Wat gaan we doen met pensioen?

MARIA EISMANN | 27 november 2020 | DEMOS jaargang 36, nummer 10 - november / december 2020
Hoe ziet het dagelijks leven van mijn pensioen eruit? NIDI-onderzoek laat zien dat oudere werknemers als ze aan hun pensioentijd denken vooral plannen hebben voor zelfontplooiing. Werken na pensioen is wel het laatste waar men aan denkt.

Bij het woord ‘pensioenplanning’ denken veel mensen aan financiële plannen. Deze reactie is niet zo gek door alle commotie over pensioenkortingen en de verhoging van de AOW-leeftijd. Echter, pensionering brengt ook andere uitdagingen met zich mee waar men op voorbereid moet zijn. Internationaal onderzoek laat zien dat oudere werknemers die goed voorbereid zijn op de emotionele en sociale aspecten van het niet meer werken zich sneller aanpassen, tevredener zijn met hun pensioen en vaak een betere gezondheid hebben dan hun leeftijdsgenoten die voor hun pensioentijd alleen maar vage of helemaal geen plannen hebben. Plannen vraagt echter verbeeldingskracht en de vraag doemt op of oudere werknemers in Nederland wel een idee hebben hoe hun dagelijkse leven als gepensioneerde eruitziet, en waar zij hun tijd aan willen besteden?

Het NIDI ondervroeg in 2015 meer dan zesduizend werknemers van 60 jaar en ouder over de plannen voor hun pensioentijd. Hierbij werd gevraagd of werknemers plannen hebben om als gepensioneerde tijd te besteden aan een twaalftal verschillende activiteiten op het gebied van werk, maatschappelijke betrokkenheid, sociale contacten, en zelfontplooiing. Deelnemers aan het onderzoek konden aangeven dat zij “geen plannen”, ”vage plannen”, of ”duidelijke plannen” voor een bepaalde activiteit hebben (zie figuur). Werknemers hadden duidelijke plannen voor gemiddeld ongeveer drie van de genoemde activiteiten.

Opvallend is dat er grote verschillen zijn in de populariteit van de verschillende soorten activiteiten. Werk behoort daar duidelijk niet toe, hoewel de instemming of afkeuring van de partner hier een grote rol in speelt. Toch is het algemene beeld dat weinig oudere werknemers van plan zijn om na hun pensioen op een of andere manier door te gaan met werken. Slechts vijf procent van de oudere werknemers heeft duidelijke plannen om betaald werk te blijven doen, vier procent plant om als zelfstandige of zzp-er te werken en drie procent plant om hand- en spandiensten op het oude werk te doen. De geringe belangstelling voor werk staat in schril contrast met de plannen voor maatschappelijke activiteiten en sociale contacten. Een derde van de deelnemers heeft duidelijke plannen om meer tijd met hun familie door te brengen en 30 procent van de deelnemers ziet zich als vrijwilliger actief zijn. Activiteiten die zelfontplooiing bevorderen zijn echter veruit het meest populair. Veel deelnemers hebben duidelijke plannen om hobby’s op te pakken (47%), veel te sporten en te bewegen (40%), en creatief bezig te zijn (36%). Investeren in kennis hoort daar echter niet bij want slechts 13 procent wil cursussen gaan volgen. Uiteraard zijn er verschillen naar opleiding, maar deze zijn niet groot genoeg om een ander beeld te schetsen: 2 procent van de werknemers met alleen lagere school hebben duidelijke cursusplannen, tegenover 24 procent van de universitair geschoolden. Kortom, als de gemiddelde oudere werknemer denkt aan de pensioentijd dan is dat vooral een tijd van zelfontplooiing en -verstrooiing.

Maria Eismann, NIDI-KNAW en Rijksuniversiteit Groningen, e-mail: eismann@nidi.nl

Literatuur

KNAW Logo
Cookie consent
This website makes use of third party cookies for traffic analysis. Privacy statement.