Foto: Roel Wijnants / Flickr

De manager van de familiebanden is vaak de moederfiguur

MAAIKE HORNSTRA & KATYA IVANOVA | 29 maart 2024 | DEMOS jaargang 40, nummer 3 - maart 2024
Het onderhouden van de familie- en gezinsbanden wordt ook wel ‘kinkeeping’ genoemd. Recent zijn er voor het eerst op grote schaal gegevens verzameld over kinkeeping en de verdeling daarvan in tweeoudergezinnen in Nederland. Uit de data blijkt dat deze huishoudenstaak meestal wordt uitgevoerd door de moederfiguur in het gezin, ook als het een stiefoudergezin betreft.

Hechte familie- en gezinsbanden zijn niet vanzelfsprekend. Zo helpt het bijvoorbeeld als iemand in de familie moeite en tijd investeert in het doorgeven van berichten en nieuwtjes of het initiëren van contact, bezoek, of gezamenlijke uitjes. Voor dit type investeringen introduceerde de socioloog Carolyn Rosenthal de parapluterm ‘kinkeeping’. Ze omschreef het als een belangrijk maar redelijk onzichtbaar onderdeel van het cognitieve huishoudenswerk dat partners onderling verdelen. Zulk werk vergt doorgaans meer denkwerk dan fysieke taken, het mist duidelijke grenzen in tijd en ruimte, en kan minder makkelijk worden uitbesteed. Het draait bij kinkeeping niet alleen om het bemiddelen tussen specifieke gezinsleden in het geval van spanningen, maar omvat verscheidene taken die namens het huishouden worden uitgevoerd. Vaak neemt één gezinslid daarin het voortouw. Deze kinkeeper vormt een belangrijke communicatieschakel tussen anderen en vergroot als zodanig de familiecohesie.

Tot voor kort ontbraken grootschalige kwantitatieve metingen over de verdeling van zogenoemde cognitieve huishoudenstaken in tweeoudergezinnen, zo ook over kinkeeping. Via een lopend project kon een grote groep Nederlandse volwassenen tussen de 25 en 45 jaar worden ondervraagd over de betrokkenheid van hun (stief)ouders bij vier soorten van kinkeeping: cadeautjes regelen voor of namens het huishouden, familie- en gezinsuitjes organiseren, familienieuwtjes en berichten doorgeven en ten slotte, hulp bieden bij onderlinge conflicten tussen gezins- en familieleden. Het ging hierbij om de situatie ten tijde van het interview (zie kader voor meer details over de dataverzameling).

Aan de hand van deze data geven we een eerste beschrijving van de mate waarin moeders en vaders zich bezighouden met kinkeeping. Als gevolg van de toename in echtscheiding vanaf de jaren zestig, zijn veel volwassenen tegenwoordig opgegroeid met gescheiden ouders en eventuele nieuwe partners. Het percentage vijftienjarigen dat niet met beide biologische ouders woonde nam tussen 1996 en 2015 toe van 20 naar 30 procent, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS). Ongeveer 26 procent van hen woont op hetzelfde adres als een van de biologische ouders en een nieuwe partner van die ouder. In totaal woont zeven procent van alle vijftienjarigen in 2015 met een stiefouder. We nemen daarom in ons onderzoek naast gehuwde tweeoudergezinnen ook stiefvader gezinnen en stiefmoeder gezinnen mee. Zo kunnen we achterhalen welke verschillen er bestaan tussen ouders op basis van gezinsstructuur en biologisch verwantschap. Hoe is de verdeling als ouders zijn gescheiden? In hoeverre nemen nieuwe partners van gescheiden ouders deze taak op zich? En zien we daarin verschillen tussen stiefmoeders en stiefvaders? We richten ons in het beantwoorden van die vragen op heteroseksuele ouder-(stief) ouderrelaties.

Kinkeeping in Nederlandse gezinnen

We starten met een beschouwing van hoe partners het managen van de familiebanden onderling verdelen (figuur 1). De vier gedragingen die centraal staan zijn gebaseerd op de eerdere (grotendeels kwalitatieve) literatuur. We zien een duidelijk traditioneel patroon: in meer dan de helft van de gevallen neemt de moeder het voortouw in het kopen van de cadeaus, organiseren van uitjes, doorgeven van nieuwtjes, en bemiddelen tussen familie- of gezinsleden. Opvallend genoeg zijn de verschillen tussen een intact gezin en stiefvader gezin zeer beperkt, in beide gevallen wordt de biologische moeder aangewezen als de centrale kinkeeper. In stiefmoeder gezinnen ziet de verdeling er iets anders uit en komt het vaker voor dat de biologische vader en stiefmoeder beide eenzelfde taak vervullen, al komt het door het verminderde contact met biologische vaders na scheiding ook vaker voor dat geen van beide betrokken is. Opvallend is dat ook in deze gezinsvorm de moederfiguur, de stiefmoeder, de taak van kinkeeping vaker op zich neemt dan de biologische vader.

Figuur 1. De verdeling van kinkeeping binnen intacte, stiefvader en stiefmoeder gezinnen

Wie is de kinkeeper?

Welke verschillen zien we als we op individueel niveau de verschillende oudertypen met elkaar vergelijken? Onderstaande figuur toont voor vier aspecten van kinkeeping in welke mate (stief) ouders zich volgens hun volwassen kinderen zich met elk bezighouden (figuur 2). Drie contrasten zijn zichtbaar.

Percentages (%) van betrokkenheid bij tenminste één van de taken (zie figuur 1) per oudertype

Moeders versus vaders

Het eerste dat opvalt is de bevestiging van het sterke gendercontrast in welke ouder zich bezighoudt met ten minste één van de vier vormen van kinkeeping. Ter illustratie, terwijl bijna alle biologische moeders in intacte gezinnen (ongeveer 98 procent) door hun kinderen worden aangewezen als kinkeepers, is dit maar ongeveer 58 procent voor biologische vaders. Hoewel het gendercontrast het sterkst is voor biologische ouders die nog bij elkaar zijn, is het ook zichtbaar voor de andere oudertypen die zijn meegenomen in het onderzoek. Het komt dus zelden voor dat (stief)moeders helemaal geen tijd investeren in kinkeeping, terwijl dit voor biologische vaders gemiddeld rond de 40 procent en voor stiefvaders gemiddeld rond de 60 procent ligt. Dit contrast geldt voor alle vier de vormen van kinkeeping al is het verschil tussen moeders en vaders het kleinst voor het bespreken van onderlinge conflicten tussen gezins- of familieleden (zie ook figuur 1).

Getrouwde ouders versus gescheiden ouders

Wat gebeurt er met kinkeeping als ouders uit elkaar gaan? Het percentage kinderen dat is opgegroeid met gescheiden ouders is in de jaren zeventig en tachtig sterk toegenomen, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS). Deels zal er onder die groep sprake zijn van een scheidingseffect: contact tussen ouders en kinderen, met name tussen vaders en kinderen, is vaak minder frequent waardoor gescheiden ouders minder gelegenheid zouden hebben om zich bezig te houden met kinkeeping. Zo zijn gescheiden moeders iets vaker dan gehuwde moeders bij geen van de vier taken betrokken. Desondanks blijkt uit de data dat gescheiden vaders vaker dan gehuwde vaders door hun kinderen worden aangewezen als betrokken in een of meer van de vier vormen van kinkeeping (respectievelijk 63 versus 58 procent). Het percentage gescheiden vaders dat betrokken is bij alle vier de taken ligt ook veel hoger (17 versus 5 procent), terwijl eenzelfde contrast niet zichtbaar is voor moeders (niet in figuur). Gescheiden moeders vervullen gemiddeld dus evenveel kinkeeping taken als gehuwde moeders, terwijl gescheiden vaders juist meer betrokken zijn. Een mogelijke verklaring is dat gescheiden vaders wellicht proberen te compenseren voor hun gebroken relatie met de traditionele kinkeeper, de biologische moeder, door hun eigen betrokkenheid te vergroten.

Biologische ouders versus stiefouders

Ouders die gescheiden zijn van de andere ouder van hun kind blijven meestal niet alleen. Zo heeft 70 procent van de vaders en 60 procent van de moeders in ons onderzoek ten minste één nieuwe huwelijks- of samenwoonrelatie gehad tijdens de jeugd van hun kind. Uit ons onderzoek blijkt dat stiefouders zich minder vaak bezighouden met kinkeeping dan biologische ouders. Dit komt deels door de ambiguïteit die de nieuwe partners ervaren in hun rol ten opzichte van een stiefkind, wat kan leiden tot terughoudendheid. Zo is het voor stiefouders vaak minder duidelijk welke verantwoordelijkheden ze dragen in de opvoeding van het stiefkind. Ook dit contrast verschilt echter per gender van de ouder. Ter illustratie, ongeveer 64 procent van de stiefmoeders is volgens het kind betrokken bij ten minste één van de vier vormen van kinkeeping bevraagd in het onderzoek. Dit is hoger dan het percentage bij stiefvaders (42 procent) of zelfs bij biologische vaders (ongeveer 60 procent). Ze worden ook vaker dan stiefvaders aangewezen als betrokken bij alle vier de vormen van kinkeeping (22 versus 8 procent). Dit is opvallend, aangezien eerder onderzoek aantoonde dat stiefmoeders veel vaker dan stiefvaders last hebben van negatieve stereotypen en daardoor meer ambiguïteit ervaren over hun rol binnen het gezin en hun rol ten opzichte van het stiefkind. Desondanks illustreert ons onderzoek de actieve rol van stiefmoeders als kinkeepers. Dit sluit aan bij de eerdere onderzoeksbevindingen dat de ambiguïteit van stiefmoederschap sterk afhangt van de bredere gezinscontext en wellicht zal afnemen naarmate co-ouderschapsregelingen gebruikelijker worden.

De bemiddelende rol van de andere ouder

In de literatuur wordt kinkeeping omschreven als een cruciale factor voor de kwaliteit van familie- en gezinsbanden. Eerder onderzoek liet bijvoorbeeld zien dat de relaties tussen kinderen en vaders veel zwakker zijn na scheiding en verweduwing, een bevinding die deels verklaard zou worden door het ontbreken van de moeder als kinkeeper in het huishouden van een alleenstaande vader. Ons onderzoek bevestigt dat er een verband bestaat tussen kinkeeping en ouder-kind relaties. De relatie tussen een ouder en het volwassen kind is sterker als de echtgenoot van de ouder investeert in de vier vormen van kinkeeping, ongeacht of deze echtgenoot de biologische ouder is van het kind. Een stiefmoeder, indien betrokken, kan dus net zo effectief zijn als een gehuwde biologische moeder in het bevorderen van een hechte band tussen een biologische vader en zijn kind.

Conclusies

Er is sprake van een sterk contrast tussen vaders en moeders in kinkeeping. Het onderhouden van de familie- en gezinsbanden blijkt een taak die met name wordt gedaan door ‘de moederfiguur’ in een tweeoudergezin, ook als het een stiefmoeder betreft. Enerzijds duidt deze bevinding erop hoe sterk traditionele rolpatronen zijn ingesleten. Anderzijds toont het ook de rol van stiefmoeders als volwaardig onderdeel van het nieuwe gezin. Onze bevindingen liggen in lijn met een bredere literatuur over cognitieve huishoudenstaken. In tegenstelling tot fysieke huishoudtaken – zoals koken, schoonmaken of de kinderen naar school brengen – zijn ouders zich over het algemeen minder bewust van cognitieve huishoudtaken en daardoor maken partners hier onderling vaak ook minder duidelijke afspraken over. Dit leidt doorgaans tot een verdeling van taken die met name rust op de schouders van vrouwen maar ook redelijk onzichtbaar blijft.

Maaike Hornstra, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: hornstra@nidi.nl
Katya Ivanova, Tilburg University, e-mail: k.o.ivanova@tilburguniversity.edu

Literatuur

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.