Foto: UN Women / Mohammad Rakibul Hasan / Flickr

De impact van klimaatverandering op migratie

ELS BEKAERT & ILSE RUYSSEN | 26 maart 2021 | DEMOS jaargang 37, nummer 3 - maart 2021
Sinds 2008, ontvluchten jaarlijks gemiddeld 21,5 miljoen mensen huis en haard vanwege plotseling optredende effecten van klimaatverandering zoals overstromingen, stormen of bosbranden. Uit wereldwijde enquêtes blijkt dat vooral lage-inkomenslanden in Afrika en Azië het meest met klimaatproblemen te maken hebben. Op basis van migratie-intenties kan men afleiden dat ‘klimaatmigratie’ voornamelijk een binnenlands of intraregionaal karakter zal hebben.

Klimaatverandering heeft onder meer een impact op weerspatronen, ecosystemen en het niveau van de zeespiegel, waar steeds meer mensen wereldwijd mee worden geconfronteerd. Deze verschijnselen hebben een directe invloed op het leven van mensen en bedreigen in toenemende mate het levensonderhoud van volledige gemeenschappen. Bovendien vernietigen plots optredende effecten zoals overstromingen, als gevolg van extreme regenval, en een toenemend aantal stormen niet alleen bezittingen en levensmiddelen maar ook levens. Wanneer ernstige klimaatschokken zich herhalen en mensen niet over de middelen beschikken om hun inkomen in stand te houden, is het verlaten van de getroffen omgeving vaak het enige alternatief. In 1990 al schoof het Intergouvernementeel Panel over Klimaatverandering (IPCC) migratie naar voren als de grootste impact van klimaatverandering. Ook wijst het Marrakech migratieakkoord, dat werd ondertekend in 2018, expliciet op de aantasting van het milieu, natuurrampen en wijzigingen in het klimaat als drijfveren voor hedendaagse migratie. Migratie ten gevolge van klimaatverandering kan veel verschillende vormen aannemen, waaronder lokale of binnenlandse migratie – van platteland naar stedelijke gebieden – en internationale migratie, denk aan migratie naar buurlanden of verder weg. Verder omvat klimaatmigratie zowel vrijwillige verplaatsingen, gedwongen verplaatsingen evenals geplande hervestiging.

Goed geplande migratie kan dan ook een succesvolle strategie zijn om met de gevolgen van klimaatverandering om te gaan. Gezien de gevolgen van migratie voor de ontwikkeling van zowel herkomst- als bestemmingsregio’s, is het echter van belang dat overheden kunnen anticiperen op de grootte van de daaropvolgende migratiestromen evenals de plaatsen waar mensen uit zullen vertrekken of heen zullen gaan. Prognoses lopen echter sterk uiteen variërend tussen 25 miljoen en 1 miljard klimaatmigranten tegen 2050 – zowel binnenlands als internationaal – met 200 miljoen als meest genoemde schatting van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). Deze variatie in prognoses is voornamelijk te wijten aan het gebrek aan geharmoniseerde gegevens en methodologische uitdagingen, evenals de moeilijkheid om klimaateffecten te onderscheiden van andere drijfveren van migratie, zoals economische, politieke en demografische factoren. Om daar deels aan tegemoet te komen zullen we in dit artikel onderzoeken in welke mate klimaatverandering de binnenlandse en internationale migratie-intenties beïnvloedt. Migratie-intenties worden redelijk uniform gemeten. En we doen dit op basis van wereldwijde data (zie kader) waarmee we de individuele migratierespons ten gevolge van klimaatproblemen analyseren.

Wereldwijde migratie-intenties

Volgens de in 2010 gemeten migratie-intenties van Gallup had zo’n 14,5 procent van de respondenten wereldwijd de intentie in de komende 12 maanden binnen het eigen land te verhuizen. Gemiddeld 2,4 procent van de bevraagden gaven aan de intentie te hebben om in de komende 12 maanden permanent naar een ander land te willen migreren, een cijfer dat redelijk in de buurt komt van de daadwerkelijke migratiestroom van 3,2 procent gedocumenteerd in het jaar 2010 door de Wereldbank. Zo’n 1,5 procent onder hen had de intentie om gedurende het komende jaar te migreren naar een OESO-land, en 0,4 procent om in het komende jaar te migreren naar een ander land binnen dezelfde regio. De meerderheid van de respondenten, 83,1 procent, had geen intenties om te migreren in het komende jaar.

Het percentage van respondenten in onze steekproef met een migratie-intentie varieert echter aanzienlijk over regio’s en landen (zie figuur 1). Afrika en Latijns-Amerika en de Caraïben blijken de meest mobiele regio’s te zijn, zowel voor binnenlandse als internationale migratie-intenties. Respectievelijk 5,5 procent van de Afrikaanse en 3,1 procent van de Latijns-Amerikaanse respondenten plannen om het komende jaar internationaal te migreren, maar slechts 3,6 procent van de Afrikaanse en 2,4 procent Latijns-Amerikaanse respondenten heeft intenties om te migreren naar een OESO-land. Europa, Rusland en Azië zijn de minst mobiele regio’s, waarin telkens zo’n 90 procent van de respondenten verwacht om het komende jaar in hun land te blijven.

Figuur 1. Percentage respondenten met een binnenlandse of internationale migratie-intentie

Klimaatproblemen

De Gallup World Polls beschikken over informatie met betrekking tot individuele blootstelling aan klimaatproblemen. Specifiek werd mensen wereldwijd gevraagd: “Werd uw stad of regio in de afgelopen 12 maanden getroffen door ernstige klimaatproblemen, of niet? Denk bijvoorbeeld aan vervuiling, overstromingen, droogtes of lange perioden van extreme hitte of kou”. Deze vraag peilt dus naar de ervaring met een breed scala van zowel langzaam als plotseling optredende milieurisico’s met betrekking tot klimaatverandering in het jaar voorafgaand aan het interview.

Gemiddeld gaf 38 procent van de respondenten wereldwijd aan dat ze in de afgelopen 12 maanden met ernstige klimaatproblemen te maken hadden. Er zijn echter aanzienlijke verschillen tussen landen. Zoals figuur 2 illustreert varieert het aandeel van respondenten dat aangeeft dat ze in het jaar voorafgaand aan het interview waren blootgesteld aan klimaatproblemen van 5 procent tot ongeveer 80 procent. Het laagste aandeel in onze steekproef is voornamelijk te vinden in Europese landen. De lage-inkomenslanden in Afrika en Azië hebben het meest met klimaatproblemen te maken.

Figuur 2. Percentage van respondenten die te maken hadden met ernstige klimaatproblemen

Klimaat de drijvende kracht?

Is het nu ook zo dat in landen waarin meer respondenten melden dat ze in de afgelopen 12 maanden met ernstige klimaatproblemen werden geconfronteerd, ook meer mensen de intentie hebben om te (e)migreren? Om te onderzoeken of een dergelijke positieve samenhang bestaat, toont figuur 3 een spreidingsdiagram van de percentages positieve antwoorden op bovenstaande vragen. Landen waar beide aandelen relatief hoog zijn (in de rechterbovenhoek) lijken zich voornamelijk te bevinden in Afrika (Oost- Afrika, West-Afrika en Midden-Afrika) evenals in Latijns-Amerika en (overwegend) de Caraïben. Zuid-Azië wordt gekenmerkt door een relatief hoog aantal ervaringen met klimaatproblemen, maar in het algemeen geven minder respondenten aan dat ze in het komende jaar waarschijnlijk hun woongebied zullen verlaten. In Europa, Noord-Amerika en Oceanië (linkerbenedenhoek) zijn de aandelen van gemelde klimaatproblemen relatief laag en zijn de intenties om te migreren eerder beperkt.

Figuur 3. Migratie-intenties en ervaring met ernstige klimaatproblemen per regio

In figuur 4 wordt dezelfde relatie getoond op landniveau, waaruit grote verschillen tussen de landen blijken. Hoewel Aziatische landen meestal in de lagere kwadranten liggen (onderste helft), is in sommige landen het aandeel van ervaringen met ernstige klimaatroblemen opvallend hoger dan in andere. In Singapore bedraagt dit aandeel bijvoorbeeld 19,4 procent, terwijl dat in Cambodja 66,3 procent is. In beide landen is de intentie om in de komende 12 maanden te migreren relatief laag (2,3 procent in Singapore en 6,6 procent in Cambodja). Een ander beeld komt naar voren in bijvoorbeeld Afghanistan, waar 56 procent van de ondervraagden het afgelopen jaar met klimaatproblemen werd geconfronteerd en 27 procent de intentie heeft in de komende 12 maanden zal migreren. Dergelijke verschillen in migratie-intenties van inwoners die duidelijk blootgesteld zijn aan klimaatvariaties kunnen te wijten zijn aan financiële draagkracht, verschillen in klimaatcondities op de lange termijn, culturele/ antropologische verschillen of verschillen in aanpassingsmogelijkheden.

Figuur 4. Migratie-intenties en ervaring met ernstige klimaatproblemen per land

Om nader te onderzoeken in welke mate blootstelling aan klimaatproblemen migratie-intenties en -plannen beïnvloeden is een nadere analyse uitgevoerd. Daarbij is bezien of naast typische economische en demografische drijvende krachten ook de klimaatproblemen een duidelijk waarneembaar invloed hebben op individueel niveau. De resultaten suggereren dat de blootstelling aan klimaatproblemen – zoals vervuiling, overstromingen, droogte of lange perioden van extreme hitte of kou – inderdaad de intentie verhoogt om te migreren naar alle bestemmingen (zowel binnenlands, intraregionaal als naar OESO-landen). De intenties zijn het hoogst voor intraregionale migratie (in dezelfde geografische regio) en voor binnenlandse migratie.

De toename in binnenlandse migratie-intenties ligt in de lijn der verwachting omdat mensen toch gehecht zijn aan hun land en de kosten van verhuizing en aanpassing nog te overzien zijn. Toch kan voor sommige landen het intraregionale migratie-effect groter zijn dan de binnenlandse migratie. Dit is vooral het geval in Afrikaanse regio’s waar landsgrenzen ‘poreus’ zijn waardoor de kosten van het oversteken van zo’n grens lager kunnen uitvallen dan die van binnenlandse migratie over een langere afstand. Anderzijds kan dit resultaat ook aangeven dat men via intraregionale migratie een hogere kans heeft om te ontsnappen aan klimaatproblemen die het volledige land treffen (zoals verminderende neerslag of hogere temperaturen in landen gekenmerkt door hoge droogte), dan via binnenlandse migratie.

Verder zien we dat de migratiereactie op klimaatproblemen niet voor iedereen dezelfde is en sterk afhankelijk is van individuele kenmerken. Zo vinden we dat de intenties om binnenslands te migreren hoger zijn onder hoogopgeleiden die in stedelijke gebieden wonen, met een hoger gezinsinkomen per hoofd, terwijl degenen met een lager gezinsinkomen per hoofd, die lager zijn opgeleid en wonen in landelijke gebieden bij klimaatproblemen eerder geneigd zullen zijn tot intraregionale migratie. De migratie-intentie varieert ook tussen regio’s. Zo zien we dat deze effecten nog meer uitgesproken zijn voor rurale gebieden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika en het Caribische gebied, waar intraregionale migratie de meest waarschijnlijke reactie op klimaatproblemen blijkt. In Europa, en in landen met een hoog inkomen in het algemeen, resulteren klimaatproblemen voornamelijk in hogere intenties om binnenslands te migreren, terwijl we geen effect vinden op internationale migratie. Onze bevindingen suggereren verder ook dat intenties om te migreren naar een OESO-land ten gevolge van blootstelling aan klimaatproblemen bijzonder hoog zijn onder hooggeschoolden, respondenten wonend in stedelijke gebieden en met een relatief hoog gezinsinkomen per hoofd, en dit vooral in Latijns-Amerika en het Caribische gebied.

Conclusies

Migratie en klimaatverandering zijn twee onderwerpen die in toenemende mate vorm geven aan ons dagelijks leven en aan het publieke debat. Ondanks enorme vooruitgang in de academische literatuur, blijft het onduidelijk in welke mate klimaatverandering daadwerkelijk wereldwijde migratiepatronen bepaalt. Ons onderzoek laat zien dat mensen die worden blootgesteld aan klimaatproblemen voornamelijk binnenlandse en intraregionale migratie-intenties ontwikkelen. Deze bevindingen ondersteunen het idee dat blootstelling aan klimaatproblemen mensen waarschijnlijk aan zal zetten om meer lokaal te migreren, hetzij binnen het land of binnen dezelfde geografische regio, en dit vooral in minder ontwikkelde regio’s. Onze bevindingen druisen dus in tegen het bestaande publieke beelden waarin klimaatverandering in de komende decennia aanleiding zou geven tot grootschalige permanente migratiebewegingen van arme naar rijke landen.

De gebieden waar dergelijke ‘klimaatmigranten’ dan uiteindelijk terechtkomen – vooral in minder ontwikkelde regio’s – zijn echter vaak al dichtbevolkt en het lokale beleid en regelgeving zijn meestal niet toereikend om deze mensen op te vangen, zoals uiteengezet in een invloedrijk rapport van de Wereldbank. Onze resultaten suggereren dat landen dit moeten aanpakken door voornamelijk te investeren in duurzame stedelijke ontwikkeling in combinatie met regionale integratie en samenwerking. Klimaatproblemen brengen namelijk in absolute termen voornamelijk binnenlandse migratie teweeg, en dan vooral van landelijke naar stedelijke gebieden, en in relatieve termen zal ook intraregionale migratie als antwoord op klimaatproblemen aan belang winnen.

Els Bekaert, Universiteit Gent en UNU-CRIS, e-mail: Els.Bekaert@UGent.be
Ilse Ruyssen, Universiteit Gent en UNU-CRIS, e-mail: Ilse.Ruyssen@UGent.be

Literatuur

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.