Persoonlijkheid betreft de doorsnee manier waarop iemand denkt, zich voelt en zich gedraagt. De een is bijvoorbeeld doorgaans erg sociaal, enigszins aanvallend en relatief gesloten voor nieuwe ideeën en ervaringen, terwijl de ander doorgaans meer teruggetrokken, vriendelijk en open voor nieuwe ideeën en gedragingen is. Dit soort verschillen tussen mensen wordt vaak aangeduid met persoonlijkheidsdomeinen of persoonlijkheidstrekken. Er is onder psychologen nog geen overeenstemming over het exacte aantal persoonlijkheidstrekken, maar de meeste onderzoeksbevindingen wijzen in de richting van een vijf-factorenmodel. Volgens dit model kunnen vijf persoonlijkheidstrekken worden onderscheiden, de zogenoemde Big Five. Dit zijn openheid voor ervaringen, consciëntieusheid, extraversie, vriendelijkheid en neuroticisme.
Bij openheid voor ervaringen (ook wel intellect genoemd) gaat het om de mate waarin mensen fantasievol zijn en openstaan voor veranderingen, afwijkende ideeën en onconventionele waarden. Consciëntieusheid (ook wel ordelijkheid) betreft eigenschappen als doelmatigheid, betrouwbaarheid en zelfdiscipline. Bij extraversie gaat het om de mate waarin mensen sociaal en energiek zijn. Vriendelijkheid (ook wel altruïsme) refereert naar hoe coöperatief en warm mensen zijn; mensen die hoog scoren op vriendelijkheid zijn bijvoorbeeld oprecht, zorgzaam en bescheiden. Ten slotte gaat het bij neuroticisme (ook wel emotionele instabiliteit) om de mate waarin mensen neigen naar negatieve emoties en de instabiliteit van die emoties. Iedereen kan op elk van de vijf factoren worden geplaatst, waarbij ze meer richting het hogere eind (bijvoorbeeld extravert), het lagere eind (bijvoorbeeld introvert), of ergens in het midden kunnen scoren.
Puberteit en jongvolwassenheid
Er is lang gedacht dat persoonlijkheidstrekken stabiel zijn en niet veranderen gedurende de levensloop. Zo is aangetoond dat de persoonlijkheid van kinderen van vier jaar al kan worden gemeten met een soortgelijk vijf-factoren model (the Little Five). Ook blijken persoonlijkheidstrekken in de jeugd goede voorspellers te zijn van persoonlijkheidstrekken in de volwassenheid. Toch wordt het idee van een stabiele persoonlijkheid steeds meer in twijfel getrokken. Recent onderzoek heeft aangetoond dat er gedurende het hele leven substantiële veranderingen optreden in de manier waarop mensen denken, zich voelen en zich gedragen. Mensen worden over het algemeen consciëntieuzer, vriendelijker en minder neurotisch naarmate ze ouder worden. De ontwikkeling van extraversie laat een meer gemengd beeld zien, waarbij sommige aspecten van extraversie lange tijd blijven toenemen (sociale dominantie) en andere aspecten juist verminderen (sociale vitaliteit). Deze algemene patronen van persoonlijkheidsontwikkeling zien we vooral in de eerste paar decennia van het leven, en dan met name tijdens de tienerjaren en jongvolwassenheid. Dit proces van volwassenwording wordt ook wel “maturatie” (maturation) genoemd.
Tijdens de puberteit en de jongvolwassenheid vinden er een hoop lichamelijke, maar ook sociale veranderingen plaats. Zo wordt er van jongeren verwacht dat zij meer gaan nadenken over wat zij willen in het leven, krijgen zij meer zelfstandigheid en nemen zij langzaamaan meer verantwoordelijkheden op zich. Deze veranderingen vallen samen met het aannemen van meer volwassen rollen. Jongeren gaan in deze periode vaak hun eerste liefdesrelatie aan, krijgen voor het eerst een baan en gaan voor het eerst uit huis. Al deze factoren kunnen een rol spelen bij de maturatie van de persoonlijkheid.
Onderzoek onder Nederlandse jongeren lijkt de maturatie van persoonlijkheid te bevestigen. Vorig jaar hebben wij met collega’s van de Universiteit van Tilburg en de Universiteit Utrecht gegevens geanalyseerd van een groot aantal jongeren tussen de 13 en 26 jaar (zie kader). Uit de analyse kwam duidelijk naar voren dat er een ontwikkeling plaatsvindt richting een stabielere en meer volwassen persoonlijkheid. Jongeren worden in deze levensfase gemiddeld genomen opener voor ervaringen, vriendelijker en minder extravert (zie de figuur). Deze ontwikkeling in de drie persoonlijkheidstrekken bedraagt ongeveer een half tot een heel punt op een schaal van 1 tot 7. Dergelijke ontwikkelingen komen overeen met voorgaand onderzoek, dat meestal kleine en geleidelijke persoonlijkheidsveranderingen vindt gedurende een periode van meerdere jaren. Wel zijn deze veranderingen beperkt vergeleken met veranderingen die optreden in de context van psychotherapie. Daarbij veranderen sommige persoonlijkheidstrekken (vooral neuroticisme) namelijk sterker en sneller, wat niet verrassend is aangezien bepaalde therapieën daarop gericht zijn.
Naast de ontwikkeling richting een volwassener persoonlijkheid, heeft eerder onderzoek aangetoond dat sommige jongeren een tijdelijke teruggang van hun maturatie doormaken. Hierbij gaat het om een onderbreking of een kortstondige achteruitgang in de ontwikkeling richting een minder neurotische en meer consciëntieuze persoonlijkheid. Toch kwam dit niet naar voren uit de studie van De Moor en collega’s, mogelijk omdat zulke korte terugvallen minder goed zichtbaar zijn over een langere periode.
De rol van levensgebeurtenissen
De bovenstaande bevindingen roepen de vraag op waarom de persoonlijkheid gedurende de puberteit en jongvolwassenheid verandert. Enerzijds spelen biologische factoren hierbij een rol. Onderzoek onder tweelingen heeft laten zien dat persoonlijkheid voor ongeveer 50 procent erfelijk is. Tijdens de puberteit komen genen en bijbehorende biologische processen, zoals hormonale veranderingen, tot uiting. Ook ontwikkelen de hersenen zich nog. Deze veranderingen kunnen ervoor zorgen dat de persoonlijkheid in die jaren zijn volwassen vorm aanneemt.
Anderzijds wordt de invloed van de omgeving sterker naarmate we ouder worden. Zoals hierboven al stond aangegeven ondergaan jongeren tijdens de puberteit en jongvolwassenheid veel veranderingen in hun omgeving en nemen zij langzaamaan volwassen rollen op zich. Zulke rollen, zoals “student”, “werknemer” of “partner”, zouden kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een volwassen persoonlijkheid. Volgens het zogenaamde sociale investeringsprincipe vereist het aannemen van een nieuwe rol namelijk dat mensen hun persoonlijkheid aanpassen. Van studenten wordt bijvoorbeeld verwacht dat zij zich consciëntieus opstellen door goed te plannen en zich te houden aan verplichtingen tegenover de onderwijsinstelling en medestudenten. Psychologen verwachten daarom dat roltransities en andere gebeurtenissen bijdragen aan de ontwikkeling van de persoonlijkheid.
Om dit idee te toetsen, richt het wetenschappelijk onderzoek zich de laatste jaren meer op het bestuderen van transities. Jongeren worden dan langere tijd gevolgd, zodat er metingen plaatsvinden van de persoonlijkheid voor en na een transitie (bijvoorbeeld het krijgen van een baan). Tot verbazing van veel persoonlijkheidspsychologen is er tot nu toe slechts weinig bewijs dat dit soort transities van invloed zijn op de persoonlijkheid. Hetzelfde bleek uit de bovenstaande Nederlandse studie. Ook daar werd geen bewijs gevonden dat de transitie naar het hoger onderwijs of de transitie naar betaald werk gepaard ging met een verandering van de persoonlijkheid. Wel waren jongeren die de transitie naar werk doormaakten gemiddeld iets consciëntieuzer dan leeftijdsgenoten die die transitie (nog) niet hadden doorgemaakt. Dat wijst erop dat jongeren met werk anders zijn dan jongeren zonder werk in termen van consciëntieusheid.
Wanneer er wel persoonlijkheidsverandering gevonden wordt, zijn de effecten meestal klein, onzeker of op andere wijze verklaarbaar. Een aantal studies heeft bijvoorbeeld gevonden dat het begin van een nieuwe liefdesrelatie leidt tot een verandering van de persoonlijkheid. Toch gaat het daarbij om zeer beperkte effecten en is dit verband in andere studies niet gevonden. Mogelijk is er sprake van een tegenovergesteld effect: bepaalde persoonlijkheidstrekken kunnen de kans vergroten dat iemand een bepaalde levensgebeurtenis meemaakt. Zo hebben mensen met een lage score op openheid voor nieuwe ervaringen een grotere kans om op korte termijn een kindje te krijgen, waarschijnlijk omdat een lage score op openheid samenhangt met traditionelere voorkeuren en opvattingen.
Andere verklaringen
Spelen de levensgebeurtenissen die veel jongeren meemaken dan geen enkele rol bij de vorming van persoonlijkheid? Dit lijkt moeilijk te geloven; veel jonge ouders zullen bijvoorbeeld beamen dat het krijgen van een kindje hen als persoon heeft gevormd. Een mogelijke verklaring voor het gebrek aan bewijs is dat zulke levensgebeurtenissen verandering in de persoonlijkheid teweegbrengen van tijdelijke aard. Zo kan het zijn dat jongeren tijdelijk consciëntieuzer worden als ze een baan krijgen, maar na een korte periode in die baan terugvallen op hun oude gedrag. Een andere verklaring is dat mensen wel beïnvloed worden door wat ze meemaken, maar dat de mate en de richting van die persoonlijkheidsveranderingen moeilijk te voorspellen zijn. De ervaringen tijdens het begin van een studie of het krijgen van een eerste kind verschillen immers sterk van persoon tot persoon. Voor sommigen zorgt een nieuwe studie voor nieuwe vriendschappen en succeservaringen, terwijl voor anderen de stress van nieuwe taken overweldigend kan zijn. Hierdoor is persoonlijkheidsverandering wellicht niet goed te meten.
Toekomstig onderzoek zou daarom meer moeten kijken naar de rol van levensgebeurtenissen binnen het leven van jongeren. Daarbij is de vraag niet zozeer of een gebeurtenis heeft plaatsvonden of niet, maar welke impact deze gebeurtenis heeft gehad of hoe stressvol de ervaring ervan was. Kortom, welke factoren in de omgeving bijdragen aan persoonlijkheidsontwikkeling blijft een belangrijke vraag voor vervolgonderzoek.
Tegelijkertijd zijn deze bevindingen niet per se slecht nieuws voor jongeren die voor de keuze staan om het hoger onderwijs in te stromen, aan een nieuwe baan te beginnen of op het punt staan om een andere belangrijke transitie door te maken. Iedere jongere ontwikkelt zich op zijn of haar eigen manier en het staat niet vast hoe een levensgebeurtenis van invloed is op iemands doen en laten. Waarschijnlijk hebben we ook zélf invloed op hoe we veranderen. Verscheidene studies laten namelijk zien dat mensen door middel van kleine interventies hun persoonlijkheid kunnen bijsturen in de richting van bijvoorbeeld meer consciëntieusheid of meer vriendelijkheid. Jongeren – en mensen in het algemeen – zijn dus geen passieve ontvangers van hun omgeving, maar hebben ook enige controle over de ontwikkeling van hun persoonlijkheid.
Lisanne de Moor, Tilburg University, E.L.deMoor@tilburguniversity.edu
Manon van Scheppingen, Tilburg University, M.A.vanScheppingen@tilburguniversity.edu
Literatuur
- Moor, E.L. de, S.A. Nelemans, A.I. Becht, W. Meeus en S. Branje (2022), Personality development across adolescence and young adulthood: The role of life transitions and self-concept clarity. European Journal of Personality.
- Hudson, N.W. en R.C. Fraley (2015), Volitional personality trait change: Can people choose to change their personality traits? Journal of Personality and Social Psychology, 109 (3), pp. 490-507.
- Scheppingen, M.A. van, J.J. Jackson, J. Specht, R. Hutteman, J.J. Denissen en W. Bleidorn (2016), Personality trait development during the transition to parenthood: A test of social investment theory. Social Psychological and Personality Science, 7 (5), pp. 452-462.
- Adolescent Personality – podcast-aflevering: https://personalitypsychologypodcast.podbean.com/e/11adolescentpersonality/