De Nederlandse woningmarkt werd het afgelopen decennium gekenmerkt door een toenemend woningtekort en stijgende huizenprijzen. De beperkte beschikbaarheid van betaalbare en passende woningen zou ertoe kunnen leiden dat er steeds meer kinderen opgroeien in woningen met onvoldoende woonruimte. Opgroeien in zo een overbezette woning kan nadelige gevolgen hebben voor de gezondheid, ontwikkeling en het welbevinden van kinderen. Met het toenemende tekort aan betaalbare en passende woningen, is het daarom van belang om zicht te krijgen op gezinnen in overbezette woningen. In dit artikel definiëren we overbezetting als het hebben van minder dan 20 vierkante meter aan woonruimte per persoon (zie kader). We bekijken hoeveel gezinnen met kinderen in de leeftijd 0-5 jaar in een overbezette woning wonen en hoe zich dit in de periode 2012-2022 heeft ontwikkeld. Ook bestuderen we de achtergrondkenmerken van deze gezinnen om te kijken wie er in deze woningen wonen.
Grote gezinnen met laag inkomen vaker in krappe woning
In 2022 woonde 12 procent van de gezinnen met een kind tussen 0 en 5 jaar in een woning met minder dan 20 vierkante meter per gezinslid. Gezinnen in overbezette woningen hadden gemiddeld 16 m2 beschikbaar per persoon, bij gezinnen in niet-overbezette woningen was dit 37 m2.
De onderstaande tabel laat zien dat het aandeel gezinnen in een overbezette woning sterk verschilt tussen verschillende soorten gezinnen. Grotere gezinnen wonen vaker in een overbezette woning. Daarnaast komt overbezetting veel vaker voor onder gezinnen die wonen in woningen van woningcorporaties en bij gezinnen waar de ouders laagopgeleid zijn, niet werken of een laag inkomen hebben. Tot slot wonen gezinnen in zeer sterk verstedelijkte gemeenten vaker in een krappe woning, mogelijk doordat de woningen hier kleiner zijn en de huizenprijzen hoger liggen.
Overbezet wonen blijft stabiel, maar neemt toe onder lage inkomens
Figuur 1 laat het aandeel huishoudens met een kind tussen 0 en 5 jaar zien dat in een overbezette woning woont, uitgesplitst naar inkomenskwintiel van de ouders. We zien dat het totaal aandeel jonge gezinnen dat in een overbezette woning woont in de periode 2012-2022 min of meer stabiel is gebleven. Hoewel er gemiddeld weinig verandering is, zien we in deze periode wel groeiende verschillen naar inkomen van gezinnen. Het aandeel gezinnen in een overbezette woning is onder lagere inkomensgroepen namelijk gestegen tussen 2012 en 2022. Het grootste verschil ligt bij het laagste inkomenskwintiel in vergelijking met de rest (Q1 in figuur 1). Onder deze groep is het aandeel dat overbezet woont toegenomen van 33 procent in 2012 tot 39 procent in 2022. Hierbij moet worden opgemerkt dat slechts zo’n 10 procent van de gezinnen met jonge kinderen een heel laag inkomen heeft. Onder gezinnen met een laag (Q2) inkomen is het aandeel dat in een overbezette woning woont stabiel, onder gezinnen met een midden (Q3), hoog (Q4) of heel hoog (Q5) inkomen is vanaf 2016 zelfs een lichte afname te zien.
Conclusie
Gemiddeld genomen is er tussen 2012 en 2022 weinig veranderd in de mate waarin gezinnen met jonge kinderen in overbezette woningen wonen. Achter dit stabiele gemiddelde schuilt echter een groeiende ongelijkheid. Onder gezinnen met lage inkomens is overbezetting namelijk wel degelijk toegenomen, en in 2022 woonde bijna vier op de tien gezinnen met een laag inkomen in een woning waar minder dan 20 vierkante meter per persoon beschikbaar was. Het lijkt er daarmee op dat vooral gezinnen met lage inkomens zijn getroffen door de wooncrisis en nu meer dan voorheen in een krappe woning wonen. Deze ontwikkelingen hebben mogelijk langdurige gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen die opgroeien in overbezette woningen, bijvoorbeeld op het gebied van schoolprestaties of gezondheid. Doordat overbezetting steeds sterker verbonden is met het inkomen van gezinnen, speelt overbezetting mogelijk ook een steeds grotere rol in de ongelijke kansen van kinderen uit verschillende sociaaleconomische milieus.
Joeke Kuyvenhoven, NIDI-KNAW / Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit van Amsterdam, e-mail: j.kuyvenhoven@uva.nl
Daniël van Wijk, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen en UMCG, e-mail: wijk@nidi.nl
Literatuur
- Clair, A. (2019), Housing: An under-explored influence on children’s well-being and becoming. Child Indicators Research, 12 (2), pp. 609-626.
- Leidelmeijer, K en J. Mandemakers (2022), Leefbaarheid in Nederland 2020: Een analyse op basis van de Leefbaarometer 3.0. Amsterdam: Atlas Research.
- Wijk, D. van (2024), Stijgende huizenprijzen deels verantwoordelijk voor daling geboortecijfer, Demos, 40 (8), pp. 1-4.