De afgelopen jaren zijn veel kinderen van immigranten volwassen geworden. We noemen deze in Nederland geboren groep ook wel de tweede generatie. Het gaat daarbij vooral om kinderen van voormalige gastarbeiders en postkoloniale immigranten. Veel van hen hebben de afgelopen jaren hun eerste partner gevonden. Daarom krijgen de relatievorming en -beëindiging van de tweede generatie op dit moment ook de aandacht van onderzoekers. Tot nu toe heeft onderzoek zich vooral gericht op hoe de relatievorming van de tweede generatie verschilt van eerste generatie migranten en de bevolking zonder migratieachtergrond. De tweede generatie is echter een diverse groep die bovendien snel verandert. We kunnen daarom verwachten dat er ook binnen de tweede generatie grote verschillen bestaan in relatievorming en -beëindiging. Welke patronen zijn er? En hoe hangt dit samen met het opgroeien in twee (of meer) culturen?
Bi-culturele socialisatie en relatievorming
De sociale context waarin iemand opgroeit en zich begeeft beïnvloedt de normen en gebruiken rond relatievorming en -beëindiging. Dit noemen we ook wel socialisatie. Al op jonge leeftijd leren kinderen welk gedrag geaccepteerd wordt en de voorkeur heeft. Dat leren ze zowel van hun ouders en familie als van anderen, zoals vrienden, kennissen en buurtgenoten. Deels worden deze normen en gebruiken overgebracht door middel van directe communicatie. Maar we leren normen ook door te kijken naar wat anderen doen. Sommigen zullen van hun familie voornamelijk meekrijgen dat het huwelijk van groot belang is, terwijl anderen opgroeien met ongehuwd samenwonen als de norm. Maar wat als de normen en gebruiken die mensen meekrijgen verschillen per plek? Kinderen van migranten krijgen thuis mogelijk andere normen mee over relatievorming dan kinderen in een omgeving waar mensen zonder migratieachtergrond in de meerderheid zijn. Sociale normen verschillen immers naar herkomst. Kortom, socialisatie binnen meerdere culturen (bi-culturele socialisatie) kan van belang zijn voor het ontstaan van diversiteit in relatievorming binnen de tweede generatie. En het is mogelijk ook van invloed op de verschillen tussen groepen, binnen groepen en in partnerkeuze en type relatie.
Relatievorming en partnerkeuze verschilt tussen groepen
Normen omtrent relatievorming verschillen naar het land van herkomst van de ouders. In bijvoorbeeld de Turkse en de Marokkaanse cultuur neemt het huwelijk een belangrijke plaats in. In Suriname en de Antillen is het daarentegen niet ongewoon om (eerst een tijd) ongehuwd samen te wonen. Deze verschillen naar herkomst zien we terug in de relatievorming van de tweede generatie. Figuur 1 laat de kans op een direct huwelijk (zonder eerst samen te wonen) en een ongehuwde samenwoonrelatie zien per leeftijd. De kans om direct te trouwen is voor de Turkse en Marokkaanse tweede generatie op elke leeftijd een stuk groter dan voor leeftijdsgenoten zonder migratieachtergrond. Ook komt ongehuwd samenwonen onder deze twee groepen een stuk minder vaak voor. Onder de Surinaamse en Antilliaanse tweede generatie daarentegen is ongehuwd samenwonen wel gebruikelijk, net als in het land van herkomst van de ouders. Maar ook groepen die een vergelijkbare migratiegeschiedenis delen blijken wel degelijk van elkaar te verschillen. Zo trouwt de Turkse tweede generatie op jongere leeftijd dan de Marokkaanse tweede generatie. Ook qua partnerkeuze zijn er verschillen (niet in de figuur). De Antilliaanse tweede generatie heeft bijvoorbeeld vaker een partner met een Nederlandse achtergrond dan de Surinaamse tweede generatie. Relaties tussen personen met dezelfde tweede generatie migratieachtergrond komen daarentegen weer een stuk minder vaak voor onder de Antilliaanse tweede generatie.
Waar en wanneer iemand opgroeit doet ertoe
Naast verschillen tussen herkomstgroepen zijn er ook verschillen binnen herkomstgroepen, afhankelijk van waar in Nederland mensen opgroeien en wanneer. Normen omtrent relatievorming en -beëindiging verschillen immers niet alleen tussen landen maar ook binnen landen. Normen veranderen bovendien ook met de tijd. Zo was het in Nederland tot de jaren 60 normaal om op jonge leeftijd te trouwen zonder eerst samen te wonen. Ook was het ongebruikelijk om te scheiden. Samenwonen is tegenwoordig echter heel normaal en veel relaties eindigen na verloop van tijd weer.
Om dit soort veranderingen te onderzoeken kunnen we geboortecohorten met elkaar vergelijken (zie figuur 2). Wanneer we dit doen voor de Turkse en Marokkaanse tweede generatie dan zien we grote veranderingen in de leeftijd waarop zij voor het eerst trouwen tussen geboortecohorten 1980, 1985 en 1990. Vooral op zeer jonge leeftijd (jonger dan 21) is trouwen niet langer gebruikelijk voor de Turkse en Marokkaanse tweede generatie. Deze verandering verloopt met name voor de Turkse tweede generatie snel. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat zij over het algemeen jonger trouwen dan de Marokkaanse tweede generatie en er dus meer ruimte is voor verandering. De huwelijksleeftijd van leeftijdsgenoten zonder migratieachtergrond ligt al jaren een stuk hoger en verandert minder sterk. Het verschil tussen de Turkse tweede generatie en leeftijdsgenoten zonder migratieachtergrond is daardoor kleiner in de jongere geboortecohorten. Ook de Marokkaanse tweede generatie stelt het huwelijk uit, maar het verschil met leeftijdsgenoten zonder migratieachtergrond neemt niet verder af. Ook onder mannen wordt het huwelijk uitgesteld, maar zij trouwen over het algemeen op latere leeftijd dan vrouwen.
Normen en gedrag verschillen niet alleen naar geboortecohort, maar ook naar woonplaats. Het valt te verwachten dat de bevolkingssamenstelling van een woonplaats invloed heeft op de socialisatie met betrekking tot relatievorming. De relatievorming van de tweede generatie zal naar verwachting meer lijken op de relatievorming van personen zonder migratieachtergrond naarmate men opgroeit tussen meer buren zonder migratieachtergrond. Uit de onderzoeksresultaten blijkt inderdaad dat er een relatie is tussen de samenstelling van de buurt waarin men opgroeit en de relaties die men als volwassene aangaat. Wel komt dit per herkomstgroep op een verschillende manier tot uiting. Zo zien we dat de Surinaamse tweede generatie op jongere leeftijd ongehuwd gaat samenwonen als men is opgegroeid in buurten waar veel mensen zonder migratieachtergrond wonen. De Turkse tweede generatie stelt in dat geval juist het huwelijk uit. Voor de Marokkaanse tweede generatie blijkt dat de kans om eerst ongehuwd te gaan samenwonen in plaats van direct te trouwen groter wordt naarmate ze opgroeien tussen meer buren zonder migratieachtergrond.
Partners uit diverse herkomstlanden
Naast verschillen tussen en binnen herkomstgroepen is er gekeken naar de herkomst van partners en het land waar zij wonen. Vaak wordt hierbij alleen een vergelijking gemaakt tussen huwelijken met partners binnen dezelfde herkomstgroep en huwelijken met partners zonder migratieachtergrond. Dit onderscheid is echter te eenvoudig, omdat het geen recht doet aan de verscheidenheid aan partnerkeuzes en soorten relaties. Als we bijvoorbeeld specifiek kijken naar dating-relaties (verkering) blijkt de Turkse tweede generatie verschillende soorten ‘Turkse’ partners te hebben. Sommige van hun partners zijn in Turkije geboren maar wonen nu in Nederland (eerste generatie, 9%), anderen zijn in Turkije geboren en wonen daar nog steeds (transnationale partners, 12%) en weer anderen hebben Turkse ouders maar zijn in Nederland geboren (tweede generatie, 39%). Daarnaast hebben sommigen een partner zonder Turkse achtergrond: ofwel iemand zonder migratieachtergrond (28%) ofwel iemand met een andere migratieachtergrond (12%).
Vaak wordt de groep partners met een ‘andere migratieachtergrond’ niet verder uitgesplitst en als één groep ‘overige’ bestempeld. Het is voor de tweede generatie echter steeds gebruikelijker om een huwelijkspartner te vinden met een andere migratieachtergrond dan zijzelf. Daarbij vallen drie patronen op. Ten eerste blijken huwelijkspartners met een andere migratiegrond vaak tot één van de vier andere grote herkomstgroepen (Turks, Surinaams, Marokkaans of Antilliaans) te behoren. Dit toont het belang van groepsgrootte bij het vinden van een partner. Ten tweede delen huwelijkspartners die niet tot dezelfde herkomstgroep behoren vaak wel een culturele en religieuze achtergrond. Zo zijn ‘overige’ huwelijkspartners van de Turkse tweede generatie relatief vaak van Irakese herkomst en zijn ‘overige’ huwelijkspartners van de Surinaamse tweede generatie vaak van Indiase herkomst. Ten slotte komen ‘overige’ huwelijkspartners relatief vaak uit onze buurlanden. Ook in die groep blijken sommigen zelf tot de tweede generatie te horen. Dit wijst in de richting van Europese huwelijksmigratie voor de tweede generatie.
Ten slotte laten de resultaten van het onderzoek zien dat partnerkeuze samenhangt met de kans op het beëindigen van een relatie. Samenwoonrelaties tussen twee partners zonder migratieachtergrond zijn het meest stabiel. Daarnaast gaan samenwoonrelaties tussen personen met een Surinaamse of Antilliaanse migratieachtergrond en mensen zonder migratieachtergrond minder snel uit elkaar dan samenwoonrelaties tussen partners met dezelfde Surinaamse of Antilliaanse migratieachtergrond. (zie figuur 3). Het lijkt er voor deze groepen dus op dat de kans om uit elkaar te gaan kleiner wordt wanneer één partner geen migratieachtergrond heeft. Omdat ongehuwd samenwonen binnen de Turkse en Marokkaanse tweede generatie nog weinig voorkomt is dit niet voor deze groepen bekeken.
Dé tweede generatie bestaat niet
De gepresenteerde resultaten tonen een grote diversiteit wat betreft relatievorming en -beëindiging binnen de tweede generatie in Nederland. Vier conclusies kunnen hieruit getrokken worden. Ten eerste is het van belang dat onderzoek naar relatievorming en -beëindiging van de tweede generatie onderscheid maakt tussen specifieke herkomstgroepen. Dat geldt ook wanneer deze qua migratiegeschiedenis (met betrekking tot bijvoorbeeld gastarbeid of dekolonisatie) op elkaar lijken. Ten tweede wordt de relatievorming van de tweede generatie beïnvloedt door waar en wanneer men opgroeit. Er is niet één homogene tweede generatie die vergeleken kan worden met de eerste generatie of met mensen zonder migratieachtergrond. Ten derde is het belangrijk om een brede kijk te hebben op relatievorming van de tweede generatie omdat ook binnen deze groep verschillende type relaties voorkomen. Ten slotte maken de voorgaande bevindingen duidelijk dat het belangrijk is om partnerkeuze ook vanuit een breed perspectief te bekijken. Het onderscheid tussen alleen relaties buiten en relaties binnen de eigen herkomstgroep doet geen recht aan de verscheidenheid aan partnerkeuzes. De grenzen van wie er tot de eigen herkomstgroep behoort zijn diffuus en vervagen steeds meer met de toenemende diversiteit in de Nederlandse samenleving.
Dit artikel is gebaseerd op mijn proefschrift getiteld “Partnering patterns: Diversity in union formation and union dissolution among the children of immigrants” (Wachter, 2022).
Gusta Wachter, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: wachter@nidi.nl
Literatuur
- Wachter, G.G. (2022), Partnering patterns: Diversity in union formation and dissolution among the children of immigrants. Proefschrift, Rijksuniversiteit Groningen.
- Wachter, G.G. en H.A.G. de Valk (2019), Wie trouwt met Wie? Partnerkeuze van de tweede generatie. Demos, 35 (10), pp. 4-7.
- Wachter, G.G. en H.A.G. de Valk (2020), Dating relationships of the Turkish second generation in Europe: Patterns, partner origin and the role of parents. International Journal of Intercultural Relations, 79, pp. 94-105.
- Wachter, G.G. en H.A.G. de Valk (2021), Cohort succession in the timing of marriage among the children of Turkish and Moroccan immigrants. European Journal of Population, 38 (3), pp. 485-516.