Foto: Adrian Snood / Flickr

Seksuele en genderdiversiteit – Een overzicht van de Nederlandse regenboog

WILLEM HUIJNK & ROXY DAMEN | 31 maart 2023 | DEMOS jaargang 39, nummer 3 - maart 2023
Diversiteit en inclusie staan hoog op de politieke en maatschappelijk agenda. In beleid, media en maatschappij is er veel aandacht voor verschillende vormen van diversiteit, waaronder seksuele en genderdiversiteit. Dit artikel geeft een overzicht van de definities, omvang en opvattingen.

De acceptatie van homo- en biseksualiteit is in Nederland één van de hoogste ter wereld en ons land was voorloper bij de invoering van vele wettelijke maatregelen om gelijkwaardigheid te bevorderen. Niettemin laten recente incidenten, zoals homofobe spreekkoren tijdens voetbalwedstrijden of de mishandeling in 2021 van de 14-jarige Frédérique vanwege haar (vermeende) genderidentiteit, zien dat de inclusie en acceptatie van seksuele- en genderminderheden nog steeds niet vanzelfsprekend is.
In dit artikel geven we eerst een beknopte beschrijving van een aantal seksuele en gendergroepen (de definities). Daarna schatten we de omvang van de lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender groepen. Ten slotte kijken we hoe in de algemene bevolking aangekeken wordt tegen deze groepen.

Lhbti+, de definities

Onder de parapluterm lhbti+ worden veel verschillende seksuele en gendergroepen onderscheiden. De afkorting lhbti+ staat voor lesbisch (l), homoseksueel (h), biseksueel (b), transgender (t) en intersekse (i). De + staat voor alle andere seksuele en genderminderheden. De l, h, en b zijn de letters die betrekking hebben op seksuele oriëntatie: tot wie voelt iemand zich (op een seksuele manier) aangetrokken? Lesbische en homoseksuele personen geven aan op dezelfde sekse te vallen als dat zij zichzelf voelen; biseksuele personen voelen zich aangetrokken tot zowel mannen als vrouwen. Genderdiversiteit betreft de verscheidenheid aan uitingen en ervaringen binnen genderidentiteit en genderexpressie. Transgender of trans (t) is eveneens een parapluterm die wordt gebruikt voor de diversiteit aan personen van wie de genderidentiteit (het gevoel man, vrouw, beide of geen van beide te zijn) of de genderexpressie (het gedrag) anders is dan het geslacht dat deze persoon bij de geboorte kreeg toegewezen. Cisgender personen zijn dan personen bij wie de genderidentiteit, de genderexpressie en het geslacht dat hun bij de geboorte is toegewezen wel overeenkomen.
De i staat voor intersekse. De term intersekse kan op verschillende manieren worden uitgelegd. Intersekse verwijst naar mensen die geboren zijn met een lichaam dat niet past binnen de normatieve definities van man en vrouw. Intersekse personen worden geboren met geslachtskenmerken die niet (of niet helemaal) voldoen aan de maatschappelijke en medische normen van mannenen vrouwenlichamen.
De + ten slotte omvat allerlei verschillende soorten groepen. Hiertoe behoren bij voorbeeld nonbinaire personen, zij die zich niet thuis voelen in bestaande tweeledige hokjes als man of vrouw. Queers willen bijvoorbeeld niet gelabeld worden met een vaststaand gender en/of seksuele identiteit. De “questioning” groep omvat mensen die nog zoekende zijn naar hun seksuele en/of genderidentiteit(en). Aseksualiteit is een breed begrip en de manier waarop het ervaren wordt kan per persoon verschillen. Desondanks houden wij voor de duidelijkheid de volgende definitie aan: het ervaren van geen of weinig seksuele aantrekking naar andere personen. Bi+ is een term die verwijst naar mensen die zich aangetrokken voelen tot meer dan één geslacht of gender. Een panseksueel voelt zich bijvoorbeeld aangetrokken tot personen ongeacht de seksuele en genderidentiteiten van die personen.

Lhbti+’ers in beeld

Hoeveel lhbti+-personen zijn er in Nederland? Hoe groot de verschillende groepen precies zijn hangt af van de definitie. Bij lhbti+-personen gaat het over minstens drie aspecten: gevoel, gedrag en identiteit. Dat geldt dus ook als je op zoek gaat naar cijfers. De seksuele oriëntatie, gender-identificatie en/of de intersekse-conditie van mensen zijn niet opgeslagen in registratiegegevens. Voor schattingen van de omvang van de groepen zijn we dus hoofdzakelijk aangewezen op representatieve surveys. Echter, in dergelijke steekproefonderzoeken wordt vaak niet heel diep ingegaan op sekse, gender en/of seksuele oriëntatie en als dit al zo is, dan lopen de definities vaak uiteen. Voor seksuele oriëntatie kan bijvoorbeeld naar seksuele aantrekking, seksueel gedrag of zelfbenoeming wordt gevraagd. In verschillende surveys wordt de vraag naar seksuele oriëntatie ook niet altijd op dezelfde wijze gesteld en verschillen ook regelmatig de antwoordcategorieën waaruit men kan kiezen. Deze verschillen werken door in de cijfers over het percentage lhb’ers in Nederland en ook in de sociaal-demografische samenstelling van de groep. Deze variëren dus naar gelang de gebruikte databron.

LHB-ers

Om pragmatische redenen richten wij ons in dit artikel op de omvang en samenstelling van de groep lhbt-personen in Nederland. Voor het bepalen van de omvang van de groep van lhbpersonen daarbinnen hanteren wij de dimensie van seksuele aantrekking. Deze ligt dicht bij de oorspronkelijke definitie; aantrekking is een relatief stabiel kenmerk en de vraag ernaar is minder cultureel, sociaal of situationeel afhankelijk dan zelfbenoeming, relaties of seksueel gedrag. Schattingen over het aandeel lhb-personen in de bevolking lopen in de diverse surveys uiteen.
Voor de in de LHBT-monitor 2022 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) gebruikte databronnen geldt dat het percentage lhb-personen 5 tot 7 procent bedraagt. Dit komt redelijk overeen met eerdere inschattingen voor de algehele Nederlands bevolking. De LHBT-monitor 2016 kwam op basis van cijfers uit verschillende onderzoeken tot een schatting van 4 tot 6 procent lhb’ers. Op basis van een andere bron, de Gezondheidsenquête van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), lijkt het aandeel lhb’ers en het aandeel dat het niet weet, een andere oriëntatie heeft of geen antwoord geeft in de tijd wat toe te zijn genomen (zie figuur 1). Dit beeld is in overeenstemming met internationale cijfers.
Er zijn wel verschillen tussen de groepen gebaseerd op seksuele aantrekking. Zo zijn vrouwen vaker biseksueel dan mannen. Lesbische en homoseksuele personen zijn gemiddeld hoger opgeleid en wonen minder vaak in niet tot weinig stedelijke gebieden dan heteroseksuele personen (zie figuur 2).

Figuur 1. Seksuele oriëntatie van de bevolking van 16 jaar en ouder, 2014-2020 (in gewogen percentages)

Figuur 2. Seksuele oriëntatie van de bevolking van 15 jaar en ouder naar sociaal-demografische achtergrondkenmerken, 2019 (in gewogen percentages)

Trans-personen

Het schatten van de omvang van de groep transgender- personen in Nederland is niet eenvoudig. Onder de parapluterm ‘transgender’ vallen veel verschillende groepen en voor de schattingen wordt gebruik gemaakt van uiteenlopende onderzoeksmethoden. Er zijn geen representatieve bevolkingsstudies die vragen bevatten over transgenderachtergrond. Er zijn wel bevolkingsgegevens beschikbaar voor specifiek het deel van de bevolking dat een wijziging van hun geslachtsregistratie in de Basisregistratie Personen (het bevolkingsregister) heeft laten doorvoeren. In Nederland kunnen burgers hun geslachtsaanduiding in de Basisregistratie Personen onder bepaalde voorwaarden laten wijzigen. Op 1 juli 2014 is een aanpassing van artikel 28 van het Burgerlijk Wetboek in werking getreden, die bekend staat onder de naam ‘Transgenderwet’. Deze wet versoepelt de voorwaarden voor de aanpassing van geslachtsaanduiding, waardoor ook mensen die (nog) geen geslachtsaanpassende behandelingen hebben ondergaan hun juridische geslacht kunnen veranderen.

In totaal woonden er in 2021 in Nederland 5820 mensen die de registratie van hun geslacht hebben laten aanpassen in de Basisregistratie Personen. Op een bevolking van bijna 15 miljoen mensen van 15 jaar en ouder is dit 0,039 procent van het totaal. In 2018 was dit nog 0,026 procent en in 2015 0,014 procent; het aandeel transpersonen is dus toegenomen. Weliswaar is 2015 een jaar waarin opvallend veel wijzigingen hebben plaatsgevonden, maar ook in de jaren daarna vinden er veel meer geslachtswijzingen plaats dan gebruikelijk was in de periode voor de wetswijziging (zie figuur 3).
Deze stijging in aantallen mensen die hun geslachtsregistratie laten wijzigen valt te verklaren door de grotere groep mensen die onder de nieuwe wet in aanmerking komt voor de wijziging. Er hoeven immers geen medische handelingen meer te zijn verricht om de geslachtsregistratie te mogen wijzigen. Daarnaast zijn de stijgende cijfers ook in lijn met registratiecijfers uit genderklinieken zowel in Nederland als internationaal, waardoor een (gedeeltelijke) daadwerkelijke stijging van de aantallen in Nederland ook niet uitgesloten kan worden. De toegenomen bekendheid van transgender-personen en de mogelijkheden rondom aanpassingen van het medische en/of juridische geslacht kunnen hierbij een rol spelen.

Figuur 3. Aantal wijzigingen in geslachtsregistraties, bevolking van 15 jaar en ouder, 2006-2021 (in aantallen)

De verhouding tussen het aantal trans-mannen (mensen die hun registratie van vrouw naar man laten wijzigen) en het aantal trans-vrouwen (mensen die hun registratie van man naar vrouw laten wijzingen) is tussen 1995 en 2021 langzaam veranderd (figuur 4). In de eerste periode waren er meer wijzigingen van trans-vrouwen dan trans-mannen, maar inmiddels is dit omgedraaid. In 2020/2021 betrof 55 procent van de wijzingen een wijziging van vrouw naar man en 45 procent een wijziging van man naar vrouw. De veranderende sekseratio is in lijn met andere nationale en internationale onderzoeksbevindingen. Tegelijkertijd zijn er in 2021 absoluut gezien nog steeds meer trans-vrouwen dan trans-mannen (2990 versus 2830 personen).
Deze cijfers hebben dus alleen betrekking op de specifieke groep van personen die hun geslachtsregistratie hebben gewijzigd. De groep van transpersonen is echter groter. Een studie die gebruik maakte van de omschrijving ‘zichzelf meer als het andere geslacht ervaren’ kwam op veel hogere percentages uit (bijvoorbeeld 1,1 procent van de Nederlandse mannen). In recent onderzoek onder scholieren gaf 3 procent aan zich te identificeren met het andere gender, met geen van beide, of anders. Meisjes behoren vaker tot deze groep dan jongens.

Figuur 4. Wijzigingen geslachtsregistraties naar geslacht, bevolking 15 jaar en ouder, 1995-2021 (in procenten)

Opvattingen ten aanzien van lhbt’ers

Nederland behoort al jarenlang tot de groep landen in Europa die het meest positief over homoen biseksualiteit denkt. Ook als we de huidige opvattingen in Nederland vergelijken met die van vijftien jaar geleden, zien we een positief beeld: de acceptatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgender-personen is duidelijk toegenomen. Niettemin zijn er kanttekeningen te plaatsen bij dit optimistische beeld. De acceptatie is begrensd. Zo is er minder acceptatie als het gaat om zichtbare vormen van homo- en biseksualiteit, zoals hand in hand lopen of zoenen in het openbaar, en lijkt de houding ten aanzien van transgender-personen minder positief dan die ten aanzien van homoseksuele en biseksuele personen. Ook zijn de opvattingen die leven onder bepaalde groepen in de samenleving minder positief dan die onder andere groepen, waarbij met name (orthodox-)gelovigen het minst accepterend staan tegenover seksuele en genderdiversiteit.
Tegelijkertijd zien we bij de meest recente cijfers geen verdere toename van de acceptatie. Wat mensen vinden (of zeggen te vinden) van lhbt’ers is bovendien niet altijd hetzelfde als hoe zij zich daadwerkelijk gedragen wanneer zij te maken krijgen met lhbt’ers. Het beeld is daarnaast ook minder rooskleurig als we kijken naar de ervaringen en de leefsituatie van lhbt’ers zelf. Op het gebied van bijvoorbeeld onveiligheidsgevoelens, ervaringen met (cyber)pesten, discriminatie, psychische problemen en de werksituatie nemen lhbt’ers een slechtere positie in dan heteroseksuele cisgender personen.

Tot slot

Nederland ziet zichzelf graag als een land waarin iedereen zichzelf kan zijn, kan worden wat zij/ hij/hen wil worden en iedereen de mogelijkheden heeft om zich te ontwikkelen en bij te dragen aan de samenleving (zie bij voorbeeld de Emancipatienota 2022-2025). In de dagelijkse realiteit krijgt echter niet iedereen dezelfde kansen en voelt niet iedereen zich vrij en veilig genoeg om zichzelf te kunnen zijn. Dat vraagt blijvende aandacht voor groepen voor wie dat niet vanzelfsprekend is, zoals bijvoorbeeld de hier besproken seksuele en genderminderheden.

Willem Huijnk, Sociaal en Cultureel Planbureau, e-mail: w.huijnk@scp.nl
Roxy Damen, Erasmus Universiteit Rotterdam, e-mail: damen@essb.eur.nl

Literatuur

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.