De invloed van verhuizen op jonge kinderen

HELGA DE VALK | 6 december 2024 | DEMOS jaargang 40, nummer 10 - november/december 2024
Ouders maken zich vaak zorgen over de effecten die een verhuizing zou hebben op hun kinderen, maar de werkelijkheid laat zien dat verhuizingen vaak goed uitpakken. Voor een beperkt deel van de kinderen pakt het negatief uit.

Een verhuizing kan zowel een verbetering als een verslechtering betekenen: een betere woonsituatie of buurt kan bijvoorbeeld positief uitpakken voor families en kinderen zo laat internationaal onderzoek zien. In het NIDI-project MYMOVE wordt daarom onderzocht hoe verhuizingen in de kindertijd eruitzien en welke factoren maken dat deze positief of negatief uitwerken voor het kind op latere leeftijd. Daarbij wordt onder andere onderscheid gemaakt naar kinderen uit verschillende herkomstgroepen in Nederland. Een van de belangrijkste factoren die van invloed is op die ontwikkeling van het kind betreft de timing van verhuizen wat indirect ook de woonkeuzes laat zien die ouders maken. Zoals uit de onderstaande figuur duidelijk wordt, verhuizen kinderen met een Nederlandse herkomst het minst en die van Antilliaanse en Surinaamse herkomst het meest. De helft van de kinderen uit deze laatste groep is wanneer zij vier worden al minimaal één keer verhuisd tegenover een derde van de kinderen met een Nederlandse herkomst. Deze resultaten suggereren dat verschillende herkomstgroepen mogelijk verschillend aankijken tegen de gevolgen van verhuizing voor het kind. Maar het zou ook kunnen wijzen op ongelijke kansen bij de start op de woningmarkt en woningkwaliteit. Ouders van Nederlandse herkomst hebben mogelijk een betere startpositie met grotere woningen van betere kwaliteit waardoor verhuizen minder noodzakelijk wordt.

Leeftijd kind bij eerste verhuizing binnen Nederland, naar herkomstgroep, geboortecohorten 1995-2003

Hoewel we dus zien dat er gaandeweg het jonge leven van het kind nog steeds verhuizingen plaatsvinden, wordt dit na leeftijd 12 een kleiner deel. Vooral in de eerste levensjaren – voor de start van de basisschool – vinden de meeste verhuizingen plaats. Voor de start van de middelbare school zien we ook verhuizingen maar minder dan daarvoor. Voor alle groepen van herkomst vinden we ditzelfde patroon. Het lijkt dan ook dat de verhuiskeuzes gemaakt door de ouders worden ingegeven door de schoolcarrières van hun kinderen. Stabiliteit in de schoolperiode en vooral die van de middelbare school lijkt hier belangrijk voor gezinnen. Het maakt dat wanneer een gezin eenmaal ergens woont in deze fase verhuizingen relatief beperkt blijven. De resultaten laten zien dat kinderen van belang zijn als het gaat om woonkeuzes over de levensloop. Woningen die meebewegen met de fase van het leven zijn dus van belang vanaf de vorming van gezinnen en niet enkel relevant voor ouderen. Het NIDI-onderzoek suggereert verder dat verhuizingen niet enkel negatief hoeven uit te pakken. Alleen wanneer verhuizingen samengaan met een kwetsbare sociaaleconomische positie en instabiliteit binnen het gezin (en dan vooral in de puberteit), hebben ze negatieve langetermijneffecten voor kinderen. In veel gevallen maakt ervaring met verhuizingen in de kindertijd juist dat mensen in het latere leven meer ‘mobiel’ zijn en makkelijker zelf ook weer verhuizen. Een verandering in de manier waarop we in Nederland aankijken tegen wonen en verhuizingen over het leven zou maken dat meer flexibiliteit ontstaat in woonvormen en zou mogelijk ook de doorstroom op de woningmarkt in Nederland kunnen bevorderen.

Helga de Valk, NIDI-KNAW / Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: valk@nidi.nl

Het MyMove project werd geleid door Helga de Valk en gefinancierd door de European Research Council met een Consolidator Grant (Agreement ID: 819298). Meer info op www.mymoveproject.nl

Literatuur

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.