Foto: Roel Wijnants / Flickr

Wanneer zouden ouders hun volwassen kinderen moeten steunen?

LONNEKE VAN DEN BERG & MATTHIJS KALMIJN | 6 mei 2025 | DEMOS
De economische positie van jongvolwassenen is het afgelopen decennium verslechterd. Hierdoor kloppen zij steeds vaker bij hun ouders aan voor steun, zoals financiële hulp of tijdelijk weer thuis wonen. Maar wat zouden ouders eigenlijk moeten doen voor hun kinderen? Wat zijn de normen over ouderlijke steun? Met nieuwe data laten we zien dat in veel situaties de norm bestaat dat ouders steun moeten bieden, maar dat er ook duidelijke grenzen zijn aan deze norm.

Ouders bieden op talloze manieren steun aan hun jongvolwassen kinderen. Ze helpen met klusjes in huis, geven geld en laten hun kind thuis wonen zonder huur te vragen. Met de recente krapte op de woningmarkt, de toename aan flexibele arbeidscontracten en de toename van scheiding is de behoefte aan steun van ouders onder jongvolwassenen toegenomen. Jongvolwassenen lijken hierdoor steeds langer afhankelijk van hun ouders te zijn. Zo is het percentage jongvolwassenen dat nog thuis woont de afgelopen jaren aanzienlijk toegenomen.

Over wat ouders zouden moeten doen bestaat vaak onduidelijkheid. Veel ouders worstelen met de vraag hoeveel, hoe lang en onder welke omstandigheden zij hun kinderen moeten ondersteunen. Als kinderen jong zijn en thuiswonen zijn de verantwoordelijkheden jegens het kind helder, maar als kinderen volwassen zijn en zelfstandig wonen, zijn de normen minder duidelijk. Uit eerder onderzoek blijkt de norm voor steun aan familieleden sterker te zijn als er een grotere behoefte is aan steun en als er minder alternatieven zijn. Ook ruil speelt een rol. Een sprekend voorbeeld van een ruilmiddel is onderdeel van het plot van de televisieserie Gilmore Girls: de grootouders willen alleen het schoolgeld van hun kleindochter betalen als hun dochter en kleindochter elke vrijdag bij hen komen eten. Een dergelijke ruil van geld en aandacht zal vaak niet uitgesproken worden, toch zal men eerder van ouders verwachten dat ze steun geven als het kind goed contact onderhoudt.

Kennis over normen wat betreft de steun van ouders aan volwassen kinderen is van belang om meer inzicht te krijgen in solidariteit tussen generaties en opvattingen over het volwassen worden in de hedendaagse complexe en onzekere samenleving. Verder kan een mismatch tussen normen en de mogelijkheden tot steun leiden tot een lager welzijn onder ouders en jongvolwassenen. Dit laatste betreft vooral mensen met een lagere sociaaleconomische achtergrond, die vaak minder toegang hebben tot de middelen en steun die nodig zijn. Tot slot kan onderzoek naar normen helderheid verschaffen voor ouders en kinderen als die onderling verschillen van mening over de steunvraag. Het geeft hen inzicht in wat voor situaties het algemeen geaccepteerd is als ouders geen steun zouden verlenen.

Om beter te begrijpen welke normen er zijn over ouderlijke steun aan volwassen kinderen hebben we eind 2024 een vragenlijst uitgezet in samenwerking met het populairwetenschappelijk tijdschrift Quest (zie kader rechts/onder). De respondenten kregen acht verschillende scenario’s voorgelegd waarin een jongvolwassen kind behoefte had aan steun, zoals het volgende voorbeeld:

“Nienke, de 30-jarige dochter van Ellen en Leo, is vanaf volgende maand werkloos omdat door bezuinigingen haar tijdelijke baan onverwachts niet wordt omgezet in een vaste baan. Zij kan nu maar moeilijk rondkomen. Normaal gesproken komt ze minder dan eens per maand bij haar ouders langs.”

Elk scenario betrof een andere situatie. In vier scenario’s lag de vraag naar steun buiten de invloedsfeer van het kind, bijvoorbeeld, een tijdelijke baan werd niet verlengd. In vier scenario’s had de vraag naar steun meer te maken met eigen keuzes van het kind, zoals een rondreis willen maken in Australië. Ook de mate van contact (wekelijks of minder dan eens per maand) en de leeftijd van het kind (22 tot 34 jaar) werd afgewisseld. Na elke scenarioschets werd aan de respondenten gevraagd: “In welke mate vindt u dat de ouders moeten aanbieden aan de jongvolwassene om weer tijdelijk thuis te wonen?” en “In welke mate vindt u dat de ouders de jongvolwassene financiële steun moeten bieden?” Op beide vragen kon gekozen worden voor een antwoord tussen 0 (zouden zeker niet moeten steunen) tot 10 (zouden zeker wel moeten steunen).

Normen over thuiswonen vooral afhankelijk van contact

We hebben eerst gekeken naar de norm om het kind aan te bieden weer thuis te komen wonen. Uit figuur 1 blijkt dat contact er het meest toe doet. In de scenario’s waarin weinig contact is met het kind, vindt men minder vaak dat de ouders moeten aanbieden om het kind weer thuis te laten wonen dan in de scenario’s met veel contact. Nood doet er ook toe, maar lang niet zoveel als contact. In hoeverre nood uitmaakt voor de normen wat betreft thuiswonen hangt bovendien af van contact. Als er weinig contact is, vindt men in 38 procent van de gevallen dat de ouders zouden moeten aanbieden dat het kind weer thuis kan wonen. Het maakt in dat geval niet uit of er veel nood is: als er weinig contact is wordt er ongeacht de situatie niet vaak verwacht van de ouders dat ze aanbieden dat het kind weer thuis kan wonen. Als er veel contact is, doet de noodzaak er wel toe. Dan vindt men in 54 procent van de scenario’s met weinig nood en 72 procent van de scenario’s met veel nood dat de ouders thuiswonen moeten aanbieden. Contact vormt dus een belangrijke voorwaarde voor normen wat betreft thuiswonen. Alleen als er goed contact is, maakt het uit of er veel nood is.

Figuur 1. Percentage van de respondenten die vinden dat ouders hun kind zouden moeten aanbieden om weer (tijdelijk) thuis te komen wonen, naar de specifieke omstandigheden in acht hypothetische scenario’s

Ook hoe oud het kind is doet ertoe voor de normen wat betreft thuiswonen. Als twintigers behoefte aan steun hebben, heerst vaker de norm dat ouders moeten aanbieden dat het kind weer thuis kan wonen dan als dertigers steun nodig hebben. De rol van nood hangt ook af van de leeftijd van de jongvolwassene. Als de jongvolwassene een twintiger is, heerst de norm dat ouders thuiswonen horen aan te bieden, ongeacht of er sprake is van nood. Bij dertigers vindt men wel dat tijdelijk weer thuiswonen voornamelijk aangeboden moet worden als er veel nood is

Financiële steun alleen als de nood hoog is

Uit figuur 2 blijkt dat contact er ook toe doet voor normen wat betreft financiële steun. Als er meer contact is, dan vindt men eerder dat de ouders financiële steun moeten aanbieden dan als er weinig contact is. De invloed van contact op normen over financiële steun is wel kleiner dan die voor normen over thuiswonen. De mate van nood is juist belangrijker voor normen over financiële steun. Net als bij thuiswonen zien we dat de rol van nood vooral groot is in de scenario’s waarin er goed contact is met het kind. Als er weinig contact is, dan vindt men dat de ouders financiële steun zouden moeten bieden in 21 procent van de scenario’s met weinig nood en in 32 procent van de scenario’s met veel nood. Als er veel contact is, vindt met dat ouders financiële steun zouden moeten bieden in 24 procent van de scenario’s met weinig nood en in 57 procent van de scenario’s met veel nood. Oftewel: ook hier lijkt contact een voorwaarde voor normen over steun te vormen. Alleen als er veel contact is, verwacht men dat ouders financiële steun bieden in een noodsituatie.

Ook voor normen over financiële steun is de leeftijd van de fictieve jongvolwassene relevant. In de scenario’s met twintigers vindt men vaker dat ouders financiële steun moeten bieden dan in de scenario’s met dertigers. Noodzaak speelt ook hier de grootste rol in de scenario’s met dertigers. Bij twintigers is het verschil in de norm voor financiële steun tussen 29 procent (weinig nood) en 49 procent (veel nood). Bij dertigers verwacht men dat ouders financiële steun bieden in 17 procent van de scenario’s met weinig nood en 40 procent van de scenario’s met veel nood. Net als voor thuiswonen, wordt dus minder snel van ouders verwacht dat ze dertigers helpen en voornamelijk als er een goede reden voor de behoefte aan steun is.

Figuur 2. Percentage van de respondenten die vinden dat ouders hun kind financiële steun zouden moeten
aanbieden, naar de specifieke omstandigheden in acht hypothetische scenario’s

Verschil in norm tussen inkomensgroepen

Hebben alle mensen dezelfde normen over ouderlijke steun? Uiteraard zullen mensen er verschillend over denken. We kijken hier naar het inkomen van de respondent. Figuur 3 laat zien dat voor respondenten met een benedenmodaal inkomen de norm dat ouders steun moeten bieden nauwelijks afhangt van de leeftijd van het fictieve kind. Deze groep vindt dat ouders hun kind moeten aanbieden om weer thuis te komen wonen in 56 procent van de scenario’s met twintigers en in 49 procent van de scenario’s met dertigers. Bij de hogere inkomensgroepen liggen deze normen sterker uit elkaar. Bij hen vindt men dat de jongvolwassene thuis moet kunnen wonen in 61 procent van de scenario’s met twintigers en in 41 procent van de scenario’s met dertigers. Ook wat betreft de norm omtrent financiële steun zien we een dergelijk verschil. Er is nauwelijks verschil in de norm wat betreft steun aan twintigers en dertigers bij de mensen met een benedenmodaal inkomen, maar wel een duidelijk verschil bij degenen met een bovenmodaal inkomen. De normen zijn dus sterker bij mensen met minder inkomen. Dit zou verklaard kunnen worden door een ander idee over wanneer een jongvolwassen kind op eigen benen hoort te staan. Mensen met een kleinere beurs zullen zelf de meeste ervaring hebben met de obstakels om dit te doen en daarom mogelijk steun aan dertigers minder ongebruikelijk vinden.

Figuur 3. Percentage van de respondenten die vinden dat ouders hun kind (twintiger of dertiger) steun
zouden moeten aanbieden, naar inkomensgroep van de respondent

Conclusie

De afhankelijkheid van ouders is het afgelopen decennium toegenomen, onder andere door de krapte op de woningmarkt en de toegenomen complexiteit in de levensloop. Onze studie maakt duidelijk dat het in veel gevallen de norm is dat ouders steun aanbieden. Vooral wordt van ouders verwacht dat hun kind weer thuis kan komen wonen. Er zijn echter wel voorwaarden aan deze norm. De norm dat ouders steun moeten bieden is sterker wanneer de hulpvraag het gevolg is van een noodsituatie buiten de invloedsfeer van het kind en als de jongvolwassene relatief jong is. Maar ook eigenbelang speelt mee: dat het kind in nood verkeert, doet er met name toe als er veel contact is tussen het kind en de ouder. De zorgtaak van ouders lijkt dus al lang niet meer bij 18 jaar te stoppen; er wordt van ouders verwacht dat ze ook steun bieden aan twintigers in nood, zeker als er goed contact is. Steun bieden aan dertigers wordt echter lang niet altijd van ouders verwacht. Als de norm is dat ouders steun bieden en inspringen zodra het jongvolwassen kind dat nodig heeft, kan dit ongelijkheid vergroten. Onder lagere inkomensgroepen heerst een sterkere norm om jongvolwassenen te helpen, maar de mogelijkheden om dit te doen zullen beperkter zijn. Dit kan gevolgen hebben voor het welzijn van de ouders: wel de normatieve druk ervaren om steun te bieden maar dit niet kunnen doen. Daarnaast kan een ouderlijk vangnet een vereiste vormen voor het zetten van mogelijk risciovolle maar potentieel waardevolle stappen, zoals het volgen van een onbetaalde traineeship of het accepteren van een flexibel arbeidscontract. Dergelijke keuzes kunnen op de lange termijn investeringen in hun loopbaan vormen. Wanneer vooral jongvolwassenen wier ouders veel mogelijkheden voor steun hebben zich deze stappen kunnen veroorloven, vergroot de kloof tussen hen en leeftijdsgenoten zonder dergelijk vangnet.

Deze studie maakt deel uit van het project “De weg naar volwassenheid in de knoop? De rol van onzekere arbeidsposities voor de leefsituatie en het welzijn van jongvolwassenen.” Dit project is gefinancierd door een Instituut Gak-KNAW Award.

Lonneke van den Berg, NIDI-KNAW / Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: berg@nidi.nl
Matthijs Kalmijn, NIDI-KNAW / Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: kalmijn@nidi.nl

Literatuur

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.