De variatie tussen landen in wat werkende gepensioneerden doen en hoe zij zichzelf zien is echter groot. In de meeste landen, waaronder Nederland, zien gepensioneerden werken na pensioen als een aardige aanvulling op hun pensioen en niet als een verlenging van hun carrière als werkende.
ELLEN DINGEMANS & KÈNE HENKENS
Zowel in Nederland als in de ons omringende landen is de overgang van werk naar pensioen dynamischer geworden. Gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten bijvoorbeeld zien dat het aandeel van de Nederlandse 70 tot en met 74-jarigen dat nog actief is op de arbeidsmarkt tussen 2003 en 2018 is gestegen van drie naar zeven procent. Van mannen in die leeftijdsgroep is 11 procent nog actief in werk, terwijl vier procent van de vrouwen op die leeftijd betaald werk doet. Nederland staat daarin niet alleen. Ook in andere Europese landen is een vergelijkbare trend te zien in de toename van het aandeel gepensioneerden dat actief is in een betaalde baan.
In dit artikel gebruiken we gegevens van een groot landen-vergelijkend onderzoek, de ‘Survey of Health, Ageing and Retirement in Europe’ (SHARE, zie kader), om meer licht te werpen op het fenomeen van werkende gepensioneerden in Europa. Hoeveel uren spenderen zij nog aan betaald werk in een gemiddelde week en zijn ze in loondienst of werken ze als zelfstandige? En hoe zien deze gepensioneerden zichzelf – beschouwen zij zichzelf überhaupt wel als gepensioneerd of is hun identiteit juist sterk verbonden met hun werk? Voor alle duidelijkheid, we definiëren in dit artikel werkende gepensioneerden als degenen die naast hun pensioen ook inkomen uit werk ontvangen.
Europese verschillen
Gegevens van het SHARE-project laten zien dat gemiddeld 11 procent van de gepensioneerden in de leeftijd 65 tot en met 74 jaar actief is op de arbeidsmarkt. De variatie tussen de landen is echter groot. Figuur 1 laat zien dat werken na pensioen vrij uitzonderlijk is in landen zoals Slovenië, Griekenland, Luxemburg en Spanje. Ook in Italië, Polen en Frankrijk is niet meer dan een op de 20 gepensioneerden actief in betaald werk. In Zwitserland, Zweden en Estland is het gedeelte van de gepensioneerden dat werkt veel groter. Ongeveer 20 procent van de gepensioneerden in deze landen verricht nog betaald werk. Nederland bevindt zich met negen procent in de middenmoot.
Figuur 2 toont het gemiddeld aantal uren dat wordt gewerkt, waarbij aangetekend moet worden dat voor een aantal landen uit figuur 1 het aantal werkende gepensioneerden in de data te laag is om het verder uit te kunnen splitsen. Met uitzondering van Spanje, Italië en Estland is werken na pensioen iets dat overwegend in deeltijd gebeurt. De figuur laat zien dat in Oostenrijk, Duitsland en Zwitserland de meerderheid een kleine parttimebaan heeft (hoogstens twee dagen). Ook in Nederland werkt de meerderheid van de gepensioneerden maximaal twee dagen per week. Voor Nederland is dit wellicht niet zo verrassend, aangezien Nederland bekend staat als kampioen deeltijdwerken. In de andere landen is deeltijdwerk echter veel minder gangbaar. Ongeveer 20 procent van de werkende gepensioneerden in Nederland is actief in een voltijdsbaan. In landen als Estland, Spanje en Italië is het veel gebruikelijker om nog voltijds te werken na pensioen. Estland en Spanje staan daarmee aan kop, met ruim 65 procent. Het grote verschil tussen deze landen is dat in Estland men niet alleen veelal voltijds werkt, maar werken na pensioen is een vaak voorkomend verschijnsel. In Italië en Spanje is de rol van werkende gepensioneerden op de arbeidsmarkt veel kleiner.
In loondienst of als zelfstandige
De meerderheid van de Europese werkende gepensioneerden werkt in loondienst. Echter, het percentage mensen dat als zelfstandige werkt is hoog. Het aandeel zelfstandigen varieert van 12 procent in Estland tot 82 procent in Italië (figuur 3). Dit zijn veel hogere percentages dan in de bevolking onder de 65 jaar. Zelfstandigen vindt men in alle sectoren, maar relatief veel in de sector landbouw en relatief weinig in het openbaar bestuur. In Nederland werkt ongeveer de helft van de werkende gepensioneerden als zelfstandige. De groep oudere zelfstandigen is divers. Enerzijds gaat het om mensen die hun hele loopbaan als zelfstandige hebben gewerkt en die ook doorwerken na de pensioengerechtigde leeftijd. In tegenstelling tot mensen in loondienst zijn zelfstandigen immers niet gebonden aan een verplichte pensioenleeftijd, die in de meeste landen gangbaar is. Doorwerken als zelfstandige na pensioen heeft niet alleen te maken met intrinsieke motivatie – men vindt het werk leuk of boeiend – maar houdt ook verband met het feit dat veel zelfstandigen niet genoeg gespaard hebben voor een goed pensioen. Anderzijds zijn er ook mensen die altijd in loondienst hebben gewerkt en na hun pensionering kiezen voor een doorstart als zelfstandige. Recent onderzoek van Damman en Van Solinge laat zien dat het bij deze groep zelfstandig ondernemers in Nederland overwegend gaat om hoogopgeleide ouderen met een aanzienlijk financieel vermogen.
Gepensioneerd of werkend?
Gepensioneerd zijn is in de bovenstaande statistieken gedefinieerd als het ontvangen van een pensioenuitkering. Werkende gepensioneerden zijn gedefinieerd als degenen die naast hun pensioen ook inkomen uit werk ontvangen. Het is de vraag hoe deze definitie zich verhoudt tot de eigen beleving van deze groep ouderen. Ziet men zichzelf als gepensioneerde of ziet men zich in de eerste plaats als werkende? Een antwoord op deze vraag geeft een indicatie of het werk vooral wordt gezien als een voortzetting van de arbeidsloopbaan over de drempel van de pensioenleeftijd, of dat het betaald werk wordt gezien als een activiteit om de pensioentijd invulling te geven. Aan de respondenten is gevraagd ook zelf aan te geven hoe men de eigen arbeidsstatus ziet. Men mocht slechts één antwoord kiezen en wordt daardoor geforceerd tot een keuze hoe zij zichzelf zien: gepensioneerd of werkend?
Figuur 4 laat zien dat in de meeste landen de overgrote meerderheid van de werkende gepensioneerden zichzelf in de eerste plaats als gepensioneerde ziet. In Nederland is dat ruim 65 procent. Toch identificeert ook bijna 30 procent zich vooral met de rol van werkende, ondanks dat zij een pensioeninkomen ontvangen. In Estland is dat heel anders. Daar zien veel mensen zich vooral als werkenden. Daar is werken in combinatie met pensioeninkomen ook gebruikelijk en vaak in voltijdse banen bij een werkgever (zie eerdere figuren). Natuurlijk zien gepensioneerden die veel uren maken zichzelf vaker als werkende en niet als gepensioneerde. Toch is dat verband minder eenduidig dan je op het eerste gezicht zou verwachten. Zelfs bij gepensioneerden met een kleine deeltijdbaan ziet een op de zes respondenten zich vooral als werkende. Dit laat zien hoe belangrijk werken is voor de identiteit van deze mensen. Echter, men meet de eigen status ook af aan de verhouding tussen inkomen uit werk en pensioen: hoe meer pensioeninkomen men ontvangt, hoe kleiner de kans dat iemand zichzelf als werkende beschouwt.
Conclusie
Terwijl de aandacht in de pensioendiscussie vooral uitgaat naar het werken tot de officiële pensioenleeftijd vindt op de achtergrond een belangrijke andere verschuiving plaats. Geleidelijk neemt het aandeel mensen dat na hun pensionering op een of andere manier actief blijft op de arbeidsmarkt toe. Deze ontwikkeling wordt enerzijds gedreven doordat huidige generaties ouderen gezonder en hoger opgeleid zijn dan voorgaande generaties. Anderzijds dwingt onvoldoende pensioeninkomen veel ouderen tot het doen van betaald werk. Deze balans tussen de noodzaak om te werken na pensioen verschilt per land. Eerder onderzoek heeft laten zien dat in Nederland positieve intrinsieke motieven de overhand hebben bij de beslissing om te werken na pensioen. In veel andere landen met pensioensystemen die lagere pensioenuitkeringen bieden is werken na pensioen vanuit een financiële noodzaak veel gebruikelijker. Hoe groot de verschillende groepen zijn zal voor een groot deel samenhangen met de kwaliteit van het pensioenstelsel van een land. De hier gepresenteerde landen met de hoogste aandeel werkende gepensioneerden (Zwitserland, Zweden en Estland) kenmerken zich volgens OESO-cijfers bijvoorbeeld door gemiddelde uitkeringsniveaus voor gepensioneerden die beduidend onder het EUgemiddelde liggen. Maar ook de toegang tot de arbeidsmarkt voor gepensioneerden speelt een belangrijke rol. Voor veel Europese werkgevers heeft het rekruteren van mensen boven de pensioenleeftijd weinig prioriteit.
Ellen Dingemans, Het PON Tilburg, e-mail: e.dingemans@hetpon.nl
Kène Henkens, NIDI en UMCG, Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: henkens@nidi.nl
Literatuur
- Damman, M. & H. van Solinge (2018),
- Self-employment among older individuals in the Netherlands. Tilburg: Netspar Discussion paper DP 05/2018-028.
- Dingemans, E. & K. Henkens (2019),
- Working conditions in post-retirement jobs: A European comparison. Tilburg: Netspar Design paper 114.
- Dingemans, E. & K. Henkens (2019),
- Working after retirement and life satisfaction: Cross-national comparative research in Europe. Research on Aging, 41, pp. 1-22.
- Dingemans, E., K. Henkens, & H. van Solinge (2017),
- Working retirees in Europe: Individual and societal determinants. Work, Employment & Society, 6, pp. 972–991.
- OESO (2016),
- Net pension replacement rates. Parijs: OESO.
- Smulders, P. & W. van der Torre (2017),
- Werknemers en zelfstandigen in Nederland en Europa. Economisch Statistische Berichten, 102 (4754S), pp. 57-60.