Meiden en ontwikkeling

24 mei 2017 | DEMOS jaargang 33, nummer 5 - mei 2017
Het levenspad van een meisje dat nu 10 jaar is zal in veel opzichten de lakmoesproef zijn voor het slagen of falen van de ontwikkelingsagenda die de Verenigde Naties voor 2030 hebben afgesproken. Dat is het kernthema van het vorig jaar gepubliceerde Wereldbevolkingsrapport 2016 van UNFPA, de bevolkingsafdeling van de VN.

NICO VAN NIMWEGEN

Die nieuwe agenda voor duurzame ontwikkeling heeft 17 concrete doelen voor de komende 15 jaar geformuleerd, zoals het uit de wereld helpen van armoede en honger, maar ook het verbeteren van onderwijskwaliteit, gelijke rechten voor mannen en vrouwen en het beter beschikbaar maken van schoon water. Het centrale punt van deze agenda is een ontwikkeling die eerlijk verdeeld is en waarbij niemand achterblijft. En voor het realiseren van die doelen over 15 jaar en het bestrijden van armoede moeten we investeren in mensen. Die tienjarigen van vandaag zijn daarbij belangrijk omdat zij op de drempel staan van volwassenheid die de komende 15 jaar vorm zal krijgen en hun verdere toekomst zal bepalen.

De keuzes die zij maken en vooral ook de mogelijkheden die zij wel of niet krijgen, in opleiding, werk, gezondheid, kunnen het verschil maken in 2030. Dat geldt natuurlijk zowel voor jongens als meisjes, maar de kansen en mogelijkheden voor meisjes zijn een stuk slechter dan voor jongens. Daarom moeten we nu vooral investeren in meiden, aldus het rapport dat in ons land op 20 oktober in de Ridderzaal aan 10 Nederlandse meiden werd overhandigd.

Wereldwijd zijn er nu 125 miljoen 10-jarigen: 60 miljoen meisjes en 65 miljoen jongens; 90 procent van de 10-jarigen leeft in minder-ontwikkelde gebieden. Dat het niet eenvoudig zal zijn om meisjes zich ten volle te laten ontplooien blijkt uit een aantal macro-indicatoren die in het rapport aan de orde komen. Zo zijn landen met een groot aandeel 10-jarigen vaak armer en kennen ze grotere inkomensongelijkheid waardoor de kansen van meisjes worden beperkt. Ook zijn er veel 10-jarigen in landen waar veel kinderarbeid is. Wat ook niet helpt is dat meer dan de helft van de 10-jarigen in landen woont waar de zogenoemde genderongelijkheid het hoogst is (zie de figuur).

Aandeel 10-jarigen en genderongelijkheid in de wereld

Aandeel 10-jarigen en genderongelijkheid in de wereldLegenda: De Gender Inequality Index (GII) rangschikt landen naar het niveau van ongelijkheid van vrouwen en mannen op drie gebieden (reproductieve gezondheid, machtsverschillen tussen mannen en vrouwen, en economische verschillen zoals ongelijke betaling Hoe meer ongelijkheid des te hoger is de score. Deze grafiek toont het aandeel 10-jarigen in gebieden met respectievelijk een laag, gemiddeld en hoog niveau van ongelijkheid.
Bron: UNFPA Wereldbevolkingsrapport 2016.

 

Al met al ziet de toekomst van de gemiddelde 10-jarige in de wereld er op dit moment niet florissant uit. Dat geldt vooral voor meisjes die een grotere kans lopen om achter te blijven dan jongens. Ga maar na: als je woont in een arm land, met grote sociaaleconomische ongelijkheid, weinig toegang tot basisvoorzieningen als onderwijs en gezondheid en grote ongelijkheid tussen vrouwen en mannen, dan is de kans groot dat je als meisje je school niet kan afmaken, in huishoudelijke en kinderarbeid verstrikt raakt, vroeg trouwt (voor je 18de) en vroeg moeder wordt met veel risico’s op het terrein van (reproductieve) gezondheid en veiligheid. Meiden lopen in grote delen van de wereld kortom een groot risico op weinig zeggenschap over hun eigen leven, welzijn en toekomst. De boodschap van het Wereldbevolkingsrapport is dat dit niet alleen slecht is voor de meiden, maar ook voor ons aller toekomst. Er is nog veel te doen in de komende 15 jaar.

Dit artikel is gebaseerd op: The State of World Population 2016, United Nations Population Fund (UNFPA), New York.

Nico van Nimwegen, NIDI, e-mail: nimwegen@nidi.nl

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.