Al bijna tweeduizend jaar geldt voor Christenen het devies “Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden”. Soortgelijke ideeën zijn ook te vinden binnen veel andere religieuze tradities. Scheiden wordt vaak slechts toegestaan onder zeer specifieke omstandigheden. Het is dan ook niet verrassend dat veel eerdere onderzoeken al hebben laten zien dat gelovigen over het algemeen minder vaak scheiden dan nietgelovigen en er minder mensen scheiden in gebieden waar veel gelovigen wonen, zoals in de Biblebelt.
Tot voor kort bleef het onduidelijk of álle groepen gelovigen minder snel scheiden dan niet-gelovigen, of dat er onderlinge verschillen bestaan in scheidingsgedrag. Om meer inzicht te krijgen in het belang van het geloof bij het verklaren van scheidingen, is er in recent onderzoek naar scheidingen van Nederlanders tussen 2011 en 2017 op vier manieren onderscheid gemaakt tussen gelovigen. Hierbij is er niet alleen gekeken naar het bezoek van religieuze bijeenkomsten en geloofsovertuigingen, maar ook naar het aantal gelovigen in de woonomgeving én de keuze om samen te wonen zonder te trouwen.
Betrokken gelovige kiest minder vaak voor echtscheiding
Niet iedere gelovige gaat elke week naar een religieuze bijeenkomst. Sommigen gaan slechts naar vieringen van feestdagen, zoals Pasen, Kerst of Eid-al-Fitr (Suikerfeest), terwijl anderen amper meer bezig zijn met het geloof dat ze hebben meekregen tijdens hun opvoeding. In de sterk ontkerkelijkte Nederlandse samenleving kiezen sommige gelovigen er dus zelf voor om wel tot een religieuze gemeenschap te blijven behoren, maar minder vaak in aanraking te komen met traditionele religieuze normen en waarden.
Dit verschil in religieuze betrokkenheid vertaalt zich ook in verschillen in scheidingskansen (zie figuur 1). Gelovigen die minder vaak in een kerk, moskee of tempel te vinden zijn, lijken traditionele scheidingsnormen minder strak te volgen. Als er rekening wordt gehouden met veel andere factoren die zowel met religieuze achtergrond als met scheiding kunnen samenhangen (zie kader), blijken gelovigen die wekelijks naar een religieuze bijeenkomst gaan elk jaar 49 procent minder vaak te scheiden dan niet-gelovigen. Onder gelovigen die maandelijks gaan ligt de scheidingskans 25 procent lager en gelovigen die nooit meer naar religieuze bijeenkomsten gaan kiezen jaarlijks slechts 15 procent minder vaak voor een echtscheiding.
Hoewel gelovigen in Nederland dus nog steeds minder vaak scheiden dan niet-gelovigen, blijken de verschillen met name groot voor mensen die zelf meer betrokken zijn bij het geloof. Het belang van religieuze betrokkenheid is duidelijk te verklaren. Enerzijds zullen mensen die er voor kiezen om elke week trouw naar een religieuze bijeenkomst te gaan de relatienormen die er worden uitgedragen mogelijk eerder onderschrijven, anderzijds blijven deze mensen ook in aanraking komen met deze traditionele ideeën over relaties en scheidingen.
Twee geloven op een kussen …
Naast dat er onder Nederlandse gelovigen grote verschillen bestaan in religieuze betrokkenheid, bestaan er ook verschillen in de geloofsovertuiging die deze gelovigen hebben. Vaak worden verschillen in gedrag onder gelovigen dan ook geduid door mensen met dezelfde geloofsovertuiging te groeperen. Binnen Nederland zijn er bijvoorbeeld grote groepen rooms-katholieken (21% van de deelnemende koppels), protestanten (13%) en moslims (3%) te vinden, evenals verschillende kleinere groepen leden van andere geloofsovertuigingen (totaal 4%).
Op het moment dat er rekening wordt gehouden met de betrokkenheid van gelovigen, blijkt uit dit onderzoek echter dat er geen duidelijke verschillen zijn tussen het scheidingsgedrag van gelovigen met een verschillende geloofsovertuiging. Zolang beide partners hetzelfde geloof aanhangen, maakt het niet veel uit of een koppel rooms-katholiek, protestant of moslim is, of dat een koppel een andere geloofsovertuiging heeft. Om het scheidingsgedrag van deze verschillende grote groepen gelovigen goed te vergelijken met dat van nietgelovigen, blijft het dus vooral van belang om naar de betrokkenheid van gelovigen te kijken.
Daar moet wel een kanttekening bij gemaakt worden: als beide partners niet hetzelfde geloof aanhangen, blijkt dat wel de kans op scheiding te verhogen. Koppels met één gelovige partner (14% van de deelnemende koppels) of twee partners die beiden een ander geloof aanhangen (4%), kiezen even vaak voor een echtscheiding als niet-gelovige koppels. Het zou kunnen dat deze partners meer discussies en conflicten hebben, maar ook dat mensen die er voor kiezen om met iemand te trouwen die niet hetzelfde geloof aanhangt er sowieso minder traditionele religieuze normen op nahouden. Ook in de 21ste eeuw geldt kennelijk nog steeds het oude gezegde “twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen”.
Leven in een gelovige gemeente
Binnen Nederland wonen er niet overal evenveel gelovigen. Waar in sommige gemeenten zo’n 8 op de 10 inwoners gelovig is, geloven in andere gemeenten slechts zo’n 3 op de 10 inwoners (zie figuur 2). Hoewel het geloof in het leven van veel inwoners van Noord-Holland, Groningen en Drenthe een veel minder belangrijke rol speelt, zijn in Noord-Brabant en Limburg veel inwoners rooms-katholiek en in de Bijbelgordel veel inwoners lid van een protestantse stroming.
Hoewel het scheidingsgedrag van niet-gelovigen hetzelfde is in gemeenten met meer of minder religieuze inwoners, blijken er wel duidelijke verschillen te zijn in het scheidingsgedrag van gelovigen. In gemeenten waar meer gelovigen wonen scheiden gelovigen namelijk minder vaak dan in gemeenten waar minder gelovigen wonen. Vooral onder koppels die vaker religieuze bijeenkomsten bezoeken zijn er grote verschillen te zien (zie figuur 3).
Aan de ene kant is het waarschijnlijk dat de normen van gelovigen die in meer gelovige gemeenten wonen, verschillen van de normen van gelovigen die in minder gelovige gemeenten wonen. Gelovigen met minder traditionele normen trekken bijvoorbeeld mogelijk eerder weg uit een gelovige gemeente, terwijl gelovigen met meer traditionele normen zich er juist eerder zouden vestigen. Daarnaast kan religieuze socialisatie een rol spelen: doordat het bijvoorbeeld waarschijnlijker is dat er in een meer gelovige gemeente meer traditionele ideeën worden verspreid bij religieuze bijeenkomsten dan in minder gelovige gemeenten, zullen gelovigen in deze gemeenten meer traditionele ideeën zelf sneller internaliseren.
Aan de andere kant is het waarschijnlijk dat gelovigen die in gemeenten met meer gelovige inwoners wonen vaker in aanraking komen met traditionele normen en waarden en minder vaak in aanraking komen met andere normen en waarden. Ondanks dat mensen vaak contact binnen hun eigen ‘bubbel’ zoeken, is het in gemeenten met meer gelovigen veel waarschijnlijker dat er ook contact ontstaat met gelovigen die religieuze normen strenger aanhangen dan het koppel zelf. Als scheiding een groter sociaal stigma met zich meebrengt, kan dit een drempel zijn om te gaan scheiden. Ook kan in deze gemeenten het geloof mogelijk een belangrijkere bron van sociale steun zijn, waardoor koppels minder snel scheiden.
Breken met tradities
Gelovige partners die aan de traditionele normen van veel geloofsovertuigingen willen voldoen, moeten trouwen. Hoewel er nu soms wat ruimte is om voor het huwelijk al samen te wonen, blijken steeds meer gelovigen te breken met traditionele normen en er voor te kiezen om ongehuwd samen te wonen en niet meer te trouwen. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat gelovigen die er voor kiezen om niet te trouwen even vaak uit elkaar gaan als niet-gelovigen die er voor kiezen om niet te trouwen. Gelovige koppels die besluiten niet te trouwen lijken dus niet alleen actief te breken met traditionele religieuze normen als het gaat om het vormen van een relatie, maar ook als het gaat om het beëindigen van een relatie.
Ook in de huidige, sterk ontkerkelijkte Nederlandse samenleving blijkt het geloof van belang om verschillen in scheidingsgedrag van verschillende groepen binnen de samenleving te begrijpen. Hoewel ongehuwde gelovigen en ongehuwde niet-gelovigen even vaak uit elkaar gaan, bestaan er nog duidelijke verschillen in scheidingsgedrag onder gehuwden. Met name gelovige gehuwden die vaak religieuze bijeenkomsten bezoeken en in een gelovige gemeente wonen scheiden beduidend minder vaak. Voor niet-gelovige gehuwden, gehuwde gelovigen die weinig naar religieuze bijeenkomsten gaan en gehuwden in gemeenten met minder religieuze inwoners blijkt de rol van het geloof in het scheidingsproces klein. Om het verband tussen religie en scheidingsgedrag te begrijpen, is het is dus belangrijk om niet alle gelovigen over een kam te scheren: wat God verbonden heeft, zullen sommige gelovigen immers sneller ontbinden dan anderen.
Willem Vermeulen, NIDI-KNAW en Universitair Medisch Centrum Groningen/Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: vermeulen@nidi.nl
Mioara Zoutewelle-Terovan, NIDI-KNAW en Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: zoutewelle@nidi.nl
Niels Kooiman, Centraal Bureau voor de Statistiek, e-mail: c.kooiman@cbs.nl
Aart Liefbroer, NIDI-KNAW, Universitair Medisch Centrum Groningen/Rijksuniversiteit Groningen, Vrije Universiteit, e-mail: liefbroer@nidi.nl
Literatuur
- Riele, S. te (2019), Opvattingen over trouwen, samenwonen en scheiden, Statistische Trends, 16 juli 2019.
- Schmeets, H. en M. Houben (2023), Religieuze betrokkenheid in Nederland, Statistische Trends, 7 april 2023.
- Vermeulen, W.R.J., M. Zoutewelle-Terovan, N. Kooiman en A.C. Liefbroer (2023), Comparing marriage and cohabitation dissolution risks across municipalities: Which characteristics matter? Population, Space and Place, 29 (5), e2660.
- Vermeulen, W.R.J., M. Zoutewelle-Terovan, N. Kooiman en A.C. Liefbroer (2023), Religion and union dissolution: Effects of couple and municipal religiosity on divorce and separation, Demographic Research, 49 (20), pp. 513-542.