Sociaaleconomische verschillen in alleenstaand moederschap in Europa en Amerika

JUDITH KOOPS | 25 februari 2022 | DEMOS jaargang 38, nummer 2 - februari 2022
Europa en Noord-Amerika laten grote verschillen zien in het percentage alleenstaande moeders, maar ook tussen landen zijn er grote verschillen. In hoeverre worden deze verschillen bepaald door sociaaleconomische afkomst? Sociaaleconomische verschillen in alleenstaand moederschap blijken groter in landen waar minder waarde wordt gehecht aan het huwelijk en met betere toegang tot gezinsplanning.

Normen over de ideale gezinssituatie veranderen voortdurend. Terwijl in het verleden werd verwacht dat stellen eerst trouwden voordat zij ouders werden, wonen stellen tegenwoordig steeds vaker ongetrouwd samen wanneer zij hun eerste kind krijgen. Daarentegen zijn er ook normen die veel stabieler zijn, zoals de norm dat het ideale gezin bestaat uit twee ouders die met een of meerdere kinderen samenwonen. In de praktijk zijn er echter ook veel alleenstaande ouders. In Europa en Noord-Amerika is, gemiddeld, ongeveer één op de twintig vrouwen die voor het eerst moeder wordt niet getrouwd of samenwonend met een partner.

Alleenstaand moederschap baart samenlevingen zorgen omdat deze moeders vaak grotendeels alleen opdraaien voor zowel de zorg voor hun kind als voor het geld om het huishouden draaiende te houden. Deze situatie heeft vaak negatieve gevolgen voor de sociaaleconomische ontwikkeling van zowel moeder als kind. Sociaaleconomische verschillen treden niet alleen op na de geboorte, maar zijn vaak al voor een deel aanwezig op het moment dat het eerste kind verwekt en geboren wordt.

In dit artikel bestudeer ik de invloed van sociaaleconomische komaf op alleenstaand moederschap in achttien landen. Bovendien probeer ik verschillen in het effect van sociaaleconomische komaf tussen landen te verklaren. In het artikel wordt met de term ‘alleenstaand’ verwezen naar vrouwen die op dat moment niet samenwonen of getrouwd zijn met een partner.

Alleenstaande moeders in Europa en Amerika

Het percentage vrouwen dat voor het eerst moeder wordt en alleenstaand is verschilt tussen landen. Figuur 1 laat zien dat alleenstaand moederschap vaker voorkomt in Noord-Amerika dan in Europa: twaalf procent van de Noord- Amerikaanse vrouwen is alleenstaand op het moment dat haar eerste kind geboren wordt. Het percentage ligt daarmee twee keer zo hoog in Noord-Amerika als in Europa. Het percentage vrouwen dat alleenstaand is op het moment van de geboorte van hun eerste kind is het hoogst in de Verenigde staten en het Verenigd Koninkrijk (14%) en het laagst in Georgië, Roemenië en Zweden (ongeveer 2%).

Figuur 1. Aandeel vrouwen dat alleenstaand is bij de start van de eerste zwangerschap en bij de geboorte van het eerste kind in 18 Europese en Noord-Amerikaanse landen

Figuur 1 laat ook zien dat in alle landen het percentage alleenstaande vrouwen aan het begin van de eerste zwangerschap groter is dan op het moment dat dit kind geboren wordt. Met andere woorden: een deel van de vrouwen trouwt of gaat samenwonen met een partner tijdens de eerste zwangerschap. Het percentage vrouwen dat trouwt of gaat samenwonen tijdens de zwangerschap is met name hoog in Centraal- en Oost-Europa. In Polen is bijvoorbeeld één op de vier vrouwen alleenstaand op het moment dat zij zwanger wordt van het eerste kind, terwijl slechts één op de twintig vrouwen alleenstaand is op het moment dat dit kind wordt geboren. In Noord- Europa, West-Europa en Noord-Amerika loopt het aantal alleenstaande vrouwen ook terug gedurende de zwangerschap, maar niet zo sterk als in Centraal- en Oost-Europa.

Figuur 2 geeft een meer gedetailleerde weergave van de verandering in partnerstatus van vrouwen die aan het begin van de zwangerschap alleenstaand zijn. Nemen we de informatie van figuren 1 en 2 samen, dan vormt zich het volgende beeld: in Noord-Amerika zijn relatief veel vrouwen alleenstaand op het moment dat hun eerste kind geboren wordt. Dit komt gedeeltelijk omdat veel Noord-Amerikaanse vrouwen alleenstaand zijn aan het begin van hun zwangerschap (figuur 1) en gedeeltelijk omdat weinig van deze vrouwen – slechts 30 procent – trouwen of samenwonen tijdens hun eerste zwangerschap (figuur 2).

Figuur 2. Percentage van de bij de start van hun eerste zwangerschap alleenstaande vrouwen dat alleenstaand blijft over de duur van de zwangerschap

In vergelijking met Noord-Amerika zijn in Centraal- en Oost-Europa relatief ongeveer evenveel vrouwen alleenstaand op het moment dat zij zwanger worden (figuur 1). Toch is het percentage vrouwen dat nog alleenstaand is op het moment van geboorte in Centraal- en Oost-Europa veel lager dan in Noord-Amerika, omdat maar liefst 70 procent van deze vrouwen trouwt of gaat samenwonen tijdens de zwangerschap (figuur 2). Figuur 2 laat tevens zien dat als Centraal- en Oost-Europese vrouwen trouwen of gaan samenwonen tijdens hun eerste zwangerschap, zij dit vaak doen tijdens het tweede trimester (3de tot de 6de maand) van de zwangerschap.

In Noord- en West-Europa gaat 40 procent van de alleenstaande vrouwen samenwonen of trouwen met een partner tijdens de zwangerschap (figuur 2), wat vergelijkbaar is met Noord- Amerika. Maar omdat het percentage vrouwen dat alleenstaand is aan het begin van de zwangerschap relatief laag ligt, is het percentage vrouwen dat alleenstaand is op het moment van de geboorte een stuk lager in Noord- en West-Europa dan in Noord-Amerika en is daarmee vergelijkbaar met dat in Centraal- en Oost-Europa (figuur 1).

Sociaaleconomische positie

Voor de landen genoemd in figuur 1 is ook de invloed van sociaaleconomische komaf op de kans om alleenstaande moeder te worden onderzocht. Sociaaleconomische komaf is gemeten op basis van het gemiddelde opleidingsniveau van de vader en de moeder van de vrouwen. Alleenstaande vrouwen van lagere sociaaleconomische komaf blijken in bijna alle landen een grotere kans te hebben om zwanger te worden dan alleenstaande vrouwen van hogere sociaaleconomische komaf. Alleen in Georgië en Zweden is er geen relatie tussen de twee. Sociaaleconomische komaf heeft ook invloed op de kans van alleenstaande vrouwen om te trouwen of te gaan samenwonen tijdens de zwangerschap. Alleenstaande vrouwen van lagere sociaaleconomische komaf hebben een kleinere kans om te trouwen of te gaan samenwonen tijdens hun zwangerschap dan alleenstaande vrouwen van hogere sociaaleconomische komaf. Dit laatste effect van sociaaleconomische komaf wordt overigens alleen gevonden in het Verenigd Koninkrijk, Roemenië, Oostenrijk, Bulgarije en Hongarije.

Alleenstaande vrouwen van een lagere sociaaleconomische komaf blijken een grotere kans te hebben om zwanger te worden en een kleinere kans te hebben om te trouwen of te gaan samenwonen tijdens hun eerste zwangerschap. Het effect van de sociaaleconomische komaf kan echter flink verschillen tussen landen. Dit roept de vraag op hoe deze verschillen tussen landen verklaard kunnen worden. Om deze vraag te beantwoorden is de invloed van de volgende drie kenmerken onderzocht: de mate van toegang tot gezinsplanning, verschillen in normen over gezinsvormen en de mate van economische ongelijkheid. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat de invloed van sociaaleconomische komaf wordt beïnvloed door de mate van economische ongelijkheid in een land. De invloed van sociaaleconomische komaf wordt wel beïnvloed door de mate van toegang tot gezinsplanning in een land en verschillen in normen over gezinsvormen.

Gezinsplanning

Gezinsplanning is een overkoepelende term voor manieren om het krijgen van kinderen te bevorderen dan wel te voorkomen of uit te stellen. Uit wetenschappelijke literatuur weten we dat zwangerschappen van alleenstaande vrouwen dikwijls ongepland zijn. Verschillen tussen landen in toegang tot gezinsplanning, zoals anticonceptie of een abortus, zouden daarom kunnen verklaren waarom de effecten van sociaaleconomische komaf op alleenstaand moederschap verschillen tussen landen. Het onderzoek wijst uit dat alleenstaande vrouwen van lagere sociaaleconomische komaf een grotere kans hebben om zwanger te worden, maar dat dit effect veel sterker is in landen met betere toegang tot een abortus en anticonceptie (zoals Noorwegen) dan in landen met slechtere toegang (zoals Georgië). Een mogelijke verklaring voor deze resultaten is dat in een land als Georgië toegang tot anticonceptie of een abortus belemmerd wordt voor alle vrouwen. Sociaaleconomische komaf heeft daardoor weinig invloed op alleenstaand moederschap. In een land als Noorwegen is toegang tot gezinsplanning beter geregeld, maar lijken vrouwen van hogere sociaaleconomische komaf meer gebruik te maken van deze methoden. Wellicht zijn vrouwen van hogere sociaaleconomische komaf ambitieuzer als het gaat om opleiding en carrière, en zijn zij daarom meer gemotiveerd om een zwangerschap te voorkomen in vergelijking met vrouwen van lagere sociaaleconomische komaf. Een alternatieve verklaring is dat vrouwen van een lagere sociaaleconomische komaf religieuzer zijn en daarom terughoudend zijn met het gebruik van beschikbare methoden voor gezinsplanning zoals de pil of een abortus.

Sociale normen over gezinsvorming

Hoe samenlevingen denken over relaties en families heeft mogelijk invloed op de kans dat zwangere alleenstaande vrouwen gaan trouwen of samenwonen tijdens de zwangerschap. Het onderzoek heeft al laten zien dat vrouwen van een lagere sociaaleconomische komaf een kleinere kans hebben om te trouwen of te gaan samenwonen tijdens hun eerste zwangerschap. Dit effect wordt echter alleen gevonden in landen waar minder waarde wordt gehecht aan het huwelijk (zoals Duitsland). Terwijl in landen waar veel waarde wordt gehecht aan het huwelijk (zoals Polen), de alleenstaande vrouwen van hogere en lagere sociaaleconomische komaf even vaak gaan trouwen of samenwonen tijdens hun zwangerschap. Het is mogelijk dat in samenlevingen die meer openstaan voor alternatieve gezinsvormen alleenstaand moederschap minder wordt gestigmatiseerd en vrouwen het vooruitzicht van alleenstaand moederschap daardoor als minder problematisch beschouwen. Wellicht worden de keuzes van alleenstaande vrouwen van een lagere sociaaleconomische komaf hier meer door beïnvloed, omdat voor deze vrouwen alleenstaand moederschap minder vaak in de weg staat van andere levensdoelen.

Tot slot

Het hier gepresenteerde onderzoek laat zien dat alleenstaande vrouwen van een lagere sociaaleconomische komaf een grotere kans hebben om alleenstaand moeder te worden. Echter, de invloed van sociaaleconomische komaf verschilt sterkt tussen landen en hangt af van de mate van toegang tot gezinsplanning en verschillen in normen over gezinsvormen.

Hoewel in dit onderzoek geen Nederlandse gegevens zijn meegenomen, zijn de uitkomsten van het onderzoek wel degelijk interessant voor de Nederlandse context. Aangenomen mag worden dat, net als in andere landen, in Nederland vrouwen van lagere sociaaleconomische komaf een grotere kans hebben om alleenstaand te zijn op het moment dat zij voor het eerst moeder worden. Het is bekend dat alleenstaand ouderschap sociaaleconomische gevolgen kan hebben voor zowel de ouders als de kinderen die het treft. Dit onderwerp verdient daarom ook in Nederland aandacht.

Judith Koops, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: koops@nidi.nl

Literatuur

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.