Foto: Directie Voorlichting V&J / Flickr

Syrische vrouwen en de hordes op weg naar werk en succes

ROOS VAN DER ZWAN, ARAA AL JARAMANI & NELLA GEURTS | 26 januari 2024 | DEMOS jaargang 40, nummer 1 - januari 2024
Vrouwelijke statushouders komen in Nederland moeilijk aan het werk, terwijl zij wel graag zouden willen werken. Wat ervaren deze vrouwen zelf als de belangrijkste obstakels op weg naar de arbeidsmarkt? Ook als de ambitie groot is zijn de kansen die ze krijgen bepalend voor hun succes op de Nederlands arbeidsmarkt.

Van alle vluchtelingen die tussen 2014 en 2016 naar Nederland kwamen, vormden Syrische vluchtelingen de grootste groep. In deze periode werden 44.000 Syrische asielzoekers zogenoemde statushouder en mochten daarmee in Nederland blijven en werken. Hoewel er in de eerste jaren vooral mannen naar Nederland kwamen, volgden in 2016 en 2017 de nareizigers: de vrouwen en kinderen van deze mannen. In deze jaren lag het aandeel vrouwelijke asielzoekers uit Syrië boven de 50 procent. Nu we een aantal jaren verder zijn, zien we binnen deze groep een grote kloof in wie werkt en wie niet. Na drie tot vier jaar in Nederland had slechts 11 procent van de Syrische vrouwelijke statushouders betaald werk, bij mannen was dat 45 procent (zie de figuur). Van de vrouwen zonder werk gaf bijna 40 procent aan wel te willen werken, maar dat niet te kunnen.

Aandeel Syrische vrouwelijke en mannelijke statushouders in Nederland met betaald werk in 2019 en 2022

Recente cijfers van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten zien dat de arbeidsmarktparticipatie verder toeneemt. Dit is het geval voor alle statushouders die tussen 2014 en 2016 naar Nederland kwamen, hoewel de participatie sterker toeneemt bij statushouders uit Eritrea. Over de genderkloof in betaald werk is bij recente statushouders uit andere herkomstlanden nauwelijks iets bekend. Uit het verleden weten we wel dat naarmate statushouders langer in Nederland wonen ze vaker aan het werk zijn. Dat blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek naar statushouders die in de jaren negentig naar Nederland kwamen. Dit onderzoek van het WODC laat zien dat de arbeidsmarktparticipatie van statushouders over de tijd toeneemt, maar deze wel lager ligt dan bij andere typen migranten. Daarnaast hebben vrouwen, ook vijftien jaar na migratie, nog altijd minder vaak betaald werk dan mannen. In 2022 had 26 procent van de Syrische vrouwen in Nederland betaald werk en 69 procent van de mannen. De kloof blijft dus bestaan, net zoals bij eerdere cohorten statushouders.

De achterblijvende arbeidsmarktparticipatie van vrouwelijke Syrische statushouders roept de vraag op wat hiervan de oorzaken zouden kunnen zijn. Door middel van diepte-interviews met 25 Syrische vrouwen die na 2013 naar Nederland zijn gekomen hebben wij onderzocht wat volgens deze vrouwen zelf belangrijke hordes zijn op hun weg naar de arbeidsmarkt (zie kader p. 7). Dit start met de inburgering, en vervolgens spelen zorgtaken, onderwaardering van diploma’s en vaardigheden, en uitsluiting op de arbeidsmarkt een rol.

Horde 1: inburgering

Voor statushouders is het inburgeringstraject de eerste stap in Nederland. Hier krijgen zij les in de Nederlandse taal, leren ze over de Nederlandse samenleving én de arbeidsmarkt. Is de inburgering afgerond (dit moet binnen drie jaar) dan is het de bedoeling dat ze niet meer afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering, bijvoorbeeld door te gaan werken. De ervaring met inburgeren verschilt sterk tussen de vrouwen die geïnterviewd zijn en dat is grotendeels afhankelijk van de woonplaats. Door wachtlijsten moesten sommige vrouwen meer dan een jaar wachten voordat zij met een taalcursus konden beginnen. Dit gold met name voor de vrouwen die rond 2015 naar Nederland kwamen. Er waren ook vrouwen die te maken hadden met obstakels bij de gemeente. Onder de Wet inburgering 2013 moesten statushouders hun eigen taalcursussen regelen; dat dit ook buiten de eigen woonplaats kon, werd lang niet altijd verteld of aangemoedigd. Buiten de eigen woonplaats was het vaak mogelijk om sneller en op hoger niveau te beginnen met een taalcursus. In sommige gemeentes werd makkelijk een reiskostenvergoeding geregeld, in andere niet. Dit is voor gezinnen met weinig inkomen een essentiële vergoeding. Kortom, het leren van de taal was voor bijna alle vrouwen een belangrijk obstakel in hun leven in Nederland. De moeite die het kostte om goede taalscholing te regelen was dan ook een bron van frustratie bij een deel van de vrouwen. Zie ook het verhaal van Salwa (zie kader ervaringen van Salwa).

ERVARINGEN VAN SALWA

“Ik dacht dat je verplicht bent om de instructies van de gemeente te volgen, maar blijkbaar niet. Het duurde negen maanden voordat ik de gemeente ook overtuigd had: ik kan niet hier blijven. Ik had wel de verwachting dat ik op hoog niveau moest studeren en toen hebben ze besloten, ja, we gaan de reiskosten vergoeden, met heel erg veel moeite. En toen ben ik ingeschreven bij (naam organisatie) in een andere stad en binnen vier maanden had ik B1 en B2 gehaald.”

Salwa wilde snel de taal leren zodat ze kon starten met een studie in Nederland. In het dorp waar ze woont was alleen een cursus beschikbaar op A2-taalniveau. Eerst dacht ze dat ze geen keuze had en in haar eigen woonplaats de taalcursus moest volgen. Later kwam ze erachter dat ze zelf een taalschool kon kiezen, maar het kostte haar veel moeite om de gemeente te overtuigen dat ze op een hoger niveau Nederlands kon leren. Deze taalcursus was alleen beschikbaar in een stad in de buurt, daarvoor was een vergoeding van de reiskosten noodzakelijk. Ze had het gevoel dat haar ambities niet gezien en gehoord werden door de gemeente. Dit voorbeeld laat zien hoe een gebrek aan ondersteuning vanuit de gemeente zorgt voor vertraging op de weg naar de ideale baan.

Horde 2: zorgtaken

Naast de institutionele context is ook de gezinssituatie van invloed op een succesvolle route naar werk. De meeste vrouwen die wij spraken zijn moeders met thuiswonende kinderen. Bij deze vrouwen zijn er verschillende factoren die het moeilijker maken om aan het werk te gaan dan Syrische mannen.

De meeste moeders willen graag werken. De veertien vrouwen bij wie dit nog niet gelukt is geven hiervoor verschillende redenen. Van de vrouwen met partner, werkte deze partner bijna altijd fulltime. De zorg voor het huishouden en kinderen kwam bij het merendeel van de vrouwen die we spraken voor hun rekening. Vrouwen met jonge kinderen wilden graag de eerste periode met hun kind doorbrengen. Ze maakten weinig gebruik van kinderopvang, vooral vanwege de hoge kosten. Over het algemeen zijn de vrouwen die gebruik maakten van de kinderopvang daar positief over, hoewel ze bijna allemaal problemen hebben gehad met het (deels) terug moeten betalen van de kinderopvangtoeslag. Dit zorgde voor financiële problemen en stress. In Syrië is het gebruikelijk dat kinderen bij hun grootouders of buren blijven als de ouders werken of studeren. Dit netwerk werd door meerdere vrouwen gemist als ondersteuning op hun weg naar de arbeidsmarkt.

Naast moeders met jonge kinderen, spraken we ook een aantal oudere vrouwen die mantelzorger zijn voor hun partner. Zij hebben, net als de meeste Syrische vrouwen, nauwelijks een netwerk in Nederland die hen hierin kan ondersteunen. In de praktijk zijn ze grotendeels aan huis gekluisterd wegens de zorg voor hun partner. Dit maakt het niet alleen moeilijker om de Nederlandse taal te leren, ook het leggen van contacten met anderen is lastig.

De verantwoordelijkheid voor het huishouden en de zorg voor naasten is daarmee een belangrijke horde op weg naar werk. Ook werk vinden met werkuren die passen bij de eigen voorkeuren werd genoemd als obstakel. Werkuren onder schooltijd hebben de voorkeur, maar dat soort werk werd meestal niet gevonden. Niet alleen werk, maar ook een (nieuwe) opleiding wordt met name onder moeders als een te grote tijdsinvestering gezien, zie ook het verhaal van Nuha (zie kader ervaringen van Nuha). Dit terwijl een dergelijke opleiding voor sommigen wel noodzakelijk bleek voor het vinden van een baan op het gewenste niveau.

ERVARINGEN VAN NUHA

“Ik heb in Syrië Engelse literatuur gestudeerd. En ik was docent Engels, dus ik dacht: ik ga hier iets nog studeren met Engels of gewoon werken, maar hier is het anders. Je moet alle diploma’s opnieuw halen. Ik hou van Engels, Engelse teksten en zo, maar ik zie dat ik heel veel moet studeren, heel veel onderzoek doen. Ik hou daarvan, maar met één kind, toen dacht ik: het gaat niet lukken.”

Nuha rondde met hulp van het UAF (Stichting voor Vluchteling-Studenten) een MBO-4 opleiding af en werkt nu als intercultureel ouderschapscoach. Ze heeft deze richting gekozen omdat een studie Engels – wat aansluit bij haar ervaring in Syrië – niet te combineren zou zijn met haar onbetaalde zorgtaken in huis. Dit voorbeeld laat zien dat de zorgaken van vrouwen de keuzes in studie en werk beïnvloeden.

Horde 3: onderwaardering diploma’s en vaardigheden

Van de vrouwen die in Syrië of een ander land gestudeerd hebben, is een logische vervolgstap om hun diploma’s te laten waarderen in het Nederlandse systeem. Veel van de vrouwen die wij hebben gesproken is dat gelukt. Er zijn echter grote verschillen in het onderwijssysteem in Nederland en in Syrië. Dit betekent dat een universitaire studie in Syrië vaak wordt gewaardeerd als een bachelor/hbo-diploma in Nederland. Veel van de vrouwen met een universitaire studie konden in Nederland niet op hun oude niveau aan de slag: daarvoor zouden zij opnieuw moeten studeren. Er wordt dan vaak een alternatieve route gekozen, zie ook het verhaal van Nuha (kader ervaringen van Nuha).

Meteen instromen in een masteropleiding kan echter zelden. Na het inburgeringstraject is de route vaak: eerst het Nederlands beheersen op taalniveau B1 of B2, dan een schakeljaar, premaster of bacheloropleiding volgen. Pas daarna kunnen ze beginnen met een master. Dit kost minstens twee jaar, maar vaak langer. Maar weinig van de vrouwen die wij spraken zijn een dergelijk traject aangegaan. Ze geven aan dat dit té lang duurt voor ze dan aan het werk kunnen en ze bovendien alsnog geen zekerheid hebben op een baan. Deze vrouwen hebben in Syrië al jaren gestudeerd, hebben voor hun gevoel de juiste vaardigheden en zien het daarom niet zitten om terug de schoolbanken in te gaan. Dit zijn met name vrouwen boven de dertig jaar.

Ook noemen veel vrouwen dat ze het niet zien zitten een studie te volgen waarin ze grotendeels moeten leren wat ze al weten. Drie van de vrouwen die we spraken hebben bijvoorbeeld Engelse literatuur gestudeerd in Syrië. Ook in een dergelijk traject is de Nederlandse taal een obstakel, die men voldoende moet beheersen wanneer de opleiding alleen in het Nederlands wordt aangeboden.

Horde 4: beperkte aansluiting op de arbeidsmarkt

Hoewel van de werkende vrouwen de grote meerderheid tevreden is met hun baan, hadden ze bijna allemaal andere wensen en verwachtingen op het gebied van werk toen ze in Nederland aankwamen. Deze wensen gingen zowel over het niveau en de inhoud van de functie die niet voor iedereen haalbaar bleek (zie horde 3) alsook de manier van werken en het contact met collega’s. Wanneer bleek dat een aanvullende opleiding in Nederland nodig was gingen vrouwen hier op verschillende manieren mee om. Ongeveer de helft van de werkende vrouwen heeft een studie afgerond in Nederland. Deze vrouwen hebben hierna een baan gevonden die ze leuk vinden, al ging dit vooralsnog om banen onder hun niveau, banen in een heel ander vakgebied en functies waarbij het krijgen van meer uren of een vast contract lastig is. Een aantal vrouwen is als zzp’er aan de slag gegaan. Voor alle vrouwen geldt dat dit een lang proces was: het leren van de taal, uitzoeken hoe het systeem in Nederland werkt en wat ze willen en haalbaar is.

Daarnaast waren er ook onvervulde verwachtingen wat betreft omgang en contact met Nederlandse collega’s. Veel vrouwen kwamen (sociale) uitdagingen op de werkvloer tegen, zie bijvoorbeeld het verhaal van Jamila (zie kader ervaringen van Jamila). Soms is er moeizaam contact met collega’s waarbij vrouwen niet ervaren dat ze erbij horen, of heeft men moeite om te achterhalen hoe de cultuur van de organisatie in elkaar zit.

ERVARINGEN VAN JAMILA

“Het had echt invloed op mij, omdat het mijn eerste baan in Nederland was. Waarom zijn zij zo met mij omgegaan? Ik begrijp dat niet en ik durf het niet te vragen. Ik wilde geen problemen maken met mensen, vooral niet tijdens mijn eerste baan. Ik vind het veiliger voor mij om te vertrekken, om een andere omgeving te zoeken. En toen kwam ik bij (naam organisatie). Ik blijf hetzelfde, maar mensen gaan op een andere manier met mij om. Echt anders. Ze gaven mij vertrouwen in mijn werk.”

Jamila heeft in Nederland een studie afgerond en vond een passende baan. Op de werkvloer bleek dat ze haar draai niet kon vinden en niet door alle collega’s werd geaccepteerd. Op het moment van het interview had ze net een nieuwe baan. Ze werkt nu als assistent in een laboratorium en is blij na al die tijd haar droombaan in Nederland te hebben gevonden. Het voorbeeld laat zien dat het als erg lastig wordt ervaren om uitsluiting op de werkvloer aan te kaarten.

Tijd, geld en ondersteuning

Uit de interviews blijkt dat er niet één hoofdreden is voor de lage arbeidsmarktparticipatie onder Syrische vrouwen in Nederland. Duidelijk is dat het niet (alleen) een kwestie is van willen, maar ook van kunnen en de kans krijgen. We hebben de vrouwen zelf gevraagd wat de route naar werk makkelijker zou maken. Ze willen graag meer tijd, geld en ondersteuning bij het leren van de Nederlandse taal en de voorbereiding op de arbeidsmarkt. Het leren van de taal kan al beginnen in asielzoekerscentra en zou ook na het behalen van de inburgeringsexamens ondersteund moeten worden, daar zijn alle vrouwen het wel over eens. De inburgeringsperiode was voor bijna niemand voldoende om de taal genoeg te beheersen om te starten met een opleiding of werk. Na de inburgeringscursussen was er vaak weinig mogelijkheid om de taal te oefenen. Daarnaast is er geen studiefinanciering beschikbaar voor mensen boven de dertig jaar. Zonder studiefinanciering is het voor deze groep vrouwen financieel moeilijk, zoniet onmogelijk om een studie te volgen. Een concrete aanbeveling is om studiefinanciering via DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) voor statushouders boven de 30 jaar beschikbaar te maken. Daarnaast kunnen leer-werktrajecten, op verschillende opleidingsniveaus, bijdragen aan een snellere deelname op de arbeidsmarkt. Zulke trajecten sluiten beter aan bij volwassenen met een diploma en werkervaring. Daarnaast dragen zij ook bij aan het oplossen van de krapte op de arbeidsmarkt.

Bij dit alles is het zeker van belang om rekening te houden met genderrollen en zorgtaken. Enerzijds door extra ondersteuning te bieden aan gezinnen met jonge kinderen in huis, bijvoorbeeld door heldere en begrijpelijke informatie over de kinderopvang en toeslagen. Anderzijds door het bevorderen van het bewustzijn over genderrolverhoudingen bij statushouders, bij beleidsmakers, medewerkers bij gemeentes en anderen die met statushouders werken. Uit eerder onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat sommige gemeenten meer investeren in de begeleiding naar werk van mannelijke dan van vrouwelijke statushouders. Bewustwording van en aandacht voor genderrolpatronen bevordert de onderlinge communicatie en kan een mismatch in wederzijdse verwachtingen voorkomen. Het is een van de stappen om vrouwelijke statushouders beter te bereiken en te begeleiden naar de arbeidsmarkt.

Roos van der Zwan, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: zwan@nidi.nl
Araa Al Jaramani, NIDI-KNAW/Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: araajaramani@gmail.com
Nella Geurts, Radboud Universiteit Nijmegen, e-mail: nella.geurts@ru.nl

Literatuur

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.