Vergrijzing vakbonden

25 september 2018 | DEMOS jaargang 34, nummer 8 - september 2018
Het ledenbestand van vakbonden vergrijst al jaren, maar dat doet de structuur van de bevolking ook. Waarin verschilt de algemene demografische ontwikkeling van die van grote vakbonden zoals de FNV?

HARRY VAN DALEN

De FNV verkeert in zwaar weer: onlangs kondigde directeur Geerdink aan dat het einde van het vermogen in zicht komt als er niets gebeurt. Vermogen dat essentieel is om stakingen van te kunnen betalen. Daarom kondigde de bond aan dat 250 medewerkers het veld moeten ruimen. Het vakbondsbestand is al jaren aan het vergrijzen, maar dat doet de bevolking ook. Het grote verschil is dat jongere leden (45 jaar en jonger) sterk ondervertegenwoordigd zijn en ouderen sterk oververtegenwoordigd (zie figuur 1). En dat is al jaren zo. Daarnaast meldde de directeur dat de organisatiegraad van het FNV – dus hoe representatief is men voor de werkenden in de branche – gedaald is tot 10 procent, terwijl dit landelijk in de periode 2012-2016 nog 19 procent bedroeg.

Figuur 1. Leeftijdsstructuur vakbonden versus werkzame beroepsbevolking in 2017

De zorgen zijn duidelijk: bonden zijn een slechte afspiegeling van de bevolkingsstructuur, alleen nu komt het moment dat de financiering van het vakbondswerk echt onder druk staat. Door de vergrijzing zullen de FNV-inkomsten dalen, omdat een gepensioneerde 99 euro per jaar betaalt en een werknemer afhankelijk van zijn inkomen tussen de 99 en 198 euro per jaar. In dat opzicht is het goed te verklaren waarom de FNV in financiële problemen komt: over de laatste jaren is het aandeel werkzame oudere leden (45-65 jaar) stabiel gebleven terwijl het aandeel werkzame leden in de leeftijd 25-45 jaar sterk is afgekalfd en de groep gepensioneerden (65 plus) die met korting lid zijn sterk is gegroeid (zie figuur 2).

Figuur 2. Verloop van de leeftijdsstructuur van het FNV-ledenbestand, 1999-2017

Dit patroon is ook terug te zien bij andere grote vakbonden. Het is in zekere mate de tragiek van vakbonden: juist in een arbeidsmarkt die zich beweegt in de richting van decentralisatie (meer flex-contracten, zzp-ers) zou men verwachten dat het belang van collectieve vertegenwoordiging groeit. Recente cijfers van TNO laten zien dat de meeste werknemers – jong én oud – vakbonden belangrijk vinden. Blijkbaar is er wel waardering, maar niet sterk genoeg om lid te worden van een vakbond. Tegelijkertijd is deze decentralisatie van belangen ook een reflectie van individualisering in de maatschappij: “Ik doe het wel zelf”. Wie voor korte termijn en eigen gewin gaat zal weinig zien in lidmaatschap van een vereniging die gedomineerd wordt door ouderen en bijbehorende thema’s, ook al doen de bonden nog zo hun best om hun brede palet aan diensten aan te bieden.

Harry van Dalen, NIDI en Tilburg University, e-mail: dalen@nidi.nl

Literatuur

Steege, D. ter, E. van Groenigen, R. Kuijpers en J. van Cruchten (2012),
Vakbeweging en organisatiegraad werknemers. Sociaaleconomische trends (4), pp. 9-25.
KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.