Volgens officiële nationale cijfers zijn er grote verschillen in de mate van stedelijkheid tussen landen en werelddelen. Zo woont volgens nationale definities in 2024 45 procent van de inwoners van Afrika in stedelijke gebieden, tegenover 76 procent van de inwoners in Europa. In Nederland woont volgens deze cijfers zelfs 94 procent van de inwoners in stedelijk gebied. Een probleem met deze cijfers is dat het nogal wat uitmaakt hoe je een stad definieert en dus verstedelijking meet. Veel landen gebruiken een minimale bevolkingsomvang om te bepalen wat een stedelijk gebied is, maar er zijn enorme verschillen in de drempelwaarde die gebruikt wordt door statistische bureaus. Zo definieert Denemarken plaatsen met meer dan 200 inwoners als stedelijk, terwijl Japan een waarde van 50.000 inwoners hanteert. Oftewel, wat in Denemarken telt als een stad is dat in Japan zeker niet altijd. Andere landen gebruiken definities die niet (alleen) gebaseerd zijn op inwoneraantallen, maar bijvoorbeeld ook op het aandeel inwoners dat werkzaam is in de agrarische sector.
De grote verschillen in definities van stedelijkheid leiden tot inconsistenties in de uitvoering en monitoring van internationale beleidsprogramma’s, zoals de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties, waarin vaak onderscheid wordt gemaakt tussen stedelijke en rurale gebieden. Om stedelijkheid consistent te meten, heeft een aantal internationale organisaties een definitie bedacht die gebieden indeelt in drie categorieën: stedelijk, semi-dichtbevolkt en ruraal. De indeling is gebaseerd op data over het aantal inwoners dat in vierkante oppervlakten van één bij één kilometer woont. Deze gegevens zijn afkomstig van een combinatie van administratieve gegevens en satellietdata. Een stedelijk gebied is in deze definitie een vierkant met meer dan 1.500 inwoners dat in een plaats ligt van meer dan 50.000 inwoners. Vierkanten met meer dan 300 inwoners in plaatsen met meer dan 5.000 inwoners worden gedefinieerd als semi-dichtbevolkt gebied. Alle overige gebieden zijn rurale gebieden.
Passen we deze definitie toe, dan levert dat een heel ander beeld op wat betreft verschillen in de mate van stedelijkheid tussen landen dan het beeld dat uit de nationale statistieken naar voren komt (zie figuur). Er blijken namelijk helemaal niet zulke grote verschillen te zijn in de mate van verstedelijking tussen rijke en armere regio’s. In de meeste regio’s woont tussen de 40 en 60 procent van de bevolking in steden, in West-Europa ligt dit zelfs wat lager. Gemiddeld woont ongeveer een derde van de wereldbevolking in de tussencategorie van semi-dichtbevolkte gebieden. Tot slot woont zo’n 20 procent van de wereldbevolking in rurale gebieden.

De zwarte bolletjes in de figuur tonen welk deel van de bevolking in de verschillende regio’s volgens de nationale statistieken in een stedelijk gebied woont. Deze bolletjes laten zien hoe het kan dat rijke landen zoveel sterker verstedelijkt zijn volgens nationale cijfers, maar niet volgens de internationaal consistente definitie. Semi-dichtbevolkte gebieden in Europa en Amerika worden doorgaans namelijk gezien als stedelijk gebied, terwijl deze gebieden in Afrika en Azië meestal niet tot de steden worden gerekend. Daarmee lijkt het beeld dat rijke landen sterker verstedelijkt zijn dan arme landen eerder een gevolg van verschillen in definities dan verschillen in demografie.
Daniël van Wijk, NIDI-KNAW / Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: wijk@nidi.nl
Literatuur
- Alessandrini, A., C. Deuster, L. Dijkstra, D. Ghio en F. Natale (2024), Rethinking city population growth: How reclassification matters. Population and Development Review, 50(4), pp. 997-1015.