Volgens de meest recente bevolkingsprognose die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in december 2019 heeft gepubliceerd, zal de Nederlandse bevolking de komende dertig jaar met bijna twee miljoen personen groeien, van 17,4 miljoen naar 19,3 miljoen. Migratie is de belangrijkste oorzaak en neemt 90 procent van de bevolkingsgroei tot 2050 voor zijn rekening. Het groeitempo van de bevolking loopt geleidelijk terug. De komende dertig jaar groeit de bevolking volgens de CBS-prognose met 11 procent. In de afgelopen dertig jaar groeide de bevolking nog met 17 procent. De oorzaak van de daling in het groeitempo is dat de ‘natuurlijke groei’, dat wil zeggen het verschil tussen het jaarlijkse aantal geboorten en overledenen, steeds kleiner wordt. Dit komt doordat de bevolking ouder wordt. Hierdoor neemt het jaarlijkse aantal overledenen sterk toe in verhouding tot het jaarlijkse aantal geboorten.
Dubbele vergrijzing
Het aantal 65-plussers groeit de komende dertig jaar met 1,4 miljoen. Door de stijging van de AOW-leeftijd groeit het aantal AOW’ers minder sterk, namelijk met een miljoen, van 3,1 miljoen nu naar 4,1 miljoen in 2050 (figuur 1). Hierdoor zal het aandeel AOW’ers in de bevolking toenemen van 18 procent nu naar 21 procent in 2050. De omvang van de potentiële beroepsbevolking (de leeftijdsgroep van 20 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd) neemt minder sterk toe, van 10,5 miljoen nu naar 11,2 miljoen in 2050. Deze groei komt vooral door de stijging van de AOW-leeftijd. Het aandeel van de potentiële beroepsbevolking in de totale bevolking daalt van 60 procent nu naar 58 procent in 2050. De verandering in de leeftijdssamenstelling van de bevolking leidt tot een schevere verhouding tussen de omvang van de actieve en niet-actieve leeftijdsgroepen.
Bij de AOW’ers zijn het vooral de 80-plussers die sterk in aantal toenemen. Hun aantal neemt met 1,2 miljoen toe. Het aandeel van de 80-plussers binnen de groep AOW’ers neemt toe van een kwart nu tot de helft in 2050. Dit wordt de dubbele vergrijzing genoemd. De zorgvraag van 80-plussers is beduidend groter dan van zestigers en zeventigers. De dubbele vergrijzing kan dus tot een flinke toename van de zorgvraag leiden
De potentiële beroepsbevolking
Sinds de jaren tachtig is de groei van de potentiële beroepsbevolking teruggelopen. De afgelopen dertig jaar groeide de potentiële beroepsbevolking met 15 procent, de komende dertig jaar bedraagt de groei 6 procent. Hierbij is er vanuit gegaan dat door de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting de AOW-leeftijd zal toenemen van 66 jaar en vier maanden nu naar 68 jaar en negen maanden in 2050. De belangrijkste oorzaak van de vertraging in de groei van de potentiële beroepsbevolking is de ontwikkeling van het aantal geboorten in de afgelopen decennia. Na 1990 nam het aantal 20-jarigen af als gevolg van de sterke daling van de geboortecijfers na 1970 waardoor de instroom van jongeren in de beroepsbevolking vanaf 1990 daalde. Tegelijk nam het aantal zestigers toe, waardoor de uitstroom van oudere werkenden juist toenam. Deze ontwikkeling zet zich de komende dertig jaar voort. Hierdoor zal het aantal mensen met een Nederlandse achtergrond in de potentiële beroepsbevolking met 1,2 miljoen afnemen (figuur 2). Maar de immigratie zorgt ervoor dat het aantal mensen met een migratieachtergrond in de potentiële beroepsbevolking juist toeneemt. Het is dus aan de migratie te danken dat de potentiële beroepsbevolking de komende jaren niet sterk krimpt. Zonder migratie zou de bevolking nu sterker vergrijsd zijn en ook de komende dertig jaar sterker vergrijzen.
Onzekerheid over demografische druk
Ook al is 2050 nog ver weg en zijn prognoses voor de komende dertig jaar onzeker, we kunnen wel nu al met grote mate van zekerheid zeggen dat de bevolking zal vergrijzen. Het aantal ouderen zal veel sterker groeien dan de bevolking in de beroepsleeftijd. Maar hiermee is niet gezegd dat de demografische toekomst helemaal vastligt. Veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking tussen nu en 2050 hangen af van de ontwikkeling van de geboorte, migratie en sterfte in de komende dertig jaar. En die ontwikkelingen zijn onzeker.
Een veelgebruikte indicator voor de verhouding tussen de actieve en niet-actieve leeftijdsgroepen is de demografische druk. Dit is de optelsom van de groene en grijze druk. De groene druk is het aantal jongeren (de bevolking jonger dan 20 jaar) als percentage van de potentiële beroepsbevolking. De grijze druk wordt berekend als het aantal AOW’ers als percentage van de potentiële beroepsbevolking.
Figuur 3 laat zien dat volgens de CBS-prognose de demografische druk toeneemt van 66 procent nu naar 73 procent in 2050. Deze stijging kan vrijwel volledig worden toegeschreven aan de toename van de grijze druk van 30 naar 37 procent. De toename van de demografische druk hangt af van de ontwikkeling van geboorte, sterfte en migratie in de komende dertig jaar. Een hoog geboortecijfer leidt tot een toename van de groene druk, een hoge levensverwachting tot een toename van de grijze druk en een hoog migratiecijfer tot een afname van de demografische druk omdat de potentiële beroepsbevolking toeneemt.
Verschillende demografische toekomsten
In het rapport Bevolking 2050 in beeld: drukker, diverser en dubbelgrijs van het NIDI en het CBS worden in aanvulling op de CBS-prognose zeven mogelijke bevolkingsvarianten geschetst. Die varianten laten zien hoe sterk de ontwikkeling van de omvang en samenstelling van de bevolking kan variëren als zich uiteenlopende ontwikkelingen in migratie, geboorte en sterfte voordoen. In dit artikel vergelijken we vier van die varianten met de CBS-prognose. Figuur 3 laat zien dat de demografische druk relatief laag is in de variant Grijs, dat is een variant waarin het kindertal laag is en de levensverwachting hoog. In die variant is de groene druk laag, niet alleen door het lage kindertal, maar ook doordat de potentiële beroepsbevolking relatief groot is als gevolg van de hoge AOW-leeftijd. In die variant wordt verwacht dat door de hoge levensverwachting de AOW-leeftijd stijgt tot 70,5 jaar in 2050. Dit betekent dat in die variant de potentiële beroepsbevolking in 2050 ruim een miljoen 65-plussers telt. De stijging van de AOW-leeftijd zorgt er ook voor dat ondanks de stijging van de levensverwachting de grijze druk maar in beperkte mate stijgt als gevolg van een zogenoemd schaareffect: de hogere AOW-leeftijd leidt niet alleen tot een grotere potentiële beroepsbevolking, maar ook tot minder AOW’ers.
Er is nog een bevolkingsvariant die tot een beperkte stijging van de demografische druk leidt, namelijk een variant met hoge migratie. In die variant is door de groei van de potentiële beroepsbevolking de grijze druk lager dan in de CBS-prognose. De groene druk is niet lager omdat meer migratie uiteindelijk ook tot meer geboorten leidt.
Een hoog kindertal wordt vaak als een remedie voor de vergrijzing beschouwd. Maar dit geldt hoogstens voor de zeer lange termijn. Het duurt tientallen jaren voordat een hoog geboortecijfer tot een substantiële toename van de beroepsbevolking leidt. In eerste instantie zal een stijging van het geboortecijfer leiden tot een toename van de arbeidsvraag (denk aan kinderopvang en onderwijs) en pas veel later tot een toename van het arbeidsaanbod. Als de komende dertig jaar het kindertal hoog is, leidt dat in 2050 vooral tot een sterke toename van de groene druk, zoals de variant Groen in figuur 3 laat zien. In die variant is de grijze druk laag door een lage levensverwachting, maar dat zal door geen politicus als een wenselijke ontwikkeling worden gezien.
Tot slot laat figuur 3 zien dat lage migratie tot een relatief hoge demografische druk leidt. De groene druk zal niet zo hoog zijn, omdat minder migranten ook tot minder kinderen leidt, maar de grijze druk is in die variant zelfs hoger dan in de variant Grijs met hoge levensverwachting doordat in de variant met lage migratie de potentiële beroepsbevolking krimpt.
Welke demografische toekomst heeft de voorkeur?
Al met al zal de demografische druk in 2050 hoger zijn dan nu, maar de stijging kan in twee gevallen worden beperkt. In de eerste plaats door de combinatie van een laag kindertal en een hoge levensverwachting en in de tweede plaats door relatief hoge immigratie. In het eerste geval is sprake van een relatief oude bevolking met kleine gezinnen, in het tweede geval van een bevolking met een relatief groot aandeel mensen met een migratieachtergrond. In de variant met hoge migratie zal 40 procent van de bevolking in 2050 een migratieachtergrond hebben tegenover 36 procent in de variant met laag kindertal en hoge levensverwachting. In het scenario met hoge immigratie zal de bevolking sterk groeien, tot 20,6 miljoen inwoners in 2050, dat is 1,4 miljoen meer dan in de grijze variant. In deze laatste variant zal de druk van de dubbele vergrijzing op de potentiële beroepsbevolking groot zijn: 23 procent tegenover 17 procent in de variant met hoge migratie. Welke demografische toekomst valt te verkiezen, hangt niet alleen af van aantallen mensen, maar ook van hun kenmerken. Gezondheid, opleidingsniveau en maatschappelijke participatie (op de arbeidsmarkt maar ook daarbuiten) bepalen in hoge mate het succes van een verouderende en diverse samenleving. Voor beleid en politiek liggen er belangrijke uitdagingen om de gezondheid te bevorderen en mensen te stimuleren zich hun leven lang te blijven ontwikkelen. De kracht van een meer diverse bevolking hangt onder meer af van de vraag in welke mate mensen met een migratieachtergrond beschikken over kwalificaties die nodig zijn op de arbeidsmarkt en of er plaats voor hen wordt ingeruimd om deze kwalificaties te benutten. Een blijvende uitdaging is of de toenemende diversiteit van de bevolking niet leidt tot een verscherping van maatschappelijke scheidslijnen.
Joop de Beer, NIDI-KNAW en Rijksuniversiteit Groningen, email: beer@nidi.nl
Literatuur:
- NIDI en CBS (2020), Bevolking 2050 in beeld: drukker, diverser en dubbelgrijs. Den Haag: NIDI.
- NIDI, CBS, CPB, PBL, RIVM en SCP (2019), Zekerheden en onzekerheden over de gevolgen van veranderingen in de bevolking. Den Haag.