Elk jaar maakt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de ‘Referentieraming’: een raming van het aantal leerlingen en studenten in het bekostigde onderwijs in Nederland. Deze raming dient primair als onderbouwing voor de onderwijsbegroting (zie kader p. 4 voor bronnen raming). De recente raming biedt ook interessante inzichten in de ontwikkeling van het hoger beroepsonderwijs (hbo) en wetenschappelijk onderwijs (wo) en de rol van internationale studenten.
Deze raming is zoals dat heet ‘beleidsarm’: in deze raming wordt geen rekening gehouden met toekomstige beleidsveranderingen, tenzij deze al definitief zijn vastgesteld. Er wordt in deze raming dus geen rekening gehouden met plannen om het aantal internationale studenten beter te beheersen.
Afname binnenlandse studenten
Hoewel het aantal binnenlandse studenten de afgelopen decennia is gegroeid, lijkt er zich nu een trendbreuk aan te dienen. Het aantal binnenlandse studenten neemt af en zal naar verwachting verder afnemen. Het totale aantal binnenlandse hbo-studenten zal in 2030 met ongeveer 13 procent zijn gedaald ten opzichte van 2023, en het aantal binnenlandse wo-studenten met ongeveer 9 procent (figuur 1).
Er zijn twee redenen waarom de nieuwste referentieraming een aanzienlijke afname laat zien. De eerste reden heeft te maken met demografische veranderingen. Al decennialang worden er minder kinderen geboren in Nederland. Hierdoor zijn en komen er minder kinderen in het primair en voortgezet onderwijs, waardoor er uiteindelijk ook minder Nederlandse studenten doorstromen naar het hbo en het wo.
De tweede reden heeft te maken met ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. De afgelopen jaren is het aantal leerlingen in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) dat ervoor kiest om na het behalen van hun vmbo-diploma door te stromen naar de havo niet gestegen. Een vergelijkbaar patroon zien we voor havoleerlingen: ten opzichte van eerdere verwachtingen kiezen steeds minder havisten ervoor om na het behalen van hun havodiploma door te leren voor het vwo-diploma. Door deze ontwikkelingen zijn er uiteindelijk minder havo- en vwo-gediplomeerden die naar het hbo en wo gaan. Daarbovenop kiezen ook steeds minder studenten met een mbo-diploma ervoor om door te stromen naar het hbo en gaan er steeds minder studenten met een hbo-diploma door naar het wo dan in eerdere ramingen werd verwacht.
De daling van het aantal binnenlandse studenten volgt op de covidperiode. Tijdens de covidperiode piekte de instroom van binnenlandse studenten. Dit werd veroorzaakt doordat minder studenten een tussenjaar namen en meer leerlingen slaagden voor hun eindexamen dankzij de zogenaamde ‘duimregeling’: eindexamenkandidaten konden een extra herkansing doen en mochten één cijfer wegstrepen.
Instroom internationale studenten gestagneerd
In de afgelopen jaren heeft Nederland te maken gehad met een stijgende instroom van internationale studenten. De laatste twee jaar is de instroom echter afgevlakt. Waar de instroom van internationale studenten in het wo elk jaar met ongeveer 10 tot 15 procent steeg, daalde deze in 2022 met drie procent en steeg deze in 2023 met slechts twee procent (figuur 2). De instroom is dus nagenoeg gelijk gebleven. Dit hangt mogelijk samen met recente politieke ontwikkelingen. Zo deed minister Dijkgraaf in 2022 een oproep voor een wervingsstop, waarbij hogescholen en universiteiten werden opgeroepen om niet langer actief internationale studenten te werven.
Omdat de referentieraming de trendontwikkeling van de afgelopen 12 jaar meeneemt in haar berekening, wordt er toch aangenomen dat de instroom van internationale studenten zal blijven stijgen. Door de gestagneerde instroom van internationale studenten in de afgelopen twee jaar is deze verwachte stijging echter wel een stuk minder sterk dan eerder werd aangenomen.
Voor het hbo wordt geraamd dat de instroom van internationale studenten zal gaan stabiliseren. Wel zal de samenstelling van de populatie internationale studenten verschuiven: het aandeel studenten van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) wordt groter. Dit komt doordat de instroom van studenten uit de EER afgelopen jaar is gedaald en naar verwachting verder zal dalen, terwijl de instroom van studenten van buiten de EER stijgt en naar verwachting verder zal stijgen.
De raming is beleidsarm en daarom wordt er nog geen rekening gehouden met het wetsvoorstel ‘Wet internationalisering in balans’ dat maatregelen omvat gericht op een evenwichtige internationalisering van hogescholen en universiteiten. De inzet van deze wet moet een flink effect hebben op de instroom van internationale studenten.
Stabilisatie in het wo
Het aantal wo-studenten blijft naar verwachting stabiel. Afgelopen jaar is het aantal wo-studenten bijna niet gegroeid en ook voor de komende jaren wordt een minimale groei verwacht (zie figuur 3). Volgens de raming stijgt het aantal wo-studenten tussen 2023 en 2030 met twee procent terwijl het aantal binnenlandse wo-studenten in dezelfde periode met negen procent afneemt. In het wo compenseert het groeiende aantal internationale studenten dus voor de afname van het aantal binnenlandse studenten en daarmee zal het aandeel internationale studenten toenemen.
Krimp in het hbo
Het aantal hbo-studenten zal naar verwachting afnemen, omdat het aandeel internationale studenten in het hbo een stuk kleiner is. Internationale studenten maken slechts acht procent van het totale aantal hbo-studenten uit. Hierdoor zal de afname van het aantal binnenlandse studenten niet gecompenseerd worden door de groei van het aantal internationale studenten. Het aantal hbo-studenten zal de komende jaren dus naar verwachting afnemen: zo’n 11 procent in de komende zeven jaar.
Prognose voor universiteiten loopt uiteen
Omdat het aantal binnenlandse studenten daalt en het aantal buitenlandse studenten gelijk blijft of licht stijgt, nemen internationale studenten een steeds groter deel van de totale studentenpopulatie in. De toenemende aanwezigheid van deze groep kan deels worden verklaard door de aantrekkelijkheid van Nederland als studiebestemming. Nederland is internationaal erkend voor zijn hoge onderwijskwaliteit en staat goed aangeschreven op internationale ranglijsten. Deze sterke reputatie, samen met een breed aanbod aan Engelstalige opleidingen, betaalbaar collegegeld en toegankelijke studies zonder selectieprocedures, maakt Nederland een aantrekkelijke keuze voor internationale studenten. Het aanbod Engelstalige opleidingen en de bekendheid onder internationale studenten verschilt echter per instelling. Daarom zijn de internationale studenten niet evenredig over de verschillende hogescholen en universiteiten verdeeld, waardoor de ontwikkelingen in het hbo en wo de hogescholen en universiteiten verschillend zullen raken.
In de landelijke prognose voor het wo blijft het aantal studenten ongeveer gelijk. Bepaalde universiteiten trekken echter aanzienlijk meer internationale studenten aan dan anderen (zie tabel). Zo voert de Universiteit van Maastricht de lijst aan met 60 procent internationale studenten, gevolgd door de Universiteit van Amsterdam (35%), Universiteit Twente (34%), en de Technische Universiteit Eindhoven (30%). Aan de andere kant van het spectrum staan de Radboud Universiteit Nijmegen en de Universiteit Utrecht, met respectievelijk slechts 11 en 15 procent internationale studenten. De mate van internationalisering verschilt dus sterk per instelling.
Om de verschillen per instelling inzichtelijk te maken maakt de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) elk jaar prognoses op instellingsniveau. Een belangrijk uitgangspunt van deze prognoses is dat universiteiten en hogescholen die nu veel internationale studenten aantrekken, dat naar rato in de toekomst ook zullen doen. Bijvoorbeeld, als 20 procent van de studenten uit de Europese Economische Ruimte (EER) die een voltijd wo-bachelor volgen naar de Universiteit van Maastricht gaan, nemen we aan dat dit in de toekomst zo zal blijven. De universiteiten met de meeste internationale studenten zullen dus naar verwachting relatief gezien meer groeien (of minder krimpen) dan universiteiten met de minste internationale studenten. Instellingen zoals de Radboud Universiteit Nijmegen en de Universiteit Utrecht, die traditioneel een lager percentage internationale studenten hebben, kunnen dus te maken krijgen met een groter effect van de algemene trend van krimp in het hbo en wo. Zo zal het aantal studenten aan de Universiteit van Amsterdam de komende vijf jaar naar verwachting ongeveer vier procent groeien, terwijl de Universiteit van Utrecht naar verwachting ongeveer vijf procent zal krimpen. De krimp bij de Universiteit Utrecht kan worden toegeschreven aan de dubbele druk van een afnemende binnenlandse studentenpopulatie, veroorzaakt door demografische veranderingen, en een minder sterke compensatie door internationale studenten.
Groei in het hbo is een uitzondering
Op hogescholen zitten minder internationale studenten: acht procent van de hbo-studenten is internationaal. Er zijn wel een aantal uitschieters bij de kunsthogescholen: zo bestaat de Hogeschool der Kunsten Den Haag voor 70 procent uit internationale studenten. Van de hbo-instellingen zijn er slechts een handjevol waar geen krimp van studenten wordt verwacht: Design Academy Eindhoven, Hogeschool der Kunsten Den Haag, Gerrit Rietveld Academy en Codarts. Deze hogescholen hebben een relatief hoog percentage internationale studenten. Echter ook de instellingsprognoses zijn beleidsarm en houden op dit moment dus geen rekening met beleidskeuzes van instellingen, zoals het hanteren van een numerus fixus, wat inhoudt dat deze instellingen ervoor kunnen kiezen om niet te groeien. Daarom is het realistisch om te verwachten dat deze instellingen niet zullen groeien zoals momenteel wordt voorspeld.
Conclusie
Het is duidelijk dat het hbo en wo zich op een keerpunt bevinden. Het aantal binnenlandse studenten neemt af en het aandeel internationale studenten stijgt. Elke hogeschool en universiteit zal zijn eigen manier moeten vinden om met deze nieuwe situatie om te gaan en de kansen en uitdagingen die het met zich meebrengt, te benutten.
Alhoewel de prognoses een beeld geven van de ontwikkelingen in het hbo en wo voor de komende jaren hebben de prognoses ook beperkingen. Beleid van zowel de overheid als van instellingen zal invloed hebben op hoe de studentenaantallen zich in werkelijkheid gaan ontwikkelen. Hier is in de prognoses geen rekening mee gehouden. Ook berusten de prognoses op een aantal aannames. Het is onzeker in hoeverre deze aannames ook daadwerkelijk uitkomen. Een belangrijke aanname is dat de instroom van internationale studenten de komende jaren zal stijgen, terwijl deze de afgelopen twee jaar stabiel is gebleven. Ook wordt er een wet voorbereid om de instroom te beheersen. Daarnaast berusten de prognoses per hogeschool en universiteit ook op de aanname dat de verdeling van de internationale studenten over de verschillende instellingen constant blijft.
Astrid van Leeuwen, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), e-mail: astrid.vanleeuwen@duo.nl
Cheyenne Ramada, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, e-mail: c.a.a.d.t.ramada@minocw.nl
Vincent Theeuwes, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), e-mail: vincent.theeuwes@duo.nl
Literatuur
- Bolhaar, J., S. Kuijpers en A. Nibbelink (2019), De economische effecten van internationalisering in het hoger onderwijs en mbo. Den Haag: CPB.
- Brils, T., R. Hamming, M. Heres-Hoogerkamp, A.P. Klapper, A.S. van Leeuwen, T. Noordzij, L.Y. Pan, C.A.A.D.T. Ramada en A. Rutten (2024), Referentieraming OCW 2024. Den Haag: Rijksoverheid.