Foto: Gerard Stolk / Flickr

Vrijwilligerswerk neemt na pensionering sterk toe

KÈNE HENKENS & HANNA VAN SOLINGE | 29 maart 2024 | DEMOS jaargang 40, nummer 3 - maart 2024
Na pensioen groeit de deelname aan vrijwilligerswerk sterk. Het meest genoemde motief om zich als vrijwilliger in te zetten is de behoefte betekenisvol te zijn voor anderen of het gevoel echt nuttig te zijn. Daarnaast zijn sociale contacten belangrijk. Vrijwilligers zijn nog niet uitgewerkt; een meerderheid verwacht er tot zijn 80ste mee door te gaan.

Veel Nederlanders doen vrijwilligerswerk. Het percentage vrijwilligers neemt geleidelijk af in de hogere leeftijdsgroepen, maar toont een opvallende stijging na de pensioenleeftijd. Pensionering stelt mensen voor de uitdaging een nieuwe invulling aan hun leven te geven. Veel mensen vinden die in de familiesfeer door bijvoorbeeld op reguliere basis op te passen op de kleinkinderen.

Uit eerder onderzoek gepubliceerd in Demos blijkt daarnaast dat vooral de deelname aan vrijwilligerswerk sterk toeneemt na pensioen. In deze bijdrage gaan we in op de vraag wie die vrijwilligers zijn, wat de belangrijkste motieven voor het vrijwilligerswerk zijn en welke toekomstplannen mensen omtrent hun vrijwilligerswerk hebben. We maken hierbij gebruik van het NIDI-Pensioenpanel (zie kader). In dit onderzoek zijn 60-plus werknemers tussen 2015 en 2023 gevolgd in de overgang van werk naar pensioen. In 2023 zijn alle ondervraagden de AOW-leeftijd gepasseerd.

Vrijwilligers voor en na pensioen

Vrijwilligerswerk wordt door veel oudere werknemers gecombineerd met betaald werk. In 2015, toen alle ondervraagden nog actief waren op de arbeidsmarkt, was 19 procent minimaal wekelijks actief in het vrijwilligerswerk. Daarnaast had het voor 18 procent van de oudere werknemers een meer incidenteel karakter. Bijna een kwart deed geen vrijwilligerswerk, maar zou dat wel willen doen. Vergelijken we deze cijfers met die van 2023, wanneer alle ondervraagden AOWgerechtigd zijn, dan is een stijging duidelijk waar te nemen (zie figuur 1). Bijna de helft (44 procent) is minimaal wekelijks als vrijwilliger actief en een kwart zelfs meerdere keren per week.

Figuur 1. Betrokkenheid bij vrijwilligerswerk voor en na pensionering

Van de mensen die voor hun pensioen wel een wens hadden om vrijwilliger te willen worden hebben velen deze wens na hun pensioen gerealiseerd. Het percentage dat in 2023 geen vrijwilligerswerk doet, maar daar wel belangstelling voor heeft is gedaald van 23 tot acht procent. Zowel voor als na het pensioen geeft ongeveer vier op de tien mensen aan geen behoefte te hebben als vrijwilliger actief te zijn.

Vrijwilligerswerk is populairder bij hoger opgeleiden (wo en hbo) dan bij lager opgeleide mensen. We zien echter bij zowel hoog als lager opgeleiden een sterke stijging van vrijwilligerswerk na het bereiken van de AOW-leeftijd: voor de lager opgeleiden van 12 procent voor de AOW-leeftijd tot 29 procent na de AOW-leeftijd, en bij hoger opgeleiden van 22 procent naar 52 procent. De helft van de lager opgeleiden geeft aan helemaal geen behoefte te hebben aan vrijwilligerswerk, tegen 28 procent van de hoger opgeleiden.

Mensen die geen vrijwilligerswerk doen, zijn overigens vaak wel actief op andere terreinen. Een op de tien doet betaald werk (waarvan een derde als zzp-er), een kwart verleent mantelzorg, en ruim de helft past op regelmatige basis op kleinkinderen. Ook mensen die vrijwilligerswerk doen zitten echter niet stil en zijn daarnaast nog actief op andere terreinen: acht op de tien gepensioneerde vrijwilligers is ook nog actief op de arbeidsmarkt, als mantelzorger of oppasgrootouder.

Welke organisaties profiteren?

Veel sectoren zitten te springen om vrijwilligers. Dat roept de vraag op welke sectoren profiteren van de groei van het aantal recent gepensioneerde vrijwilligers? Een vergelijking van de organisaties waarin men voor en na pensionering actief is geeft hierin enig inzicht. Figuur 2 laat zien dat vooral organisaties die te maken hebben met sport, hobby, muziek of cultuur – hier aangeduid als vrijetijdsorganisaties – alsmede organisaties in de zorg en welzijnssector profiteren van de instroom van recent gepensioneerde vrijwilligers. Dit geldt ook voor organisaties die zich richten op natuurbehoud, vluchtelingen en buurtwerk. Een stijging is niet waar te nemen bij organisaties gericht op geloof en religie, politieke partijen en vakbonden. Een enkeling is als vrijwiliger actief voor zijn oude werkgever.

Figuur 2. Betrokkenheid bij vrijwilligerswerk naar sector, voor en na pensioen

In alle opleidingsniveaus is vrijwilligerswerk in vrijetijdsorganisaties, in zorg en welzijn en in religieuze organisaties het meest populair. Organisaties die zich richten op natuurbehoud, hulp aan vluchtelingen, politiek en vakbond worden bij lager opgeleiden nauwelijks genoemd. Dit kan waarschijnlijk niet los gezien worden van de motieven die mensen noemen om actief te zijn in vrijwilligerswerk.

Belangrijke motieven

De toename van de belangstelling voor vrijwilligerswerk na de pensionering laat zich deels verklaren door de behoefte van mensen om de sociale contacten te vervangen die bij het verlaten van de arbeidsmarkt verloren gaan. Daarnaast kunnen ook zingevingsargumenten een rol spelen en de behoefte een maatschappelijke bijdrage te leveren. Hoewel motieven uiteindelijk zeer persoonlijk zijn blijkt er wel een algemeen beeld uit naar voren te komen. De onderstaande tabel laat het belang zien dat vrijwilligers aan de verschillende voorgelegde motieven hechten. Het meest genoemde motief om zich als vrijwilliger in te zetten is de behoefte betekenisvol voor anderen te zijn (82%) of het gevoel echt nuttig te zijn (73%). Daarnaast worden sociale contacten (73%) en het delen van kennis en ervaring (64%) veel genoemd als erg of tamelijk belangrijk motief. Zelfontplooiing, nieuwe dingen leren en waardering van anderen wordt door ongeveer vier van de tien vrijwilligers genoemd. Het motief ‘maatschappelijk aanzien’ is met 18 procent het minst belangrijk. Alle motieven worden door hoger opgeleiden vaker genoemd: dat geldt vooral voor nieuwe dingen leren en delen van kennis en ervaring. Opvallend is dat maatschappelijk aanzien belangrijker is voor lager opgeleiden (23% versus 16% voor hoger opgeleiden). Ook waardering van anderen is belangrijker voor lager opgeleiden maar het verschil is kleiner (45% versus 42%). Wellicht is het zo dat sommige lager opgeleiden in hun vrijwilligerswerk sociale status verwerven die in de betaalde arbeidsmarkt moeilijker te verwerven was.

Motieven van gepensioneerden voor het verrichten van vrijwilligerswerk, 2023

Mensen die geen vrijwilligerswerk willen doen geven daarvoor vaak aan dat zij opzien tegen verplichtingen, zoals bijvoorbeeld deze 68-jarige man het verwoordt: “Vrijwilligerswerk zou ik best willen doen, maar veel organisaties zijn daar toch wat stug in. Ze willen je graag vastleggen voor bijvoorbeeld twee of meer vaste dagdelen per week en dat is net iets wat ik niet wil. De vrijheid die past bij het pensioen geef ik niet graag op”. Mensen die al langer vrijwilligerswerk doen, noemen juist het in vergelijking met het vroegere werk minder verplichtende karakter als een voordeel. Een 68-jarige voormalig leerkracht basisschool zegt hierover: “Vrijwilligerswerk beheerst nu een groot deel van mijn leven. Het is het ‘niet moeten’, maar ‘mogen’, wat het aantrekkelijk maakt”.

Vrijwilligerswerk vaak in koppels

Vrijwilligerswerk gebeurt vaak in koppels. Als een partner vrijwilligerswerk doet, is de kans dat de ondervraagde gepensioneerde dat ook doet twee keer zo groot als wanneer de partner dat niet doet, zoals blijkt uit figuur 3. Bijna driekwart van de gepensioneerden met een partner die actief is in vrijwilligerswerk, is zelf ook actief. Van degenen met een partner die niet actief is als vrijwilliger, is 37 procent zelf wel actief. Van drie op de tien huishoudens doen zowel de ondervraagde als zijn of haar partner aan vrijwilligerswerk. Ongeveer de helft van de stellen die allebei actief zijn als vrijwilliger, doet dat binnen dezelfde vrijwilligersorganisatie.

Figuur 3. Deelname aan vrijwilligerswerk door gepensioneerden en hun partners, 2023

Hoe lang actief blijven?

De toename van vrijwilligerswerk laat zien dat van een terugtrekking uit het maatschappelijk leven na pensioen geen sprake is. De toewijding van vrijwilligers tot hun taak is hoog. Niet minder dan 90 procent verwacht ook het volgend jaar als vrijwilligers actief te blijven. Dit zijn vergelijkbare cijfers als welke het CBS vaststelde in 2017 voor de leeftijdsgroep 65 tot en met 75 jaar. Het zijn hogere percentages dan welke gevonden worden bij jongere leeftijdsgroepen waar veranderingen in woon-, gezins- of werksituatie vaak aanleiding zijn met vrijwilligerswerk te stoppen. In ons onderzoek vroegen we vrijwilligers ook wat zij een mooie leeftijd vonden om met hun vrijwilligerswerk te stoppen. Uit die cijfers blijkt dat vrijwilligerswerk voor veel gepensioneerden een verbintenis is voor de langere termijn. Niet minder dan 60 procent verwacht er tot zijn tachtigste mee door te gaan. Daarna neemt de belangstelling af.

Zuinig op vrijwilligers

In de Nederlandse samenleving wordt van burgers in het algemeen en van gepensioneerden in het bijzonder verwacht dat ze op verschillende vlakken actief zijn. Door bezuinigingen in diverse sectoren, waaronder de zorg, en een toename van de vraag wordt van burgers steeds vaker verwacht dat er ondersteuning wordt geboden als er in de naaste omgeving een hulpvraag ontstaat. Anderzijds wordt het aangemoedigd dat mensen blijven deelnemen aan het maatschappelijk leven bijvoorbeeld als vrijwilliger bij de vele organisaties die daarvan afhankelijk zijn. Uit ons onderzoek blijkt dat na pensionering veel mensen actief zijn als vrijwilliger. Ongeveer de helft van de gepensioneerde vrijwilligers deed dat ook al vóór de pensionering. Een aanzienlijk deel is er na de pensionering mee begonnen. Onder andere door de vergrijzing, krapte op de arbeidsmarkt en bezuinigingen in zorg en de gesubsidieerde sector zal de behoefte aan vrijwilligers naar verwachting eerder toenemen dan afnemen. Het aantrekken en behouden van vrijwilligers lijkt daarmee aan belang toe te nemen. Steeds meer grotere vrijwilligersorganisaties hebben een personeelsafdeling die zich ook op de vrijwilligers richten. Dat bij het aanboren van het vrijwilligers potentieel door deze organisaties de nodige flexibiliteit mag worden verwacht lijkt voor de hand te liggen. Achteloos omgaan met vrijwilligers en gebrek aan waardering voor hun inzet is daarbij funest voor de motivatie. Daarin verschilt vrijwilligerswerk niet van regulier betaald werk. Zuinig en zorgvuldig omgaan met het menselijk kapitaal, ook als dit vrijwillig wordt aangeboden, is de crux van ‘active ageing’.

Kène Henkens, NIDI-KNAW / Rijksuniversiteit Groningen, UMCG en Universiteit van Amsterdam, e-mail: henkens@nidi.nl
Hanna van Solinge, NIDI-KNAW / Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: solinge@nidi.nl

Literatuur

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.