniveau van het ouderlijk gezin een belangrijke rol te spelen.

Al jaren daalt het percentage jongvolwassenen met een vast arbeidscontract. Vanuit de maatschappij bestaan hier zorgen over gezien de negatieve effecten van tijdelijke contracten voor hun welzijn, levensloop en de verdere carrière. Jongvolwassenen met tijdelijke contracten blijken vergeleken met jongvolwassenen met een vast contract vaker burn-out gevoelens te hebben en stellen het krijgen van kinderen of het kopen van een huis kopen uit.

Uit eerder onderzoek blijkt dat jongvolwassenen een hoger inkomen en betere match tussen opleiding en baan hebben als ze uit welvarendere gezinnen komen. Mijn onderzoek bestudeert of dit ook geldt voor het krijgen van een vast contract. Jongvolwassenen uit meer welvarende ouderlijke milieus hebben namelijk gemiddeld genomen niet alleen een hoger opleidingsniveau, maar deze jongvolwassenen hebben ook vaker beschikking tot een financieel vangnet, een groter netwerk en meer zelfvertrouwen. De veronderstelling is dat zij met deze hulpmiddelen een gunstige positie op de arbeidsmarkt, zoals een vast contract, krijgen. Zo kunnen zij door hun grotere financiële vangnet afwachten tot ze een baan met betere arbeidsvoorwaarden vinden, via hun netwerk een betere baan vinden, of beter onderhandelen. Hoe meer hulpmiddelen je als jongvolwassene hebt, des te beter je je kunt weren op de arbeidsmarkt. Volgens het idee van onderwijs als de Grote Gelijkmaker zijn deze hulpmiddelen vooral belangrijk voor jongvolwassenen die niet aan het hoger onderwijs gestudeerd hebben. Jongvolwassenen die een langere opleiding hebben gehad, hebben deze hulpmiddelen minder nodig omdat ze een beroep kunnen doen op hun diploma om een goede positie op de arbeidsmarkt te krijgen.

Uit onderstaand figuur blijkt ten eerste dat er verschil is in het hebben van een vast contract naar het opleidingsniveau dat men heeft behaald: jongvolwassenen met een praktische opleiding (mbo-1 tot mbo-3 gediplomeerden) hebben het minst vaak een vast contract; theoretisch opgeleide hbo- en wo-gediplomeerden het vaakst. Daarnaast toont het de samenhang met het welvaartsniveau van de ouders: jongvolwassenen met de minst welvarende ouders hebben minder vaak een vast contract, zelfs binnen eenzelfde onderwijsniveau.

Werkstatus van niet-studerende 30-jarige vrouwen en mannen naar hun afgerond opleidingsniveau en de welvaartspositie van hun ouders, 2021

Het verschil in tijdelijke contracten tussen jongvolwassenen uit lage en hoge welvaartsniveaus is het grootst onder mbo4+ gediplomeerden (havo/vwo bovenbouw en mbo-4). Onder mbo4+ gediplomeerde mannen is het verschil in het hebben van een vast contract 14 procentpunten (lage welvaart: 47%, hoge welvaart: 61%) en het hebben van een tijdelijk contract 6 procentpunten (lage welvaart: 24%, hoge welvaart: 18%). Onder hbo- en wo-gediplomeerde mannen is het verschil in het hebben van een vast contract 10 procentpunten (lage welvaart: 57%, hoge welvaart: 67%) en in tijdelijke contracten 4,5 procentpunten (lage welvaart: 25,5%, hoge welvaart: 21%). Deze gegevens wijzen enigszins op de functie van onderwijs als Grote Gelijkmaker. Het blijkt echter dat de verdeling in vaste en tijdelijke contracten op alle onderwijsniveaus niet gelijk is, maar deels getekend is door welvaartsniveau.

Minder vaste contracten voor jongvolwassenen worden in het publieke debat vaak neergezet als een sociaal probleem. Dit onderzoek onderstreept dat dit probleem niet los staat van sociale ongelijkheid: vooral jongvolwassenen uit lagere sociaaleconomische milieus en met een minder lange opleiding hebben weinig vastigheid. Dit is reden tot zorg aangezien juist deze jongvolwassenen vaker een vangnet missen om financiële onzekerheid te kunnen opvangen.

Lonneke van den Berg, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: berg@nidi.nl

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.