Foto: Caleb Oquendo / Pexels

Zweeds ouderschapsverlof blijft ongelijk verdeeld

MAAIKE VAN DER VLEUTEN & YLVA MOBERG | 29 februari 2024 | DEMOS jaargang 40, nummer 2 - februari 2024
Na de geboorte van een kind nemen vrouwen doorgaans het leeuwendeel van de zorg op zich. Dit draagt bij aan genderongelijkheid en heeft negatieve gevolgen voor de loopbanen van vrouwen. Zweedse gegevens werpen een licht op de oorzaken van deze ongelijke taakverdeling. Gendernormen lijken het meest bepalend.

Ook in Zweden, dat bekendstaat om zijn streven naar gendergelijkheid, zijn moeders nog steeds verantwoordelijk voor ongeveer 70 procent van het opnemen van ouderschapsverlof. Door een vergelijking te maken tussen de verdeling van dit verlof tussen adoptieouders en biologische ouders in Zweden, onderzoeken we de oorzaken van deze ongelijke taakverdeling. Een van de mogelijke oorzaken van een ongelijke taakverdeling binnen het gezin is het feit dat vrouwen degenen zijn die zwanger worden en bevallen. Zij ondergaan de fysieke uitdagingen van de zwangerschap, moeten herstellen na de bevalling en geven vaak borstvoeding gedurende de eerste levensmaanden van het kind. Dit resulteert in heteroseksuele relaties vaak in een aanvankelijk grotere betrokkenheid van de moeder ten opzichte van vaders bij de zorg voor hun kinderen, wat kan leiden tot een ongelijke verdeling van de zorgtaken.

Een andere manier waarop nieuwe ouders hun verantwoordelijkheden kunnen verdelen is op basis van hun (verschillen in) inkomen. Na het ouderschap komen er meer huishoudelijke en zorgtaken bij, maar er zal ook geld verdiend moeten worden om het gezin te onderhouden. In dit scenario kan het economisch voordeliger zijn als de partner met het hoogste inkomen meer tijd besteedt aan betaald werk, terwijl de andere partner meer zorg- en huishoudelijke taken op zich neemt. Omdat mannen vaker meer verdienen dan vrouwen, leidt een verdeling op basis van inkomen vaak tot een traditionele taakverdeling.

Als laatste verklaren gendertheorieën de grotere betrokkenheid van moeders bij de zorg voor hun kinderen als een gevolg van het internaliseren van traditionele gendernormen, waarbij vaders vaak worden gezien als de kostwinner en moeders als de verzorgende binnen het huishouden. Zelfs in een relatief gender-egalitair land zoals Zweden zijn dergelijke normen aanwezig en beïnvloeden ze hoe vaders en moeders hun zorgen werktaken verdelen.

Welke verklaring is het meest doorslaggevend?

De genoemde verklaringen leiden allemaal tot dezelfde conclusie: mannen besteden meer tijd aan betaald werk en vrouwen nemen meer zorgtaken op zich. Hoe komen we er nu achter welke van deze verklaringen het meest doorslaggevend is? Om dat te bepalen vergelijken we adoptieouders met biologische ouders. In adoptiegezinnen spelen de fysiologische aspecten van moederschap namelijk geen rol, aangezien geen van de moeders zwanger is geweest. We vergelijken adoptieouders en biologische ouders met vergelijkbare inkomens vóór ze ouders werden, waardoor inkomensverschillen tussen biologische gezinnen en adoptiegezinnen geen rol kunnen spelen. Eventuele verschillen in verlof tussen deze gezinnen kunnen dan toegeschreven worden aan de fysiologische aspecten van moederschap. Daarnaast vergelijken we gezinnen waarin moeders een hoger inkomen hebben dan vaders, met gezinnen waarin vaders een hoger inkomen hebben dan moeders. Als koppels beslissingen nemen op basis van inkomen, zouden we moeten zien dat vrouwen meer verlof opnemen wanneer ze minder verdienen dan hun partner, en minder verlof opnemen wanneer zij meer verdienen. Als we echter blijven zien dat moeders meer verlof opnemen dan vaders, dan wijst dit hoogstwaarschijnlijk op de invloed van gendernormen. Met andere woorden, door biologische ouders (waarvan de moeder is bevallen) te vergelijken met adoptieouders (waarbij dat niet het geval is), en rekening te houden met inkomensverschillen, kan onze studie de invloed van fysiologische aspecten van het moederschap, gendernormen en financiële besluitvorming op de verdeling van ouderschapsverlof onderscheiden.

Ouders in Zweden

Zweden heeft een van de langste periodes van ouderschapsverlof ter wereld. Ouders hebben recht op 16 maanden (480 dagen) betaald ouderschapsverlof dat ze naar eigen inzicht kunnen verdelen, behalve een periode van drie maanden die voor elke ouder is gereserveerd. Deze drie maanden staan in de volksmond ook bekend als de ‘daddy months’ en hebben tot doel de betrokkenheid van vaders bij de opvoeding van hun kinderen te vergroten als ook een meer evenwichtige verdeling van zorgtaken tussen beide ouders te bevorderen.

Om de verdeling van ouderschapsverlof tussen adoptieouders en biologische ouders te vergelijken, maken wij gebruik van Zweedse administratieve gegevens uit de periode 1994-2009. Hierbij kunnen er 5.506 adoptieouders en 149.466 biologische ouderparen worden bestudeerd. De focus van ons onderzoek ligt op gezinnen die kinderen uit het buitenland adopteren aangezien dit verreweg de meest voorkomende vorm van adoptie betreft. Zoals weergegeven in figuur 1, is er sinds de jaren 60 een aanzienlijke toename te zien in het aantal internationaal geadopteerde kinderen in vergelijking met kinderen die binnenlands zijn geadopteerd. De figuur toont ook aan dat er jaarlijks aanzienlijke aantallen kinderen worden geadopteerd. De aantallen nemen af richting het einde van de periode. Dit komt ten dele doordat de beschikbare gegevens alleen informatie bevatten over kinderen die uiterlijk in 2009 zijn geboren, en kinderen worden doorgaans niet in hun geboortejaar geadopteerd maar later.

Het aantal kinderen dat tussen 1964 en 2009 is geadopteerd door koppels in Zweden naar geboortejaar van de kinderen

Het adopteren van een kind verschilt logischerwijs van het krijgen van een biologisch kind. Aangezien het adoptieproces vaak enkele jaren in beslag neemt, duurt het aanzienlijk langer voordat mensen ouders worden via adoptie. De gemiddelde leeftijd waarop biologische moeders en vaders in Zweden hun eerste kind krijgen, is respectievelijk 30 en 33 jaar. Voor adoptiemoeders en -vaders ligt deze leeftijd gemiddeld tussen de 36 en 38 jaar. Daarnaast is adoptie doorgaans kostbaar, wat weerspiegeld wordt in het gemiddelde inkomen van adoptieouders. Het inkomen van adoptiegezinnen in het jaar voordat ze ouders worden ligt gemiddeld zo’n 13.500 euro per jaar hoger dan van biologische ouders (39.500 euro versus 53.000 euro), wat deels kan worden verklaard door hun gemiddeld hogere leeftijd. Om ervoor te zorgen dat deze verschillen de verdeling van ouderschapsverlof niet beïnvloeden, vergelijken we adoptieouders en biologische ouders met vergelijkbare inkomens vóór ze ouders werden en met een vergelijkbare leeftijd waarop ze ouders werden.

Verdeling van ouderschapsverlof

Vrouwen die biologisch een kind krijgen, nemen gemiddeld ongeveer 300 dagen betaald ouderschapsverlof op binnen de eerste drie jaar na de geboorte van hun kind, terwijl biologische vaders ongeveer 65 dagen verlof opnemen. Bij adoptiemoeders is het gemiddelde verlof binnen drie jaar na de adoptie van hun kind ongeveer 287 dagen, vergeleken met 70 dagen voor adoptievaders. Het lijkt erop dat adoptieouders hun verlof iets gelijker verdelen, maar het verschil is niet erg groot.

Figuur 2 werpt licht op de verdeling van ouderschapsverlof gedurende elke maand na de geboorte van het kind (voor biologische ouders) of na de adoptie van het kind (voor adoptieouders). Duidelijke sekseverschillen zijn zichtbaar. Moeders nemen het overgrote deel van het ouderschapsverlof op gedurende het eerste levensjaar van het kind (9-12 maanden), ongeacht of het kind biologisch is of geadopteerd. Vanaf het eerste levensjaar nemen vaders ongeveer drie maanden ouderschapsverlof op. Dit is conform de in Zweden geldende zogenaamde ‘daddy months’. Deze verlofmaanden zijn speciaal gereserveerd voor vaders en zouden verloren gaan als ze niet worden opgenomen. Hoewel adoptievaders in het begin iets meer verlof opnemen dan biologische vaders, kunnen we concluderen dat er geen grote verschillen zijn tussen adoptievaders en biologische vaders in hoe ze hun verlof benutten. Het ontbreken van verschillen tussen biologische ouders en adoptieouders wat betreft het opnemen van ouderschapsverlof leidt tot de conclusie dat fysiologische aspecten van het moederschap, zoals zwangerschap, bevalling en (mogelijk) borstvoeding, geen aanzienlijke invloed lijken te hebben op hoe ouders hun verlof verdelen.

Het aantal gebruikte betaalde ouderschapsverlofdagen per maand die worden opgenomen door moeders en vaders drie jaar na de geboorte van het kind (voor biologische ouders) of na de adoptie van het kind (voor adoptieouders), Zweden, 1994-2009

In figuur 3 wordt het gebruik van ouderschapsverlof weergegeven in gevallen waarin moeders meer verdienen dan vaders (3a) en waarin vaders meer verdienen dan moeders (3b). Als inkomen belangrijk zou zijn voor de verdeling van verlof, zouden we verwachten dat degene die het meest verdient het minste ouderschapsverlof op zou nemen. Uit figuur 3 blijkt dat de verschillen tussen biologische ouders en adoptieouders iets groter zijn wanneer moeders meer verdienen dan vaders dan wanneer vaders meer verdienen dan moeders. Beide figuren laten echter nog steeds zien dat de verschillen tussen biologische gezinnen en adoptiegezinnen minimaal zijn, terwijl verschillen tussen moeders en vaders het meest opvallend zijn. Het lijkt er dus op dat inkomensverschillen tussen partners de verdeling van ouderschap niet verklaren.

Figuur 3. Het aantal gebruikte betaalde ouderschapsverlofdagen per maand die worden opgenomen door moeders en vaders drie jaar na de geboorte van het kind (voor biologische ouders) of na de adoptie van het kind (voor adoptieouders) naar het inkomensverschil tussen de ouders, Zweden, 1994-2009

Adoptieparen worden vaak de ouders van een kind dat ouder is dan een pasgeborene. In Zweden is de gemiddelde leeftijd van een kind bij adoptie 12 maanden (berekeningen op basis van bevolkingsregistergegevens). Daarnaast kunnen Zweedse kinderen pas vanaf de leeftijd van één jaar naar de kinderopvang. Hierdoor zou het kunnen zijn dat het adopteren van een ouder kind de noodzaak om langer ouderschapsverlof op te nemen vermindert. Verschillen in het gebruik van ouderschapsverlof tussen biologische ouders en adoptieouders kunnen dus het gevolg zijn van het feit dat adoptieouders oudere kinderen adopteren. Als we echter kijken naar het aantal verlofdagen van ouders op basis van de adoptie van een jonger of ouder kind, blijkt dat leeftijd van het kind geen rol speelt. De verschillen tussen mannen en vrouwen blijven aanwezig, en de verschillen tussen adoptieouders en biologische ouders blijven minimaal, onafhankelijk van de leeftijd waarop het kind wordt geadopteerd.

Zweeds voorbeeld volgen?

Ongeacht of ouders een biologisch of geadopteerd kind hebben, of dat er eventuele inkomensverschillen zijn tussen partners, nemen moeders veruit het grootste deel van het betaalde ouderschapsverlof op. Dit suggereert dat vooral gendernormen, meer dan biologische factoren of financiële omstandigheden tot ongelijke verdeling van zorgtaken leiden. Zelfs in een land als Zweden, dat bekendstaat om zijn relatieve gendergelijkheid, blijken de traditionele gendernormen gendernormen wijdverspreid en lijken ze tot ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in werk en gezin te leiden. Als we deze normen willen veranderen is het belangrijk dat we streven naar meer gendergelijkheid gedurende de eerste jaren van het ouderschap. In Zweden zijn er verschillende beleidsmaatregelen gericht op een gelijke taakverdeling van ouders. Vooral beleidsmaatregelen die gericht zijn op het bevorderen van het opnemen van verlof door vaders, zoals de ‘daddy months’, bleken relatief succesvol. Hoewel we hebben laten zien dat ook in Zweden het verlof nog niet gelijk wordt verdeeld, is het sinds de invoering van deze maatregel in 1995 steeds gebruikelijker geworden voor vaders om langere periodes thuis te blijven om voor de kinderen te zorgen, iets wat in Nederland nog minder vanzelfsprekend is.

Wat kan Nederland van Zweden leren en kan het daar zijn voordeel mee doen? Ook in ons land is sprake van hardnekkige traditionele opvattingen over de rol van mannen en vrouwen, en is het beleid gericht op meer gelijkwaardige gendernormen. Maar het is goed om te beseffen dat beleid niet in een vacuüm opereert en dat de effectiviteit ervan afhangt van de specifieke context en combinatie van regels. Kortom, wat in Zweden werkt, hoeft niet voor Nederland te werken. De weg die ons land heeft te gaan lijkt echter wel langer dan in Zweden. Nederland heeft immers een van de kortste verlofregelingen voor ouders in Europa. Daarnaast heeft Nederland meer traditionele gendernormen dan Zweden en dat is een van de redenen waarom sekseverschillen in de verdeling van werk en gezin in ons land groter zijn. Het bevorderen van een meer gelijke taakverdeling aan het begin van het ouderschap lijkt een goede eerste stap te zijn op weg naar meer gelijkheid.

Maaike van der Vleuten, NIDI-KNAW/ Rijksuniversiteit Groningen en Swedish Institute for Social Research, Stockholm University, e-mail: vleuten@nidi.nl
Ylva Moberg, Swedish Institute for Social Research, Stockholm University, e-mail: ylva.moberg@sofi.su.se

Literatuur

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.