Foto: Roel Wijnants / Flickr

Flexibele arbeidsrelaties verminderen welzijn van jongvolwassenen

LONNEKE VAN DEN BERG | 28 februari 2025 | DEMOS jaargang 41, nummer 2 - februari 2025
Veel jongvolwassenen in Nederland hebben een flexibele arbeidsrelatie. De baanonzekerheid die daarmee gepaard gaat, kan een negatieve invloed hebben op hun welzijn. Uit nieuwe internationale data van de Generations en Gender Survey blijkt dat inderdaad het geval. Vooral jongvolwassenen zonder een hoger onderwijsdiploma zijn kwetsbaar voor de gevolgen van flexibele arbeid.

Het welzijn van Nederlandse jongvolwassenen is de afgelopen twee decennia sterk verslechterd. Uit gegevens van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) blijkt dat waar één op de tien jongvolwassenen ongelukkig was, dit tegenwoordig één op de vijf jongvolwassenen (van 18 tot 35 jaar) is. Ook hebben jongvolwassenen steeds vaker mentale klachten. Het is dus van belang om te kijken naar factoren die invloed hebben op hun welzijn – gevoelens van welbevinden.

Flexibele arbeid – het hebben van een tijdelijke aanstelling (met of zonder uitzicht op vast) – zou een rol kunnen spelen. Een aanzienlijk deel van de werkende Nederlandse jongvolwassenen heeft een flexibele arbeidsrelatie, ongeveer 35 procent. Deze arbeidsrelaties staan ook wel bekend als ‘slechte banen’ en worden beschouwd als een nieuwe vorm van ongelijkheid. De onzekerheid die gepaard gaat met een flexibel arbeidscontract kan een weerslag hebben op hun welzijn.

Zorgen over wonen en gezin

De samenhang tussen flexibele arbeid en welzijn zou een gevolg kunnen zijn van zorgen over werkloosheid en de toekomstige financiële situatie bij deze jongvolwassenen. Niet alleen de dreiging om werkloos te worden, ook de onzekerheid over hoe een toekomstige baan eruitziet, kan zorgen voor stress. Zal er verhuisd moeten worden voor de toekomstige baan? Zal het lukken om werk te vinden in het gewenste beroepsveld? En wat voor arbeidsvoorwaarden zal die baan hebben, zoals de hoogte van het salaris, een pensioen of het aantal werkuren?

Deze twijfels over de arbeidssituatie kunnen doorsijpelen naar zorgen in andere levensloopdomeinen zoals de woon- en gezinssituatie. Een flexibele arbeidsrelatie kan het moeilijk maken bepaalde levensloopstappen te zetten, zoals een kind krijgen of een huis kopen. Jongvolwassenen zien mogelijk af van deze stappen tot ze meer zekerheid hebben. Dit kan leiden tot ontevredenheid op die vlakken en zorgen over de toekomst op het gebied van gezin, financiën en werk.

Vooral jongvolwassenen zonder hoger onderwijsdiploma zijn kwetsbaar voor deze onzekerheid. Een hoger onderwijsdiploma geeft een beter arbeidsperspectief en kan sommige zorgen over het vinden van een (goede) baan wegnemen. Ook verschilt het type flexibele arbeid naar gelang onderwijsachtergrond. Jongvolwassenen zonder hoger onderwijsdiploma hebben vaker een type flexibele arbeid waarbij ze veel onzekerheid ervaren, zoals oproepcontracten.

In dit artikel onderzoek ik de relatie tussen flexibele arbeid en het welzijn van jongvolwassenen, met een focus op gevoelens van welbevinden zoals tevredenheid met het leven en depressieve gevoelens. Aan de hand van nieuwe gegevens van de Generations and Gender Survey wordt hier een inkijk geboden (zie kader rechts/onder). Deze gegevens maken het ook mogelijk om de situatie in Nederland te vergelijken met die in andere Europese landen en om dieper in te gaan op de samenhang tussen flexibele arbeid en zorgen in andere levensloopdomeinen.

Nederlanders vaker ongelukkig bij flexibele arbeidsrelatie

Uit figuur 1 blijkt dat het welzijn van Nederlandse jongvolwassenen lager is als ze een flexibele arbeidsrelatie hebben. Terwijl 11 procent van degenen met een vaste arbeidsrelatie ongelukkig is, is dit het geval voor 19 procent van degenen met een flexibele arbeidsrelatie. Een vergelijking met andere landen wijst uit dat in de meeste andere Europese landen er geen verschil in geluk is tussen jongvolwassenen met een flexibele en vaste arbeidsrelatie. In deze vergelijking valt op dat Nederlandse jongvolwassenen met een flexibele arbeidsrelatie niet per se ongelukkiger zijn dan flexwerkers in andere landen, maar hun leeftijdsgenoten met een vast contract juist vaker gelukkig zijn dan in andere landen.

Figuur 1. Percentage 18- tot 35-jarige werkenden dat ongelukkig is (men geeft het leven een 6 of lager op een 10-puntsschaal), per land en type arbeidsrelatie

Waarom is er in Nederland verschil in welzijn en in andere landen niet? Een mogelijke verklaring hiervoor is dat Nederland strikte ontslag- en contractregels (Employment Protection Legislation (EPL)) heeft voor vaste contracten. Als gevolg hiervan is het lastig voor flexwerkers om meer vastigheid te krijgen en zijn ze vaak niet uit eigen keuze flexwerker. Uit eerder onderzoek blijkt inderdaad dat het welzijn van werknemers met een flexibele arbeidsrelatie lager is in landen met een striktere regelgeving. Naast deze arbeidsmarktverklaring zou ook het internationaal gezien hoge aandeel koopwoningen op de Nederlandse huizenmarkt een rol kunnen spelen. Om een hypotheek te kunnen krijgen is het belangrijk om een vaste arbeidsrelatie te hebben. Vooral jongvolwassenen met een flexibele arbeidsrelatie kunnen dus moeilijkheden op de woningmarkt ervaren in Nederland.

Hoger onderwijsdiploma heeft beschermende rol

In figuur 2 wordt meer aandacht besteed aan specifieke aspecten van het welzijn van jongvolwassenen in Nederland. Zitten zij regelmatig of bijna altijd in de put en voelen ze zicht depressief, een mislukking, bang of treurig? De figuur toont dat op al deze vlakken jongvolwassenen met een flexibele arbeidsrelatie slechter scoren dan jongvolwassenen met een vaste arbeidsrelatie. Met uitzondering van angstig voelen, zijn deze verschillen groter onder jongvolwassenen zonder hoger onderwijsdiploma. Een voorbeeld hiervan is het verschil in het gevoel regelmatig in de put te zitten. Bij jongvolwassenen zonder hoger onderwijsdiploma was dit het geval voor vijf procent van degenen met een vaste arbeidsrelatie en 15 procent van degenen met een flexibele arbeidsrelatie. Bij jongvolwassenen met een hoger onderwijsdiploma was dit het geval voor vijf procent van degenen met een vaste arbeidsrelatie en acht procent van degenen met een flexibele arbeidsrelatie. Dat het type arbeidscontract er minder toe doet bij jongvolwassenen met een hoger onderwijsdiploma kan komen doordat zij vaker een zekerder type flexibele arbeidsrelatie hebben – tijdelijk met vooruitzicht op vast – en minder vaak een onzekerder type – oproepcontracten. Daarnaast maken zij zich mogelijk minder zorgen over de toekomst omdat zij betere arbeidsvooruitzichten hebben.

Figuur 1. Percentage 18- tot 35-jarige werkenden dat ongelukkig is (men geeft het leven een 6 of lager op een 10-puntsschaal), per land en type arbeidsrelatie

Negatiever over woning en vervullen kinderwens

Een verklaring voor het lagere welzijn kan terug te voeren zijn op zorgen in andere levensloopdomeinen. Deze zorgen zijn bestudeerd aan de hand van verschillende indicatoren: (1) tevredenheid met de huidige werk- en woonsituatie; (2) de intentie binnen drie jaar een kind te krijgen mits men een kinderwens heeft; en (3) de verwachting binnen drie jaar te voldoen aan de in eigen beleving financiële en woningvoorwaarden om een kind te krijgen, ongeacht kinderwens. Figuur 3 toont deze zorgen in verschillende levensloopdomeinen naar type arbeidsrelatie en onderwijsdiploma. Op al deze punten blijkt er een verschil naar arbeidsrelatie: jongvolwassenen met een flexibele arbeidsrelatie zijn minder tevreden over hun huidige werk- en woonsituatie, hebben minder vaak de intentie hun kinderwens binnen drie jaar te vervullen, en hebben negatievere verwachtingen over hun toekomstige financiële en woonsituatie.

Figuur 3. Zorgen in andere levensloopdomeinen onder 18- tot 35-jarige werkenden in Nederland, naar onderwijsdiploma en arbeidsrelatie

Ook hier speelt onderwijsachtergrond een rol. Jongvolwassenen zonder hoger onderwijsdiploma zijn negatiever over hun huidige situatie en de verwachtingen voor de toekomst. De gevolgen van flexibele arbeidsrelaties zijn ook groter bij hen. Bij jongvolwassenen zonder hoger onderwijsdiploma heeft 45 procent van degenen met een vaste arbeidsrelatie en 61 procent van degenen met een flexibele arbeidsrelatie niet de intentie de kinderwens binnen drie jaar te vervullen. Bij jongvolwassenen met een hoger onderwijsdiploma is dit het geval voor 45 procent van degenen met een vaste arbeidsrelatie en 50 procent van degenen met een flexibele arbeidsrelatie. Ook zijn er bij jongvolwassenen zonder hoger onderwijsdiploma grotere verschillen in de tevredenheid met de woning en de woonverwachtingen. Bijna de helft van hen (47 procent) verwacht niet binnen drie jaar te voldoen aan de door hun geziene woningeisen om een kind te krijgen. Dit ligt aanzienlijk lager bij de vaste arbeidskrachten met een soortgelijke opleiding (31 procent) en bij de jongvolwassenen met een hoger onderwijsdiploma (flexibel: 32 procent; vast: 23 procent). Vooral bij jongvolwassenen zonder hoger onderwijsdiploma gaat het hebben van een flexibele arbeidsrelatie dus samen met zorgen in andere levensloopdomeinen. Dit kan verklaren waarom juist deze groep een lager welzijn heeft.

Conclusies

Dit onderzoek toont aan dat het welzijn van jongvolwassenen met een flexibele arbeidsrelatie lager is dan dat van jongvolwassenen met een vaste arbeidsrelatie. Het verschil is aanzienlijk: de kans ongelukkig te zijn is bijna twee keer zo hoog. Dit is een belangrijk inzicht in het licht van de achteruitgang in het welzijn van jongvolwassenen in de afgelopen jaren. De bevinding geeft aan dat meer zekerheid op de arbeidsmarkt een positieve rol zou kunnen spelen in het verbeteren van het welzijn van jongvolwassenen.

Deze bevinding is extra belangrijk omdat negatieve effecten van flexibele arbeid al bestaande ongelijkheden kunnen versterken. Jongvolwassenen zonder hoger onderwijsdiploma hebben vaker een flexibele arbeidsrelatie. Uit dit onderzoek blijkt daarnaast dat dat de gevolgen van flexibele arbeid bovendien groter zijn voor hen. Zij zijn dus extra kwetsbaar voor de negatieve gevolgen van flexibele arbeid.

Om de negatieve gevolgen van flexibele arbeid te verminderen, zijn verschillende beleidsopties mogelijk. Er zou door werkgevers en de overheid gekeken kunnen worden naar opties om meer zekerheid te bieden op de arbeidsmarkt. Uit eerder onderzoek blijkt dat deregulering – minder strikte ontslag- en contractregels – verschillen tussen werknemers met een vaste en flexibele arbeidsrelatie kan verkleinen. Hierbij is het echter cruciaal om te monitoren of het welzijn van jongvolwassenen met flexibele arbeid daadwerkelijk verbetert, zonder dat dit ten koste gaat van het welzijn van werknemers met een vaste arbeidsrelatie. Internationaal gezien doen jongvolwassenen met een vaste baan in Nederland het namelijk relatief goed.

Een andere optie zou zijn om beleid te richten op de zorgen onder jongvolwassenen met een flexibele arbeidsrelatie op andere levensloopdomeinen. Deze groep is gemiddeld minder tevreden over hun werk- en woonsituatie en kijkt minder positief naar de toekomst. Vooral op het gebied van wonen heerst er veel pessimisme onder jonge flexwerkers. Beleid dat zich richt op het verbeteren van hun kansen op de woningmarkt kan bijdragen aan het verminderen van levenslooponzekerheid, en daarmee het welzijn van deze groep verbeteren.

Deze studie maakt deel uit van het project “De weg naar volwassenheid in de knoop? De rol van onzekere arbeidsposities voor de leefsituatie en het welzijn van jongvolwassenen.” Dit project is gefinancierd door een Instituut Gak- KNAW Award van Instituut Gak.

Lonneke van den Berg, NIDI-KNAW / Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: berg@nidi.nl

Literatuur

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.