BAS HOFSTRA
De populariteit van sociale media biedt vooral kansen om nieuw inzicht te krijgen in het sociale netwerkgedrag van de gebruikers. Met wie gaat men op Facebook om en waarom? En vindt er net als in de ‘gewone’ (offline) wereld ook segregatie plaats langs verschillende lijnen? Samen met collega’s heb ik Facebooknetwerken bestudeerd met de vraag: in hoeverre lijken online sociale contacten op elkaar wat betreft etniciteit en sekse?
Eerder onderzoek naar sociale netwerken richtte zich vooral op zogenoemde sterke sociale relaties, bijvoorbeeld met wie we trouwen, met wie we belangrijke zaken bespreken, of wie onze beste vrienden zijn. Deze contacten zijn vaak homogeen: echtgenoten hebben vaak hetzelfde opleidingsniveau en dezelfde etnische achtergrond, discussiepartners hebben vaak dezelfde sekse, en goede vrienden delen vaak een etnische achtergrond. Sociale netwerken bestaan echter uit veel meer contacten dan alleen deze zogenoemde ‘sterke’ sociale relaties. Omdat Facebooknetwerken een redelijke online afspiegeling zijn van grote offline sociale netwerken, bieden deze netwerken de mogelijkheid om de homogeniteit of heterogeniteit onder honderden sociale contacten te bestuderen. Wij vermoeden daarbij dat als ook deze grotere onlinenetwerken homogeen zijn wat betreft etniciteit en sekse, het risico groter wordt van zogenoemde “echokamers” waarin men in toenemende mate omringd is met gelijkgestemden. Hierbij kunnen meningen, bijvoorbeeld over mensen met een andere etniciteit, polariseren. Het is dus belangrijk om inzicht te verkrijgen in de samenstelling van deze grotere onlinenetwerken.
Facebooknetwerken
Wat zijn Facebooknetwerken? Er zijn meerdere typen netwerken die onderzocht kunnen worden op Facebook. Zo kunnen bijvoorbeeld sociale interacties worden onderzocht op de zogenoemde ‘timelines’, waarin gebruikers tekstuele of visuele uitingen delen. Ook zijn er de ‘vriendenlijsten’ op Facebook waar gebruikers wederkerige, ongerichte vriendschapsrelaties aangaan met andere gebruikers. Gebruikers kunnen zo’n vriendschapsuitnodiging versturen naar andere gebruikers, en die andere gebruikers kunnen deze accepteren of weigeren. Als vriendschapsuitnodigingen geaccepteerd worden, zijn deze vriendschapsrelaties zichtbaar in de vriendenlijsten op Facebook. Vriendenlijsten laten dus Facebookvriendschappen zien waarin gebruikers elkaar over en weer accepteren als ‘vriend’. Deze vriendenlijsten zijn de focus van ons onderzoek. Gemiddeld hebben onze respondenten 336 Facebookvrienden (zie kader).
Etnische versus sekse-homogeniteit
Hoe etnisch- en sekse-homogeen zijn de Facebooknetwerken? We meten homogeniteit als het percentage contacten op Facebook dat hun etniciteit of sekse met de respondent deelt. We richten ons op Nederlanders, Nederlanders met Turkse ouders en Nederlanders met Marokkaanse ouders. We zien dat de Facebooknetwerken van Nederlanders verreweg het meest homogeen zijn: gemiddeld zijn ongeveer 92 procent van hun relaties op Facebook ook Nederlands. Nederlanders met een Turkse achtergrond hebben hierna de meest homogene Facebooknetwerken met 41 procent van hun vrienden op Facebook die ook een Turkse achtergrond hebben. De Facebooknetwerken van Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond zijn het minst homogeen en bestaan gemiddeld uit ongeveer 29 procent relaties met ook een Marokkaanse achtergrond.
De diversiteit van Facebooknetwerken, te weten de mate waarin naast eigen etnische groepen er ook andere etnische groepen onder de Facebookvrienden aanwezig zijn, wordt in figuur 1 getoond. We zien dat respondenten van alle etnische achtergronden redelijk veel Nederlanders in hun Facebooknetwerken hebben. Nederlanders hebben het grootste aantal Nederlanders onder hun Facebookcontacten en weinig mensen (ongeveer 8 procent) met andere etnische achtergronden onder hun Facebookcontacten. Nederlanders met een Turkse achtergrond hebben de minste Nederlanders onder hun Facebookcontacten en daarnaast ook vrij weinig contacten met andere etniciteiten. De Facebooknetwerken van Marokkanen lijken weer wat meer divers te zijn.
De sekse-homogeniteit in Facebooknetwerken is een stuk lager, gemiddeld ongeveer 56 procent. Dit percentage is vergelijkbaar voor mannen en vrouwen. De Facebooknetwerken van mannen bestaan uit ongeveer 57 procent mannen, en die van vrouwen bestaan uit ongeveer 56 procent vrouwen. Figuur 2 laat een vergelijking zien voor de respondenten tussen de verdeling van het percentage Facebookvrienden met dezelfde etniciteit of sekse. Hierin zien we dat veel respondenten tussen de circa 80 en 100 procent Facebookvrienden hebben die de etniciteit van de respondent delen (de rechter piek in het figuur). Ook zien we dat de meeste respondenten tussen de 40 en 70 procent Facebookvrienden hebben die dezelfde sekse als de respondent hebben. Uit figuur 2 wordt ook duidelijk dat de etnische homogeniteit veel hoger is dan de sekse-homogeniteit: de piek van Facebookvrienden met dezelfde etniciteit ligt meer richting de 90 procent en de piek van Facebookvrienden met dezelfde sekse ligt meer richting de 60 procent.
Kansen op contacten
De verklaring voor de verschillen in de mate van etnische en sekse-homogeniteit is voornamelijk te vinden in het verschil in ontmoetingskansen voor potentiële sociale contacten. Twee zaken zijn hier van belang. Ten eerste is er de relatieve verdeling van groepen in de bevolking, bijvoorbeeld het aantal mensen met een bepaalde etniciteit. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft ongeveer 79 procent van de bevolking een Nederlandse achtergrond en bijvoorbeeld maar 3 procent een Marokkaanse achtergrond. Gegeven deze ongelijke verdeling naar etnische afkomst, is er dan ook een grotere kans om Nederlanders onder je sociale contacten te hebben dan Marokkanen (als we ervan uitgaan dat sociale relaties willekeurig ontstaan, en dat is natuurlijk de vraag). Dit kan een reden zijn voor veel meer Nederlanders onder de sociale contacten op Facebook dan contacten met een andere etnische achtergrond. Deze aantalsverhoudingen kunnen ook de reden zijn waarom sekse-homogeniteit zoveel lager is dan etnische homogeniteit op Facebook omdat de verdeling over beide seksen grofweg 50/50 is. Al met al is er dus een grotere kans om iemand van een andere sekse tegen te komen, dan iemand met een andere etnische achtergrond. Daarnaast is er de verdeling van deze groepen over sociale contexten, denk bijvoorbeeld aan sportclubs of scholen. Deze sociale contexten verschillen ook in de mate van etnische homogeniteit; op de ene sportclub vinden we meer Nederlanders met Marokkaanse achtergrond, en in de andere sportclub participeren meer Nederlanders met een Turkse achtergrond. We vinden in ons onderzoek dat deze homogeniteit van sociale contexten ook een sterke invloed heeft op de homogeniteit van Facebooknetwerken.
Sociale integratie en ontmoetingskansen
Ons onderzoek laat zien dat het bestuderen van Facebooknetwerken kan leiden tot nieuwe inzichten in het sociale netwerkgedrag van individuen. We vinden bijvoorbeeld dat de mate van etnische homogeniteit op Facebook vrij hoog is. Gemiddeld heeft ongeveer 76 procent van de Facebookvrienden van iemand dezelfde etniciteit als diegene. Een vrij groot deel van deze etnische homogeniteit kunnen we verklaren door eenvoudigweg te kijken naar de relatieve grootte van etnische groepen en de verdeling van de seksen in de bevolking. Maar gesegregeerde ontmoetingskansen lijken ook een rol spelen in de homogeniteit van sociale netwerken en interetnisch contact.
Hebben verschillen in homogeniteit ook gevolgen voor de zogenoemde sterke, betekenisvolle sociale relaties en homogeniteit op Facebook? Het antwoord is genuanceerd. Het lijkt vooral te gaan om een samenspel van ontmoetingskansen bereiken de rol van individuele voorkeuren wat betreft het aangaan van sociale contacten. Onze resultaten lijken te bevestigen dat er voorkeuren bestaan om sterke sociale relaties te vormen met mensen die op jezelf lijken, bijvoorbeeld wat betreft etniciteit, maar dat dit minder belangrijk wordt gevonden voor de sociale relaties die minder sterk zijn. Met andere woorden, grote sociale netwerken zijn meer een afspiegeling van de ontmoetingskansen, terwijl sterke sociale relaties vooral gedreven worden door individuele voorkeuren voor vrienden met dezelfde kenmerken. Dit werd al in de jaren zeventig verondersteld door de Amerikaanse socioloog Granovetter, maar was voorheen nauwelijks empirisch onderzocht.
Digitale voetsporen
Ons onderzoek laat zien dat door het analyseren van ‘digitale voetsporen’ op populaire sociale netwerksites belangrijke wetenschappelijke en maatschappelijke vraagstukken kunnen worden onderzocht. Een vervolgstap van ons onderzoek zou kunnen zijn om na te gaan in welke mate de etnische homogeniteit van grote Facebooknetwerken inderdaad tot gepolariseerde meningen leidt ten opzichte van mensen met een andere etnische achtergrond.
Bas Hofstra, Stanford University, School of Education, e-mail: bhofstra@stanford.edu
Literatuur
- Granovetter, M.S. (1973),
- The strength of weak ties. American Journal of Sociology, 78 (6), pp. 1360-1380.
- Hofstra, B., R. Corten en F. van Tubergen (2015),
- Dutch Facebook Survey: Wave 1 [dataset and codebook]. DANS EASY.
- Hofstra, B., R. Corten, F. van Tubergen en N.B. Ellison (2017),
- Sources of segregation in social networks: A novel approach using Facebook. American Sociological Review, 82 (3), pp. 625-656.
- Kalter, F., A.F. Heath, M. Hewstone, J.O. Jonsson, M. Kalmijn, I. Kogan en F. van Tubergen (2015),
- Children of Immigrants Longitudinal Survey in Four European Countries. (CILS4EU). GESIS Data Archive, Cologne, ZA5353, Data file version 2.1.0.