In de (internationale) literatuur wordt verondersteld dat homoverbintenissen in allerlei opzichten diverser zijn dan heteropartnerschappen. Partners in een verbintenis van gelijk geslacht blijken onder andere sterker van elkaar te verschillen in leeftijd en opleidingsniveau dan partners in een heteroverbintenis. Een handvol internationale studies suggereert dat verbintenissen tussen partners van gelijk geslacht ook vaker worden gekenmerkt door een partner uit een ander land. Verklaringen die daarvoor worden aangedragen zijn dat de homohuwelijksmarkt kleiner is en dat daarom sneller over grenzen heen wordt gezocht; dat homo’s sneller van gebaande paden afwijken, omdat ze door hun homoseksualiteit ervaring hebben met het breken van dominante normen; en dat in landen waar homopartnerschappen legaal of geaccepteerd zijn, het aanbod relatief groot is van partners uit landen waar de publieke opinie negatief is ten aanzien van homoseksualiteit of de erkenning van homoseksuele relaties afwezig is.
Gegevens voor Nederland
Voor Nederland zijn er geen studies naar de herkomst van partners in homohuwelijken, maar het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) biedt uitkomst. Het CBS publiceert op zijn databank StatLine de frequenties van het aantal huwelijken naar achtergrondkenmerken van de partners. Zo ook naar waar zij zijn geboren. Van alle in Nederland geregistreerde huwelijken sinds de opening van het burgerlijk huwelijk voor paren van gelijk geslacht in 2001, tot en met 2018, was twee procent een ‘homohuwelijk’. Dit percentage is lager dan het aandeel van de bevolking dat zich volgens onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) als homoseksueel beschouwt (inclusief biseksueel). Het SCP geeft een schatting van tussen de vier en zes procent, waarbij het aandeel homoseksuele mannen groter is dan het aandeel lesbische vrouwen, terwijl het aandeel biseksuele vrouwen hoger ligt dan het aandeel biseksuele mannen. De cijfers van het SCP zouden erop kunnen wijzen dat vooral homomannen minder vaak huwen dan hetero’s. We hebben hier echter (helaas) alleen gegevens ter beschikking over huwelijken en niet over geregistreerde partnerschappen of ongehuwde samenwoonrelaties.
In totaal zijn er in de periode 2001-2018 in Nederland 25.644 homohuwelijken gesloten, waarbij een huwelijk tussen twee vrouwen iets vaker voorkomt (53%) dan een huwelijk tussen twee mannen (47%). Als we de herkomst van de partners in ogenschouw nemen, dan blijkt dat het in heterohuwelijken vaker voorkomt dat beide partners in het buitenland geboren zijn (9,6%) dan in homohuwelijken (4,3%). Van alle huwelijken tussen twee mannen is een groter deel beiden geboren in het buitenland (6%) dan van alle huwelijken tussen twee vrouwen (2,8%).
Als we een overzicht willen van de diversiteit van de huwelijken waarbij ten minste één van de partners in Nederland geboren is, dan moeten we huwelijken tussen louter buitenlandse partners buiten beschouwing laten. We vinden dan een betrekkelijk klein verschil tussen hetero- en homohuwelijken. In 17,5 procent van de heterohuwelijken met minimaal één van de partners geboren in Nederland, is er een partner die in het buitenland is geboren. In homohuwelijken ligt dit op 18,5 procent. In eerder internationaal onderzoek zijn daarbinnen verschillen gevonden tussen verbintenissen tussen twee mannen en verbintenissen tussen twee vrouwen. In Noorwegen, Spanje, de Verenigde Staten en Zweden bleken homohuwelijken eveneens diverser naar migratieachtergrond (of naar ras, zoals in de Verenigde Staten is onderzocht) en huwelijken of relaties tussen twee mannen bleken diverser dan huwelijken tussen twee vrouwen. De CBS-cijfers bevestigen dit ook voor Nederland. Als we voor Nederland de uitsplitsing maken vinden we dat van de huwelijken tussen twee mannen, waarbij tenminste één man geboren is in Nederland, 26,2 procent een huwelijk is met een partner geboren in het buitenland. Bij huwelijkssluitingen tussen twee vrouwen ligt dit beduidend lager: daarvan bestaat slechts 11,9 procent uit een partner geboren in Nederland en een partner geboren in het buitenland (zie figuur 1).
Van alle heterohuwelijken waarbij de vrouw in Nederland is geboren, is 7,5 procent een huwelijk met een buitenlandse partner. Van heterohuwelijken waarbij de man in Nederland is geboren, is er in 11,5 procent van de huwelijken een partner geboren in het buitenland. De kans dat een in Nederland geboren en woonachtige vrouw die in een heterohuwelijk stapt dat doet met een buitenlandse man is dus een stuk kleiner dan dat mannen geboren in Nederland dat in een heterohuwelijk doen. Om een dergelijke uitspraak op individueel niveau voor lesbische vrouwen of homomannen te doen, dienen we er rekening mee te houden dat zij huwen met iemand van hetzelfde geslacht. De kans dat een in Nederland geboren en woonachtige vrouw die in een homohuwelijk stapt dat doet met een in het buitenland geboren vrouw is dan 6,3 procent. Voor een homoseksuele man is deze kans 15 procent. Voor homomannen die trouwen is de kans dus ook op individueel niveau het grootst dat zij huwen met een buitenlandse partner. Voor zowel heteroseksuelen als homoseksuelen geldt dat in Nederland geboren en woonachtige mannen, vaker een partner uit het buitenland hebben dan vrouwen die in Nederland geboren en woonachtig zijn.
Trends in aandeel huwelijken met een partner uit het buitenland
In figuur 2 geven we de trend weer van het aandeel heterohuwelijken met een partner uit het buitenland alsook voor de huwelijken tussen twee mannen en tussen twee vrouwen. Tussen 2001 en 2008 blijven de aandelen redelijk stabiel, met sindsdien een stijging. Het aandeel van de huwelijken tussen man en vrouw, met één van beide geboren in Nederland en de ander in het buitenland, ligt rond de 16 procent tot 2008 en stijgt dan naar 19,7 procent in 2018. Voor huwelijken tussen twee vrouwen, met tenminste één vrouw geboren in Nederland, schommelt het aandeel met een buitenlandse partner tussen de 9 en 12 procent, met in de meer recente jaren een stijging tot 15 procent. In de huwelijken tussen twee mannen ligt het aandeel met een buitenlandse partner het laagst in 2008 (20%) en het hoogst in 2014 (33,6%).
Herkomst van de buitenlandse partner De cijfers van het CBS geven ook inzicht in het herkomstland van de huwelijkspartners. We richten ons daarbij op het onderscheid tussen de vier huwelijkscategorieën met een buitenlandse partner: (1) Een in Nederland geboren vrouw, in een huwelijk met een in het buitenland geboren vrouw; (2) Een in Nederland geboren vrouw, met een in het buitenland geboren man; (3) Een in Nederland geboren man, met een in het buitenland geboren man; (4) Een in Nederland geboren man, in een huwelijk met een in het buitenland geboren vrouw.
Een partner afkomstig uit Turkije of Marokko komt relatief vaak voor in heterohuwelijken. Dit komt vooral vaak voor in huwelijken waarbij de vrouw geboren is in Nederland (zie figuur 3). Een partner afkomstig uit Turkije of Marokko komt echter maar zelden voor in homohuwelijken. De verklaring voor deze verschillen zal erin gelegen zijn dat veel vrouwen die geboren zijn in Nederland en huwen met een partner uit Turkije of Marokko zelf een Turkse of Marokkaanse achtergrond hebben; zij maken deel uit van de tweede generatie. Het geringe voorkomen van homohuwelijken met Turkse of Marokkaanse partners kan een aantal zaken betekenen: (1) Dat tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders in geringe mate een ‘coming-out’ hebben; (2) Dat tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders die een partner van hetzelfde geslacht zoeken dat niet in Turkije of Marokko doen, of in ieder geval niet onder Turkse en Marokkaanse migranten geboren in Turkije of Marokko; (3) Meer in het algemeen, dat in Nederland geboren homo’s geen partner zoeken uit Turkije of Marokko of; (4) Dat er weinig beschikbare homopartners zijn uit Turkije of Marokko. Het aandeel gemengde huwelijken met iemand met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond is daarentegen nagenoeg gelijk in hetero- en homohuwelijken (rond de 10%). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat, hoewel de houding ten aanzien van homoseksualiteit onder Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders minder positief is dan onder Nederlanders zonder migratieachtergrond, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders minder weerstand hebben tegen homoseksualiteit dan Turkse en Marokkaanse Nederlanders.
Opvallend is ook dat Nederlandse vrouwen in een heterohuwelijk vaker een partner uit Turkije of Marokko hebben dan Nederlandse mannen. Eerder onderzoek in Nederland laat zien dat vrouwen van de Turkse en Marokkaanse tweede generatie vaker een partner hebben die geboren is in het herkomstland van hun ouders dan mannen. Mogelijk zien we hier dus deels de partnerkeuze van de tweede generatie terug. Maar niet alleen vrouwen van de Turkse en Marokkaanse tweede generatie hebben vaker een partner geboren in Turkije of Marokko. Ook vrouwen met een Nederlandse achtergrond kiezen vaker voor een partner uit Turkije of Marokko dan mannen met een Nederlandse achtergrond.
De verdeling in de herkomst van in het buitenland geboren partners is vrijwel gelijk voor hetero- en homomannen. Bij de laatste groep komen huwelijken met een partner uit een westers land net wat vaker voor. In huwelijken tussen twee vrouwen komt de buitenlandse partner nog frequenter uit een westers land; dat geldt voor 70 procent van de huwelijken waarin één van de partners geboren is in het buitenland. Opvallend is hier het grote aandeel van partners geboren in België en Duitsland en het kleine aandeel vrouwen geboren in een ‘ander niet-westers land’.
Conclusie
Zowel in homo- als in heterohuwelijken zijn de partners in meerderheid beiden geboren in Nederland. Het aandeel huwelijken met een partner uit het buitenland is onder homo’s maar beperkt hoger dan onder hetero’s. Er is echter wel een groot verschil wanneer er onderscheid gemaakt wordt naar huwelijken tussen twee mannen en twee vrouwen. Homomannen in een huwelijk hebben beduidend vaker een partner geboren in het buitenland dan lesbische vrouwen. Deze bevindingen bevestigen ook de conclusies van buitenlands onderzoek dat huwelijken tussen twee mannen etnisch diverser zijn dan heterohuwelijken. Ons onderzoek vult aan dat dit aanzienlijk minder vaak voorkomt in huwelijken tussen twee vrouwen dan tussen twee mannen. Dat past bij het beeld dat huwelijken tussen twee mannen ook diverser zijn naar andere kenmerken dan huwelijken tussen twee vrouwen. Bovendien laten we zien dat ook binnen heterohuwelijken mannen die geboren zijn in Nederland en geregistreerd staan als inwoner van Nederland relatief vaker in het huwelijksbootje stappen met iemand geboren in het buitenland dan Nederlandse vrouwen woonachtig in Nederland ten tijde van het huwelijk. Het verschil tussen mannen en vrouwen in heterohuwelijken manifesteert zich dus ook tussen homomannen en lesbische vrouwen. We weten echter niet of vrouwen voor een huwelijk vaker naar het buitenland verhuizen dan mannen, waardoor we het aandeel gemengde huwelijken onder in Nederland geboren vrouwen kunnen onderschatten. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat we het aantal lesbische vrouwen in een huwelijk met een niet-westerse vrouw onderschatten, omdat homohuwelijken in nietwesterse landen vrijwel onmogelijk zijn. In zowel huwelijken tussen twee mannen als tussen twee vrouwen alsook in heterohuwelijken is er een trend naar meer gemengde huwelijken.
De buitenlandse partner in een huwelijk tussen twee mannen komt vaker uit een niet-westers land dan de buitenlandse partner in een huwelijk tussen twee vrouwen. Er is geen eenduidige verklaring waarom dit zo is. Aan de ene kant kan het zijn dat vrouwen liever een partner hebben met een westerse herkomst, maar het zou ook kunnen dat er minder potentiële lesbische partners zijn die geboren zijn in niet-westerse landen. Ook geeft de focus op het geboorteland maar een beperkt beeld van gemengde huwelijken omdat hierdoor geen onderscheid gemaakt kan worden naar eerste en tweede generatie partners. In werkelijkheid ligt het percentage homohuwelijken tussen personen met een Nederlandse achtergrond en een migratieachtergrond vermoedelijk hoger. Ook gaat een strikte vergelijking met heterohuwelijken daarom mank; in een groot deel van de huwelijken tussen een in Nederland geboren vrouw met een in het buitenland geboren man, komt de partner uit Turkije of Marokko. De herkomst Turkije of Marokko van een partner in een homohuwelijk is zo goed als afwezig. Het was met de beschikbare data echter niet mogelijk een uitsplitsing te maken naar de tweede generatie. Ten slotte gaat het hier alleen over huwelijken. Het zou kunnen dat homoseksuele stellen die ongehuwd samenwonen gemengder zijn dan gehuwde stellen, iets wat eerder internationaal onderzoek onder met name heteroseksuele stellen en CBS-cijfers ook suggereren. Of juist dat mannen in een homorelatie minder snel huwen dan vrouwen, maar dat een buitenlandse partner de keuze voor een formele registratie versterkt. Kortom, om een vollediger beeld te geven van de partnerkeuze van homoseksuele stellen in vergelijking tot heteroseksuele stellen is er meer onderzoek nodig, waarbij het van belang is om zowel verschillende type relaties mee te nemen als ook onderscheid te maken tussen partners met een eerste en tweede generatie migratieachtergrond. Wel bevestigt dit onderzoek studies uit andere landen die aantonen dat huwelijken tussen twee mannen het meest divers zijn naar herkomst.
Marcel Lubbers, NIDI-KNAW, Rijksuniversiteit Groningen en Radboud Universiteit Nijmegen, e-mail: lubbers@nidi.nl
Gusta Wachter, NIDI-KNAW, Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: wachter@nidi.nl
Literatuur
- CBS (2019), Huwen: huwelijkssluitingen en huwende personen naar diverse kenmerken. CBS: StatLine. Verkregen 11 November 2019.
- Garrido, Á. A., J.C.C. Olmos, A.A. Galende en M.J.G. Moreno (2012), Same sex marriages in Spain: The case of international unions. Anthropological Notebooks, 18(1), pp. 23-40.
- Huijnk, W. (2014), De acceptatie van homoseksualiteit door etnische en religieuze groepen in Nederland. Den Haag: SCP.
- Kuypers, L. (2016), LHBT-monitor 2016. Den Haag: SCP.
- Verbakel, E. en M. Kalmijn (2014), Assortative mating among Dutch married and cohabiting same-sex and different-sex couples. Journal of Marriage and Family, 76(1), pp. 1-12.