Minder mantelzorg voor ouderen zonder kinderen en partner

AAT LIEFBROER & DANIËL VAN WIJK | 12 december 2025 | DEMOS jaargang 41, nummer 10 - november/december 2025
Door toenemende vergrijzing verwachten politieke partijen in hun toekomstplannen meer van mantelzorgers. Maar in hoeverre kunnen 75-plussers die problemen met dagelijks functioneren hebben mantelzorg verwachten? Uit NIDI-onderzoek blijkt dat kinderlozen en personen die niet samenwonen en nooit getrouwd zijn het meeste risico lopen geen mantelzorg te krijgen.

Nederland vergrijst in sneltreinvaart. Momenteel zijn er 1,8 miljoen personen van 75 jaar of ouder, over 25 jaar zullen dat er naar verwachting 2,9 miljoen zijn. Een stijging met 65 procent. Wat betekent dat voor de zorg? Kan de formele zorg die toename aan of is meer mantelzorg gewenst en mogelijk? In dit artikel wordt een eerste stukje van deze puzzel gelegd door te kijken naar hoe vaak ouderen momenteel thuiszorg en mantelzorg van buiten het huishouden ontvangen. Daarbij richten we ons op ouderen van 75 jaar en ouder die te maken hebben met beperkingen in hun dagelijks functioneren, zoals bij de persoonlijke verzorging (aankleden, wassen) of bij dagelijkse activiteiten (boodschappen doen, eten koken). Die groep loopt immers de grootste kans om zorg van anderen nodig te hebben.

Op basis van bestaand onderzoek is het lastig om een goed beeld te krijgen van de ontvangen mantelzorg onder 75-plussers met beperkingen in hun dagelijks functioneren omdat zij in veel survey-onderzoek een (te) kleine groep vormen. Wij brengen het ontvangen van mantelzorg onder deze groep nu scherper in beeld door gegevens uit zeven jaarlijkse Gezondheidsenquêtes, een jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) uitgevoerd onderzoek (zie kader), te combineren. In dit artikel gaan we niet alleen na hoeveel 75-plussers met gezondheidsbeperkingen mantelzorg van personen buiten hun huishouden ontvangen, maar ook van wie ze die mantelzorg ontvangen en wat voor soort mantelzorg dat dan is. Ook gaan we na of de gezinssituatie van ouderen uitmaakt voor het ontvangen van mantelzorg. Maakt het uit of men met een partner of alleen woont en hoeveel kinderen men heeft en hoe ver weg deze kinderen wonen?

Mantelzorg: hoe vaak, door wie en wat?

Als ouderen zorg behoeven, dan is de partner vaak de eerste die dit soort zorg verleent. Maar niet iedereen heeft een partner, en soms is de zorg te zwaar of te specialistisch om door een partner te worden verleend. In dat soort gevallen moeten zelfstandig wonende ouderen met beperkingen terugvallen op onbetaalde mantelzorg door personen van buiten het huishouden of op formele thuiszorg. Hoe vaak ontvangen deze ouderen dit type zorg? In totaal ontvangt 38 procent van de 75-plussers met beperkingen betaalde thuiszorg, en 22 procent ontvangt mantelzorg van iemand buiten het huishouden.

Maar het is niet altijd het één of het ander, en er zijn flinke verschillen tussen jongere en oudere ouderen. Uit figuur 1 blijkt dat in totaal 65 procent van de 75- tot 85-jarigen en 30 procent van de 85-plussers met beperkingen geen zorg van buiten het huishouden ontvangt. Hoewel men beperkingen heeft, kan men hier blijkbaar zelf mee omgaan (bijvoorbeeld door hulpmiddelen als een rollator of een scootmobiel) of kan men terugvallen op de partner. Van de 85-plussers met beperkingen ontvangt 27 procent alleen thuiszorg om met hun beperking om te gaan, 8 procent krijgt enkel mantelzorg van buiten het huishouden en 35 procent ontvangt zowel thuiszorg als mantelzorg van buiten het huishouden. Als er dus mantelzorg wordt verleend dan is dat meestal aanvullend op het ontvangen van thuiszorg. Bij 75- tot 85-jarigen liggen deze cijfers wat lager.

Figuur 1. Percentage 75-plussers met beperkingen in hun dagelijks functioneren dat zorg van buiten het huishouden ontvangt, naar soort zorg en leeftijd

Als men mantelzorg van personen buiten het huishouden ontvangt, wie zijn die personen dan? In het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen vier typen mantelzorgers, te weten (1) kinderen en schoonkinderen, (2) andere familieleden, (3) vrienden, buren en kennissen en (4) iemand anders. Als ouderen met beperkingen mantelzorg ontvangen, dan is dat duidelijk het vaakst van kinderen of schoonkinderen. Die worden door 84 procent van de ouderen met beperkingen die mantelzorg ontvangen genoemd, 13 procent noemt mantelzorg door een ander familielid, 19 procent ontvangt mantelzorg van vrienden, buren of kennissen en 11 procent ontvangt het van iemand anders. Als er dus mantelzorg van buiten het huishouden wordt verleend, dan zijn kinderen verreweg de belangrijkste mantelzorgverleners, en leveren andere familieleden en buren en vrienden een relatief bescheiden bijdrage.

Mantelzorg is een containerbegrip. Er kan van alles onder vallen. Als ouderen met beperkingen mantelzorg ontvangen, dan betreft dit het vaakst hulp bij geldzaken en administratie (69%), hulp bij begeleiding en vervoer (64%), gezelschap houden (57%) en hulp in de huishouding (55%). Veel minder vaak worden hulp bij het koken van eten (28%), hulp bij persoonlijke verzorging (18%) en hulp bij medische verzorging (15%) genoemd.

Verschillen tussen samenwoners en niet samenwoners

Als men met een partner samenwoont, verwachten wij dat de partner meestal de meeste mantelzorg op zich zal nemen. Als men niet met een partner samenwoont, zal zorg vaker door anderen buiten het huishouden geleverd moeten worden. Maakt het voor het ontvangen van steun buiten het huishouden dan uit of ouderen die alleen wonen verweduwd, gescheiden of nooit getrouwd zijn? Figuur 2 geeft antwoord op die vraag. In lijn met onze verwachting, ontvangen ouderen die met een partner samenwonen de minste mantelzorg van buiten het huishouden en de minste thuiszorg. De verschillen met de andere leefvormen zijn aanmerkelijk. Van de samenwonende ouderen ontvangt 15 procent mantelzorg en 30 procent thuiszorg. Voor niet samenwonende ouderen liggen deze percentages rond de 25 en 45, respectievelijk. Onder ouderen die niet samenwonen zien we geen grote verschillen tussen respondenten die verweduwd, gescheiden en nooit getrouwd zijn wat betreft het ontvangen van thuiszorg. Dat ligt anders voor mantelzorg. Verweduwde ouderen ontvangen duidelijk meer mantelzorg (31%) dan gescheiden (24%) en nooit getrouwde ouderen (17%). De mantelzorg voor nooit getrouwde ouderen is lager en dit komt mogelijk doordat zij vaker kinderloos zijn en dus minder op kinderen kunnen rekenen die mantelzorg verlenen. De lagere mantelzorg voor ouderen die gescheiden zijn komt mogelijk doordat de relatie met hun kinderen minder sterk is dan die van verweduwde ouderen.

Figuur 2. Percentage 75-plussers met beperkingen in hun dagelijks functioneren dat soorten zorg van buiten het huishouden ontvangt, naar partnerstatus

De rol van kinderen

Om meer zicht te krijgen op het belang van kinderen, vergelijken we of het ontvangen van mantelzorg en thuiszorg varieert naar kindertal. We vergelijken ouderen met geen, één, twee en drie of meer kinderen (zie figuur 3). We zien ten aanzien van ontvangen mantelzorg een heel duidelijk patroon. Hoe meer kinderen men heeft, hoe meer mantelzorg men van buiten het huishouden ontvangt. De kans om mantelzorg te ontvangen is 17 procent als men geen kinderen heeft, 19 procent als men één kind heeft, 21 procent als men twee kinderen heeft en 24 procent als men drie of meer kinderen heeft. Voor thuiszorg is het patroon minder duidelijk. Ouderen zonder kinderen ontvangen de meeste thuiszorg (40%), en mensen met één of twee kinderen hebben duidelijk minder vaak thuiszorg (35%). Echter, als men meer dan twee kinderen heeft, ligt de kans op thuiszorg weer hoger (40%). Waarom de ontvangen thuiszorg zo hoog ligt onder ouderen met drie of meer kinderen is niet duidelijk. Als men meer kinderen heeft, weten die mogelijk ook beter de weg in welzijnsland en kunnen ze ouders helpen door thuiszorg te regelen.

Figuur 3. Percentage 75-plussers met beperkingen in hun dagelijks functioneren dat soorten zorg van buiten het huishouden ontvangt, naar kindertal

Het aantal kinderen maakt dus uit. Maar maakt het ook uit hoever weg de kinderen wonen? Uit onze analyses blijkt dat dit duidelijk uitmaakt voor de kans op ontvangen van mantelzorg. Als het dichtstbij wonende kind binnen een straal van vijf kilometer woont, dan is de kans op mantelzorg ontvangen 24 procent, woont het dichtstbij wonende kind tussen de 5 en 25 kilometer weg dan is de kans op mantelzorg 21 procent en woont dit kind verder dan 25 km weg dan is de kans op mantelzorg nog maar 18 procent. Dus hoe verder weg, hoe minder vaak mantelzorg wordt verleend. Voor het ontvangen van thuiszorg maakt het niet veel uit hoe ver kinderen weg wonen.

Conclusies

In een vergrijzende samenleving wordt steeds vaker naar familie, buren en vrienden gekeken om een bijdrage te leveren aan de zorg voor ouderen met beperkingen. Dit onderzoek laat zien dat ongeveer één op de vijf van de 75-plussers met beperkingen in het dagelijks functioneren mantelzorg ontvangt van personen buiten het huishouden en ongeveer twee op de vijf thuiszorg. Ook uit eerder onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) kwam naar voren dat de kans op betaalde hulp groter is dan de kans op mantelzorg. Ouderen met beperkingen in hun dagelijks functioneren hebben dus een grotere kans op het ontvangen van thuiszorg dan op het ontvangen van mantelzorg en als men dat laatste ontvangt dan is het veelal aanvullend op thuiszorg. Daarnaast hangt het ontvangen van mantelzorg af van demografische factoren. Zo krijgen ouderen die alleen wonen en verweduwd zijn meer steun dan alleenstaande ouderen die gescheiden zijn of nooit gehuwd. Verder vormen kinderen verreweg de belangrijkste groep van mantelzorgers. Hoe meer kinderen en hoe dichterbij die kinderen wonen, hoe meer mantelzorg men ontvangt.

Zoals gezegd, neemt het aantal ouderen de komende 25 jaar fors toe. Wat betekenen onze cijfers voor de toekomst? Recentelijk berekende het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), dat het aantal 75-plussers dat mantelzorg nodig heeft tussen nu en 2050 bijna zal verdubbelen, van 340 duizend nu naar 654 duizend in 2050. Uit hun cijfers blijkt ook dat de toename van het aantal mantelzorgers daar duidelijk bij achter blijft. Wil men de inzet van mantelzorgers vergroten, dan zullen beleidsmakers moeten nadenken welke vormen van thuiszorg mogelijk relatief gemakkelijk aan mantelzorgers kunnen worden overgelaten en wat deze laatsten nodig hebben om die rol goed te kunnen vervullen. Verder blijken vooral gescheiden en nooit gehuwde ouderen en zij die geen of weinig kinderen hebben minder mantelzorg te ontvangen. In de toekomst zal het relatieve aandeel van deze groepen onder 75-plussers waarschijnlijk toenemen, wat extra uitdagingen aan het zorgsysteem stelt. Juist deze groepen zijn kwetsbaar en het is bij hen het minst vanzelfsprekend dat mantelzorg taken van de formele zorg zal kunnen overnemen, simpelweg omdat partner en kinderen – de belangrijkste mantelzorgers – bij hen ontbreken. Hulp bij de organisatie van mantelzorg is mogelijk een manier om het aanbod aan mantelzorgers voor deze kwetsbare groep ouderen te vergroten. Zorgregisseurs kunnen bijvoorbeeld familieleden, buren en vrienden mobiliseren om gezamenlijk een deel van de zorg op zich te nemen. Tenslotte moet bij het doortrekken van lijnen naar de toekomst worden bedacht dat de behoefte aan zorg onder ouderen zou kunnen afnemen, omdat zij gemiddeld langer zonder gezondheidsbeperkingen leven. Of dit daadwerkelijk gaat gebeuren is onzeker. Een recente verkenning van het RIVM spreekt juist over een grote kans op verslechtering van de gezondheid van de huidige 50- tot 67-jarigen, onder meer omdat eenzaamheid en overgewicht een grotere stempel gaan drukken op de mentale en fysieke gezondheid van ouderen.

Aat Liefbroer, NIDI-KNAW / Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: liefbroer@nidi.nl
Daniël van Wijk, NIDI-KNAW / Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: wijk@nidi.nl

Literatuur

KNAW Logo
Cookie toestemming
Deze website maakt gebruik van cookies van derde partijen voor analyse van dataverkeer. Privacyverklaring.