Babyboomers zijn geboren tussen grofweg 1945 en 1955. Hoewel ze de oorlog zelf niet hebben meegemaakt zijn ze wel sterk gevormd door de wederopbouwperiode na de oorlog. De babyboomer zag als jongere de wereld om zich heen veranderen. Ze groeiden op in toenemende economische welvaart en voor hen was het na hun opleiding makkelijk om een baan te vinden. Hun jonge jaren waren de tijd van de hippie-beweging, ontzuiling en ontkerkelijking, en nieuwe muziekstromingen. Ook voltrok de seksuele revolutie zich tijdens hun jeugd en kon deze generatie dankzij anticonceptie beter regelen wanneer en hoeveel kinderen ze kregen. Deze generatie wordt ook wel de protestgeneratie genoemd. Er wordt wel gesteld dat de babyboomers aan de wieg stonden van vele veranderingen in Nederland. En het beeld bestaat dat zij ook hun pensioen actief zullen inrichten. Maar is dat ook zo?
In het NIDI-Pensioenpanel is nagegaan hoe oudere werknemers (geboren tussen 1950 en 1955) aankijken tegen hun pensioentijd. In 2015 – men was toen tussen de 60 en 65 jaar – gaf een meerderheid (52%) aan dat pensioen voor hen ‘vooral genieten van het feit dat je niet meer werkt’ betekende. Voor ruim één vijfde (21%) betekende pensioen een nieuw begin: ‘eindelijk tijd om je te ontplooien en ontwikkelen’. Een op de acht (13%) zag pensioen als een tijd waarin men rustig kon doorgaan met de dingen van het werk, maar dan op een lager pitje. Voor de overige babyboomers was pensioen nog één groot onbekend terrein (10%), of iets waar men het liefst niet aan wilde denken (4%).
In de psychologie is er steeds meer aandacht voor het idee dat de sociale en culturele socialisatie in de jeugd doorwerkt in het latere leven. Van de oudere werknemers in ons onderzoek identificeerde 27 procent zich met de hippiecultuur uit de jaren ’60 en ’70. Twintig procent identificeerde zich met de protestgeneratie; een veel kleiner deel (5%) met de drugscultuur uit die tijd. Wij gingen na of mensen die zich sterker identificeerden met de tegencultuur van de jaren ’60 en ’70 een andere – meer actieve kijk – op hun pensioen hebben. Dat blijkt inderdaad het geval, zoals te zien is in de figuur waarin op de horizontale as van links naar rechts de mate van identificatie met de tegencultuur van de jaren ’60 en ’70 is weergegeven. Degenen die zich als jongvolwassene sterk identificeerden met deze tegencultuur zien hun pensioen veel vaker als een nieuw begin (oranje balk), dan degenen die hier helemaal niks mee hadden. Andersom zien degenen die zich helemaal niet identificeerden met de tegencultuur van hun jeugd pensioen veel vaker als een periode van rust en niet meer hoeven (blauwe balk), dan degenen die zich sterk identificeerden.
Er zijn duidelijke verschillen in de wijze waarop men tegen pensioen aankijkt. Al met al lijken de voormalige hippies minder geneigd achter de geraniums te gaan zitten dan mensen die zich minder identificeerden met de tegencultuur van de jaren ’60 en ’70.
Orlaith Tunney, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: tunney@nidi.nl
Hanna van Solinge, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: solinge@nidi.nl
Literatuur
- Tunney, O., K. Henkens en H. van Solinge (2022), Children of the revolution: The impact of 1960s and 1970s cultural identification on baby boomers’ views on retirement. Research on Aging.
- Maggiori, C., R. Nihil, A. Froidevaux en J. Rossier (2014), Development and validation of the Transition to Retirement Questionnaire. Journal of Career Assessment, 22(3), pp. 505-523.