Hoge scheidingskans onder lager opgeleiden met een laag inkomen

RUBEN VAN GAALEN & NIELS KOOIMAN | 26 februari 2021 | DEMOS jaargang 37, nummer 2 - februari 2021
Een recessie zet de inkomens van veel huishoudens onder druk. Vooral mensen met een lager onderwijsniveau hebben een grotere kans werkloos te worden en een inkomensdaling mee te maken. We laten zien dat een laag inkomen vooral de kans verhoogt dat niet-hoogopgeleiden, of ze nu kinderen hebben of niet, uit elkaar gaan. Vooral ongehuwde ouders met een lage of middelbare opleiding en een relatief laag inkomen scheiden vaker dan hoogopgeleide stellen waar het qua inkomen tegenzit.

Voor veel mensen is een stabiele partnerrelatie belangrijk en weerspiegelen trouwen en ouderschap hun toewijding aan hun relatie. Getrouwde stellen en mensen die samen een kind krijgen hebben zeker in de eerste 10 tot 15 jaar van de relatie een veel kleinere kans om uit elkaar te gaan. Daarnaast blijken relaties tussen ongehuwde lager opgeleide ouders veel kwetsbaarder dan die van ongehuwde hoogopgeleide ouders. Lager opgeleide mensen zijn meer geneigd uit elkaar te gaan. Waar ongehuwd samenwonen en vooral ongehuwd ouderschap vroeger vooral voorkwam bij hoogopgeleiden zijn dit tegenwoordig ook gangbare opties geworden voor laag- en middelbaar opgeleiden. Maar als zij hiervoor kiezen, gaat dit gepaard met relatief hoge scheidingskansen. Zowel het ouderschap als het huwelijk verkleinen de kans op (echt)scheiding, maar dit geldt sterker voor hoogopgeleiden dan voor lager opgeleiden. De vraag is in hoeverre de verschillen naar opleiding wat betreft de kans op scheiding verklaard kan worden door verschillen in inkomen binnen de opleidingsgroepen. Zijn relaties van lager opgeleiden vooral kwetsbaar als het gezinsinkomen relatief laag is? In dit artikel onderzoeken we daarom wat de invloed van het inkomen is op de scheidingskansen voor verschillende opleidingsgroepen. Het is bekend dat een lager inkomen gemiddeld meer stress oplevert binnen relaties en dat dit de kans vergroot dat stellen uit elkaar gaan. Mensen met een lagere opleiding verdienen gemiddeld genomen minder maar hebben vooral ook minder mogelijkheden een loongroei mee te maken dan hoger opgeleiden. Ze hebben door hun arbeidsmarktpositie ook meer kans op een verslechterende of stagnerende financiële situatie, bijvoorbeeld door werkloosheid. Bovendien hebben ze meestal minder financiële buffers (spaargeld, financiële ondersteuning van de eigen ouders) om tegenslagen op te vangen. Dit zal stressvoller zijn en hun partnerrelaties meer onder druk zetten dan onder hoogopgeleiden. De verwachting is dan ook dat een laag inkomen vooral de scheidingskans zal verhogen onder niet-hoogopgeleiden.

De onderzoekspopulatie

De onderzoekspopulatie bestaat uit 85.502 stellen, die in 2003 ongehuwd of gehuwd zijn gaan samenwonen en die maximaal 12 jaar zijn gevolgd. Voor ieder jaar worden de kansen geschat dat stellen uit elkaar gaan gegeven hun achtergrondkenmerken (zoals het huishoudensinkomen, het leeftijdsverschil tussen de partners, de migratieachtergrond van de partners, of de ouders van de partners zijn gescheiden, of de partners al kinderen hadden uit eerdere relaties, het type eigendom van de woning en de stedelijkheid en de godsdienstigheid van de woongemeente). Wat betreft het onderwijsniveau van beide partners wordt onderscheid gemaakt tussen hoogopgeleiden (met een afgeronde wo- of hbo-opleiding) en lager opgeleiden (lager dan hbo). Deze tweedeling is door datarestricties het maximaal haalbare om op relatieniveau zinvol onderwijsniveaugegevens te combineren (zie kader voor meer informatie). Een relatie wordt als ontbonden beschouwd wanneer partners niet langer geregistreerd staan op hetzelfde adres. Dat betekent dat de datum van officiële echtscheiding in het geval van een huwelijk niet in acht wordt genomen. De juridische procedure van een echtscheiding kan immers een lange periode bestrijken en het moment van vertrek uit het gezamenlijke huis is een meer accurate indicator voor het einde van de relatie.

De koppels worden in drie groepen worden onderverdeeld: (1) beiden laag-/middelbaar opgeleid, (2) één laag-/middelbaar opgeleid, één hoogopgeleid en (3) beiden hoogopgeleid (zie kader voor meer informatie over deze indeling). Het inkomen is het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen, verdeeld in vijf kwintielen (vijf groepen van gelijke omvang; 20%). We hebben dit apart gedaan voor de drie opleidingsgroepen omdat de onderliggende inkomensverdelingen nogal afwijken.

Opleidingsniveau

Hoogopgeleiden gaan minder vaak uit elkaar dan lager opgeleiden (figuur 1). Van de stellen met twee hoogopgeleide partners was na 12 jaar 18 procent uit elkaar. Relaties van twee niet-hoogopgeleide partners eindigden in 30 procent van de gevallen in de eerste 12 jaar in een scheiding. De meeste stellen gaan uit elkaar als zij nog ongehuwd samenwonen en nog geen kinderen hebben, veelal aan het begin van de relatie. Samenwoonrelaties lijken door veel mensen gezien te worden als testfase, waarin vooralsnog geen grote beslissingen zoals trouwen of een kind krijgen worden genomen. Als stellen na 12 jaar nog bij elkaar zijn, dan zijn zij veelal getrouwd (71 procent) en hebben zij meestal kinderen (77 procent). Slechts 9 procent van de stellen woont na 12 jaar nog ongehuwd samen zonder kinderen.

Figuur 1. Cumulatief percentage stellen die uit elkaar zijn gegaan in de eerste 12 jaar na het begin van het gaan samenwonen in 2003, naar opleidingsniveau van de partners

Daarnaast valt op dat het effect van het opleidingsniveau het zwakst is in de fase dat stellen nog ongehuwd samenwonen (figuur 2). De samenhang tussen het opleidingsprofiel van het stel en de scheidingskans is het sterkst als stellen ongehuwde ouders zijn. Zo is de gemiddelde kans dat ongehuwde ouders waarvan beide partners niet-hoogopgeleid zijn in de eerste 12 jaar na het gaan samenwonen uit elkaar gaan 4 procent per jaar, tegenover slechts 1,3 procent per jaar bij hoogopgeleide ouders die ongehuwd samenwonen. Bovendien is de kans dat niet-hoogopgeleide ongehuwde ouders uit elkaar gaan net zo groot als wanneer er geen kinderen zijn. Het ouderschap lijkt bij deze groep dus nauwelijks een beschermende rol voor de relatie te spelen. Hoogopgeleide stellen scheiden wel aanzienlijk minder vaak als zij kinderen hebben gekregen.

Figuur 2. Aandeel relaties dat gemiddeld jaarlijks eindigt in een scheiding in de eerste 12 jaar na het gaan samenwonen in 2003, naar huishoudenssituatie en opleidingsniveau van de partners

Ongehuwde lager opgeleide ouders vormen blijkbaar de meest kwetsbare groep binnen de totale groep ouders met kinderen. De meest stabiele groep wordt gevormd door getrouwden met kind(eren). Ook hier is sprake van een relatief groot opleidingsverschil: 1,9 procent van de laag-/middelbaar opgeleiden ging gemiddeld jaarlijks uit elkaar, terwijl het percentage bij hoogopgeleiden slechts 0,8 procent per jaar bedraagt.

Inkomensniveau

Bij lager opgeleiden wordt de scheidingskans veel sterker door het inkomen beïnvloed dan bij hoogopgeleiden. Figuur 3 laat zien dat de scheidingskansen voor niet-hoogopgeleide stellen vooral hoger zijn aan de onderkant van de inkomensverdeling: niet-hoogopgeleide stellen in het laagste kwintiel en in mindere mate in het tweede kwintiel hebben een veel hogere jaarlijkse scheidingskans dan hoogopgeleide stellen. Sterker nog, bovenin de inkomensverdeling (kwintiel 4 en 5) zijn de verschillen naar opleiding verwaarloosbaar. Een uitzondering wordt gevormd door ongehuwden met kinderen: binnen die groep hebben ook de niet-hoogopgeleide stellen met een relatief hoog inkomen een hoger scheidingsrisico.

Figuur 3. Aandeel relaties dat jaarlijks gemiddeld eindigt in een scheiding, naar huishoudenssituatie, inkomen en opleidingsniveau van de partners

De analyse waarmee de kans op scheiding wordt geschat laat zien dat opleiding en relatieontbinding sterk negatief samenhangen: hoe hoger de opleiding, hoe lager de scheidingskans. Verder zien we dat ongehuwde kinderloze paren de hoogste scheidingskans hebben, gevolgd door respectievelijk samenwonende ouders, gehuwde kinderloze stellen en ten slotte gehuwde paren met kind(eren).
Een laag inkomen vergroot het risico op scheiding vooral bij lager opgeleiden. Vooral ongehuwde ouders met kinderen die beiden een lagere opleiding én in het laagste inkomenskwintiel zitten hebben een 2,5 half keer grotere kans (bijna 5% per jaar) om uit elkaar te gaan dan stellen die beiden hoogopgeleid zijn binnen het eerste kwintiel (2% per jaar).
Kortom, de analyses laten zien dat binnen gezinnen aan de onderkant van de sociale ladder negatieve sociaaleconomische en demografische gebeurtenissen vaker samen voorkomen, terwijl aan de bovenkant materieel welzijn nauwelijks samenhangt met gezinsstabiliteit.

Tot slot

Momenteel krimpt de Nederlandse economie als gevolg van de coronacrisis en wordt verwacht dat de werkloosheid de komende tijd sterk zal oplopen. Mensen met een lager opleidingsniveau hebben hier meer last van in de zin van de kans op werkloosheid en een inkomensdaling. Dat trouwen en kinderen krijgen minder ‘stabiliserend’ is voor de partnerrelaties van lager opgeleiden ligt wellicht aan de onevenredige economische risico’s die deze gezinnen lopen. De analyses, waarbij we variatie in huishoudinkomen meenemen als extra verklaring, laten zien dat de scheidingskans onder lager opgeleiden vooral hoger is met een relatief laag inkomen. Mogelijk dat een lager inkomen een grotere wissel trekt op partnerrelaties, zeker als de hulpbronnen ontbreken om er zelf weer uit te kunnen komen. Het lijkt dat het huwelijk en gezinsstabiliteit meer een privilege of statussymbool voor hoogopgeleiden begint te worden in Nederland.

Deze studie is uitgevoerd onder een populatie paren die in 2003 zijn gaan samenwonen. Mogelijk zijn de conclusies niet helemaal hetzelfde voor stellen die recenter zijn gaan samenwonen. Toekomstig onderzoek zou meer opeenvolgende cohorten van pasgetrouwden of nieuwe samenwoners moeten omvatten om beter grip te kunnen krijgen op de verbanden die tot nu toe zijn gevonden. Het zou bijvoorbeeld interessant kunnen zijn of deze verschillen in scheidingskansen naar opleiding over de tijd verder toenemen.

Ruben van Gaalen, CBS en Universiteit van Amsterdam, e-mail: r.vangaalen@cbs.nl
Niels Kooiman, CBS, e-mail: c.kooiman@cbs.nl

Literatuur

KNAW Logo
Cookie toestemming
Deze website maakt gebruik van cookies van derde partijen voor analyse van dataverkeer. Privacyverklaring.